Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Disco, deel 1

1234567891 Alle Woordjes Boek 1 H1 t/m H16

Jaar 2 (Gymnasium)

abesse = afwezig zijn
accepi = pf van accipere; ontvangen
accidere = gebeuren
accidit = pf van accidere
ad + acc = naar
addere = toevoegen
addidi = pf van addere
adeo = zo
adii = pf van adire
adire = gaan
affirmare = verzekeren
agere = voeren, leiden
alienus = vreemd, andermans
aliquando = soms
alius = ander
altus = hoog, diep
amare = beminnen
amica = vriendin
amor, ores = liefde
an = of
anima = ziel
animum attendere = de aandacht richten (op)
animus = hart
animus = hart, geest
annus = jaar
ante = voor
antea = eerder
anxius = bang, angstig
aperire = openen
apparere = verschijnen
apparui = pf van apparere
appropinquare = naderen
ara = altaar
arbor, arbores = boom
arma = wapens
armatus = gewapend
aspicere/io = aanschouwen, zien
audere = durven
audire = horen
aura = lucht
aurum = goud
autem = echter
auxilium = hulp
avertere = afwenden
averti = pf van avertere
avis = vogel
avus = grootvader
bellum = oorlog
bene = goed {bijwoord}
bonus = goed
cadere = vallen
cadere = vallen, dood neervallen
caelum = hemel
capere/io = nemen
carere+ abl = missen
carus = lief
causa = oorzaak, reden
celare = verbergen
cena = maaltijd
circumspicere = rondkijken
cito = snel
clam = stiekem
clamor, ores = geschreeuw
claudere = sluiten
coegi = pf van cogere
coepi= ik begin; ik begon
cogere = dwingen
cogitare = (na)denken
colere = vereren
colere = verzorgen, vereren
complere = vullen
condere = opbergen, stichten
condere = verbergen
condidi = pf van condere
coniunx, iuges = echtgenoot
consedi = pf van considere
considere = gaan zitten
consilium = besluit; plan
consistere = blijven staan
consulere = raadplegen
conubium = huwelijk
convenire = samenkomen
cor, corda = hart
credere = geloven
culpa = schuld
cum + abl = met
cum = wanneer
cum = wanneer, toen
cupere/io = verlangen, willen
cur = waarom
cura = zorg
curare = zorgen (voor + acc)
dare = geven
de + abl. = vanaf
dea = godin
decepi = pf van decipere/io
decipere/io = bedriegen
dedecus, dedecora = schande
dedi = pf van dare
dedidi = pf van dedere
deicere/io = naar beneden gooien
deieci = pf van deicere/io
deinde = vervolgens
delere = vernietigen
deponere = neerzetten, afleggen
deposui = pf van deponere
deprehendere = betrappen, grijpen
deprehendi = pf van deprehendere
deserere = verlaten
deserui = pf van deserere
desiderare = missen, verlangen (naar + acc)
desinere = ophouden
deus = god
devenire = terechtkomen
dicere = zeggen
Dido, Didonem = Dido
diu = lang, lange tijd
dividere = verdelen
divitiae, divitias = rijkdom, schatten
dixi = pf van dicere 
dolere = verdrietig zijn
dolor,ores = verdriet, pijn
dolus = list
domum = naar huis
donum = geschenk
dormire = slapen
dubitare = aarzelen
ducere = leiden, voeren
dum = terwijl
duo = twee
dux, duces = leider, aanvoerder
ecce = kijk
effugere/io = wegvluchten (voor + acc)
effugi = pf van effugere
eheu = ach wee
enim = want, immers
equus = paard
errare = zwerven, dwalen
error, es = zwerftocht
esse = zijn
est = is
et = en
et...et = zowel... als
etiam = zelfs, ook
evenire = uitkomen
excepi = pf van excipere
excipere = opvangen; ontvangen
exclamare = uitroepen
exemplum = voorbeeld
explorare = onderzoeken, inspecteren
exspectare = afwachten
extrahere = trekken uit
extraxi = pf van extrahere
fabula = verhaal
facere = doen, maken
facere/io = maken
fatum = lot, lotsbeschikking
fefelli = pf van fallere
femina = vrouw
filia = dochter
filius = zoon
fingere = 1. vormen, 2. verzinnen
finire = beëindigen
finitimus = naburig
flamma = vlam
florent, florere = bloeien
flos, flores = bloem
flumen,flumina = rivier
forma = gestalte, uiterlijk
fortuna = het lot
frater, fratres = broer
frustra = tevergeefs
fugare = verjagen
fugere/io = vluchten
fugere/io = vluchten (voor+acc)
