der Magen = de maag
das Ohr = het oor
das Gesicht = het gezicht
die Brust = de borst
der Nacken = de nek
der Körper = het lichaam
die Lippe = de lip
die Zunge = de tong
die Kopfschmerzen = de hoofdpijn {mv}
der Sonnenbrand = de zonnebrand
die Erkältung = de verkoudheid
der Schnupfen = de verkoudheid
die Ohrenentzündung = de oorontsteking
der Hals = de keel
Die Schulter tut mir weh. = Mijn schouder doet pijn.
die Tabletten = de pillen
der Durchfall = de diarree
die Gehirnerschütterung = de hersenschudding
das Schienbein = het scheenbeen
der Ellenbogen = de elleboog
der Rücken = de rug
der Po = het achterwerk
das Bein = het been
das Knie = de knie
der Knöchel = de enkel
die Zehe = de teen
der Fuß = de voet
der Nagel = de nagel
die Halsschmerzen = de keelpijn {mv}
die Rückenschmerzen = de rugpijn {mv}
die Grippe = de griep
brechen, gebrochen = breken; gebroken
die Infektion = de infectie
Hier tut es weh. = Hier doet het pijn.
zum Arzt gehen = naar de dokter gaan
das Rezept = het recept
verstauchen, verstaucht = verstuiken; verstuik
die Apotheke = de apotheek
die Wade = de kuit
die Schulter = de schouder