Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Vocabulaire 2000

1 Le logement

Jaar 1

un(e) concierge = een conciërge
un bungalow = een bungalow
une résidence = een verblijfplaats
une façade = een gevel
un balcon = een balkon
un vestibule = een hal
un vestiaire = een vestiaire
un intérieur = een interieur
un living = een living
un plafond = een plafond
un parquet = een parketvloer
un buffet = een buffet
un dressoir = een dressoir
un divan = een divan
un fauteuil = een zetel
un sofa = een sofa
un aquarium = een aquarium
la céramique = het aardewerk
la faïence = het aardewerk
le luxe = de luxe
le confort = het comfort
confortable = comfortabel
une douche = een douche
le sanitaire = het sanitair
un radiateur = een radiator; een verwarming
un ventilateur = een ventilator
la ventilation = de luchtverversing
une terrasse = een terras
une véranda = een veranda
un gazon = een gazon; een grasperk
un seuil = een drempel
une entrée = een hal
un portemanteau = een kapstok; een klerenstand
un couloir = een gang
un corridor = een gang
une salle à manger = een eetkamer
une nappe = een tafellaken
une salle de séjour = een woonkamer
un séjour = een woonkamer
une cheminée = een schouw
un feu ouvert = een openhaard
un meuble = een meubel
une lampe = een lamp
un tapis = een tapijt
une moquette = een vast tapijt
un cendrier = een asbak
un vase = een vaas
un bocal = een bokaal
une chambre (à coucher) = een (slaap)kamer
un drap = een laken
un oreiller = een hoofdkussen
une garde-robe = een kleerkast
un réveil = een wekker
les toilettes = de wc
un bain = een bad
un miroir = een spiegel 
une glace = een spiegel
un lavabo = een wastafel
un sèche-cheveux = een haardroger
un peigne = een kam
un réfrigérateur = een koelkast
un frigo = een koelkast (fam)
un congélateur = een diepvriezer
un four = een oven
une casserole = een kookpot {met steel}
une marmite = een kookpot {met oren}
une poêle = een braadpan
un mixer; un mixeur = een mixer; een keukenmixer
un grille-pain = een broodrooster
un ouvre-bouteille = een flesopener
un ouvre-boîte = een blikopener
le papier alu(minium) = de aluminiumfolie
un évier = een gootsteen; een spoelbak
la vaisselle = de vaat
un lave-vaisselle = een vaatwasmachine; een afwasmachine
une machine à laver = een wasmachine
les ciseaux (m.pl) = de schaar
une paire de ciseaux = een schaar
une aiguille = een naald
une épingle = een speld
une machine à écrire = een schrijfmachine
une corbeille à papier = een papiermand
le scotch = de plakband
un autocollant = een sticker; een zelfklever
une étagère = een boekenrek; een rek
un débarras = een berghok
un aspirateur = een stofzuiger
un balai = een bezem
une brosse = een borstel
les ordures (f.pl) = het vuilnis
une poubelle = een vuilnisbak; een vuilbak
une échelle = een ladder
un seau = een emmer
une éponge = een spons
un escalier = een trap
un palier = een overloop
une cave = een kelder
un grenier = een zolder
un toit = een dak
les fondations = de grondvesten; de fundering
une cabane = een hut
un banc = een bank
un bidonville = een sloppenwijk
le logement = de huisvesting
un logement = een woning; een logement
un studio = een eenkamerwoning; een studio
un étage = een verdieping
un immeuble = een flatgebouw
une tour = een torenflat
la tour = de toren
une marche = een trede
un ascenseur = een lift
louer = (ver)huren
le loyer = de huur(prijs)
posséder = bezitten
une possession = een bezitting
la propriété = het eigendom
le propriétaire = de eigenaar
le locataire = de huurder
appartenir à = toebehoren aan; eigendom zijn van
un habitant = een bewoner
une allée = een oprit
habiter = wonen
déménager = verhuizen
un déménagement = een verhuizing
arranger = inrichten
ménager, ménagère = huishoudelijk; huishoud-
un pavillon = een huisje met tuintje
une pièce = een plaats
le chauffage = de verwarming
une grille = een hek; een metalen omheining
disponible = beschikbaar, vrij
la grille = het hek; het poortje
fermer à clé = op slot doen
la clé = de sleutel
la serrure = het slot
la boîte aux lettres = de brievenbus
meublé = gemeubeld
un rez-de-chaussée = een benedenverdieping; een gelijkvloers
un siège = een zetel; een stoel
le sol = de vloer; de grond
un coussin = een kussen
un ordre = een orde
un désordre = een wanorde
rangé(e) = ordelijk; op zijn plaats
le chaos = de chaos
la poussière = het stof
une fuite = een lek
une conduite = een leiding
boucher = verstoppen
déboucher = ontstoppen
tapisser = behangen
un tapissier = een behanger
un décorateur = een decorateur
décorer = decoreren; schilderen en behangen
le papier peint = het behangpapier
la décoration = de decoratie; de inrichting
un rideau = een gordijn
un bouquet = een boeket; een ruiker
un pot = een pot
un bibelot = een siervoorwerp; een snuisterij
ranger = opruimen
un appareil = een apparaat
un plomb = een zekering
un fusible = een zekering
brancher = aansluiten
la fiche = de stekker
la prise (de courant) = het stopcontact
le fil = de draad
la rallonge = de verlengdraad
le tiroir = de lade
un éclairage = een verlichting
éclairer = verlichten
un interrupteur = een schakelaar
une couverture = een deken
le couvercle = een deksel
la fenêtre = het raam
la vitre = de ruit
la poignée = de kruk; de klink; het handvat
un robinet = een kraan(tje)
un tuyau d'arrosage = een tuinslang
la lessive = de was

Ingezonden op 28-11-2009 - 6085x bekeken.
Waardering 9.4 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Vocabulaire 2000

1 Le logement