fugi = pf van fugere
fui = pf van esse 
fui = pf van esse
gaudere = blij zijn, zich verheugen (over + abl)
gaudere = zich verheugen, blij zijn
gens, gentes = volk
genus, genera = afkomst, geslacht
gerere = dragen,voeren
gladius = zwaard
habere = hebben
habere in animo = van plan zijn
habitare = wonen
habitat = woont
hic = hier
hic, haec, hoc = deze, dit
hodie = vandaag {bijwoord}
homo; homines = mens, man
horrere = huiveren
hostis, es = vijand
huc = hierheen, daarheen
iacere = liggen
iam = al, reeds
ianua = deur
ibi = daar
ideo = daarom
ignotus = onbekend
ille, illa, illud = die, dat, hij, zij, het
impius = schurkachtig, goddeloos
in = in, naar,op
inferi = 1. goden (van de onderwereld) 2. onderwereld
inquit = hij/zij zegt/zei
instare + dat = achterna zitten
insula = eiland
inter + acc = temidden van
interea = intussen
interfecere = doden
interfeci = pf van interfecere
interficere = doden
intrare = binnengaan,-komen
invenire = vinden
invitare = uitnodigen
invitus = tegen mijn/jouw/zijn zin {en al die andere woorden}
ira = woede
iratus = woedend
ire = gaan
iste, ista, istud = die, dat
itaque = dus
iubere = bevelen
Iupiter, Iovem = Jupiter
iurare = zweren
iure = terecht, met recht
ius, iura = recht
iussi = pf van iubere
iussum = bevel
iuvare = helpen
iuvenis = jongeman
labor = werk, inspanning
lacrima = traan
lacrimare = huilen
laedere = kwetsen, beledigen
laesi = pf van laedere
lectus = bed
legatus = gezant
legere = verzamelen
liberi = kinderen
licet mihi = het staat mij vrij, ik mag
lichaam = corpus, corpora
locus = plaats
longus = lang
ludere = spelen
ludit = speelt
lux, luces = daglicht, dag
maestus = bedroefd
magnitudo = grootte
magnus = groot, luid
marere = te wachten staan
maritus = echtgenoot
mater, matres = moeder
matrimonium = huwelijk
memoria = herinnering
meus = mijn
miles, milites = soldaat
mille = duizend
miser = ongelukkig
misi = pf van mittere
mittere = zenden
moenia = (stads)muren
monere = waarschuwen
mons = heuvel
mors = dood
mortuus = gestorven
movere = bewegen
mox = weldra, spoedig
multitudo = menigte
multus = veel
muntiare = berichten
munus, munera = taak, taken
mutare = veranderen
nam = want
narrare = vertellen
nec ... nec = noch,niet en ook niet
nec = en niet
necare = doden
negare = 1. weigeren 2. ontkennen {denk bijv. aan NEEgare}
neglegere = verwaarlozen
nepos, otes = kleinzoon, nakomeling
nihil = niets
nisi = als niet
nocere = schaden
nomen; mina = naam
non = niet
non iam = niet meer
nondum = nog niet
nonne = toch zeker, toch wel? {leidt vraagzin in}
noscere = leren kennen
novi = pf van noscere
novus = nieuw
nox, noctes = nacht
nubere = trouwen
nudus = naakt
num = toch niet? leidt vraagzin in
numquam = nooit
nunc = nu
nusquam = nergens
obscurus = donker
obstare = in de weg staan
oculus = oog
odi = haten {pf}
olim = vroeger, eens, ooit
opes = rijkdom, macht
ops, opem = hulp
optare = wensen
orare = smeken {bij: per+acc}
osculum = kus
ostendere = tonen
parare = voorbereiden, klaarmaken
parcere = sparen
parentes = ouders
parere = gehoorzamen
parere = voortbrengen, baren
parui = pf van parere
parvus = klein
pastor,pastores = herder
pater, patres = vader
patria = vaderland
paulatim = geleidelijk, langzaamaan
peccare = zondigen
pectus, pectora = borst, borsten
pellere = verdrijven
penates = penaten
peperi = pf van parere
pepuli = pf van pellere
Per + acc = over, door,heen
perfeci = pf van perficere/io
perferre = verdragen
perficere/io = voltooien, afmaken
perveni = pf van pervenire
pervenire = bereiken, aankomen in
petere = 1 zoeken 2 vragen 3 trachten te bereiken
petere = zoeken, vragen
Pluto, Plutonem = Pluto
poena = straf
ponere = plaatsen
populus = volk
portare = dragen
postquam = nergens
postremo = ten slotte
posui = pf van ponere
potestas = macht
potui = pf van posse: kunnen
praeferre = verkiezen (boven)
praemium = beloning
promisi = pf van promittere; beloven
propter = wegens {+acc}
protegere = beschermen
puella = meisje
puer,pueri = jongen
pugna = strijd
pugnare = vechten
pulcher,pulchra = mooi
putare = denken, menen
quamquam = hoewel
quarere = zoeken
quattor = vier
-que = en ...
quia = omdat
quid = wat?
quidem = weliswaar, echter
quinque = vijf
quis = wie?
quod = omdat
quomodo = hoe
quondam = eens, ooit
quoque = ook
rapere/io = roven
recipere = ontvangen, opnemen
reddere = teruggeven
regia = paleis
regina = koningin
regnare = koning zijn
regnum = koninkrijk, macht
reiqui = pf van relinquere
relinquere = verlaten, achterlaten, overlaten
respondere = antwoorden
respondi = pf van respondere
rex, reges = koning
ridere = lachen
ripa = oever
rogare = vragen
Romae = in Rome
Romam = naar Rome
Romanus = Romein
Romanus = Romein, Romeins
sacerdos, sacerdotes = priester
sacrum = offer
saepe = dikwijls; vaak
salutare = begroeten
salve, salvete = gegroet
sanguis, sanguinem = bloed
saxum = rots
scelestus = misdadig, schuldig
scelus, scelera = misdaad
sci(v)i = pf van scire
scire = weten
se dedere = zich overgeven
se recipere/io = zich terugtrekken
sed = maar
sedere = zitten
sedes = zetel
semper = altijd
senator, ores = senator
senex, senes = oude man
septem = zeven
sepulcrum = graf
sero = te laat
serva = slavin
servare = redden
servus = slaaf
sex = zes
si = als
sidus, sidera = ster
signum = teken
silva = bos
simul = tegelijkertijd
sine + abl = zonder
sinere = toestaan, laten
socius = bondgenoot, vriend
solus = alleen
somnus = slaap
soror(es) = zuster; zus
stare = staan
statim = meteen
statuere = besluiten
suadere = aanraden
sub (+acc) = onder
subito = plotseling
sunt = zijn
surgere = oprijzen
sustuli = pf van tollere
tacui = pf van tacere; zwijgen
tam = zo
tamen = toch
tamquam = als het ware
tandem = eindelijk
tangere = aanraken
tantum = slechts
tantus = zo groot
telum = pijl, werpspies
templum = tempel
temptare = proberen
tenere = vast hebben, vast houden
tenui = pf van tenere
terra = aarde
territus = verschrikt, geschrokken
timere = bang zijn
timere = vrezen
timui = pf van timere
tollere = optillen
tradere = overhandigen, overleveren
tradidi = pf van tradere
trahere = trekken
traxi = pf van trahere
tum = toen, dan
turba = menigte
tuus = jouw
ubi = waar
ubique = overal
umbra = schim; schaduw
urbs, urbes = stad
ut + pf = zodra
ut = zodra; zoals; als
uxor, uxores = vrouw; echtgenote
valde = zeer, heel erg
vale = blijf gezond, vaarwel
veni = pf van venire
venire = komen
veniunt = komen
ventus = wind
verbum = woord
vestigum = spoor
vestis, es = kledingstuk, 
vetare = verbieden
vetui = pf van vetare 
vexare = kwellen
via = weg
vici = pf van vincere
victor, ores = overwinnaar
victoria = overwinning
videre = zien
vincere = overwinnen
violare = schenden, verkrachten
virgo,virgines = meisje,maagd
vis = geweld
vita = (het) leven
vivere = leven
vivit = leeft
vixi = pf van vivere
vocare = roepen
vox,voces = stem
vulnerare = (ver)wonden
vulnus; vulnera = wond

Ingezonden door Douwe van der Stroom (Erasmiaans Gymnasium) op 15-01-2010 - 2845x bekeken.
Waardering 8.8 (aantal stemmen: 8)

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Reacties (9)

cocosnoot86

31-05-2010 16:36

Douwe!!! nou je hebt alleen de laatste niet op alfabetische volgorde hoor... thnx dan ga ik ze lekker leren voor woensdag!

jan

01-06-2010 17:19

thx gast anders was ik dood

Douwe van der Stroom

01-06-2010 21:53

graag gedaan allemaal, denk nie dat ik zo levenloos ben om ze allemaal over te typen

gwn kopiere

Hedwig

19-12-2011 17:58

Heel erg bedankt!
Krijg nog een SO over alle woordjes hiervan en nu hoef ik dat niet zelf allemaal te typen!
TY

cathalijne

18-06-2012 16:02

top dankje x

Vakken

Disco, deel 1

1234567891 Alle Woordjes Boek 1 H1 t/m H16

Reacties (9)