Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Disco, deel 3

2 woordjes les 20 t/m 27

Jaar 3 (Gymnasium)

accendere = aansteken
accendi = pf van accendere; ik heb aangestoken
adimere = ontnemen
afferre = brengen naar
angustus = nauw
arduus = steil
argentum = zilver
caedere = in de pan hakken; neerslaan
capita = hoofden
caput = hoofd
cecidi = pf van caedere; ik heb in de pan gehakt; ik heb neergeslagen
circa = rond; rondom
concilium = vergadering
condiciones = voorwaardes; toestanden
condicio = voorwaarde; toestand
conferre = bij elkaar brengen
deesse = ontbreken; ontbreken aan; ontbreken (aan)
defendere = verdedigen
dies = dag
eques = ruiter
equitatus = ruiterij
equites = ruiters
evadere = ontsnappen
exercitus = leger
exire = weggaan; naar buiten gaan
fides = trouw; erewoord; woord
hasta = lans
hospes = gast; gastvriend
iacere = gooien; werpen
iacis = jij gooit; jij werpt
ieci = pf van iacere; pf van iacere/io; ik heb gegooid; ik heb geworpen
insignis = opvallend
lacus = meer
milia = duizend; duizendtallen
nullus = geen
paludes = moerassen
palus = moeras
pavor = angst; doodsangst
pavores = angsten; doodsangsten
pax = vrede
posterus = volgend; volgende; volgend(e)
primores = de eersten; voornaamsten
primum = eerst
privatus = persoonlijk; privé-
publicus = van de staat; staats-
ruina = puinhoop; ruïne
servare = redden; bewaren
transfigere = doorboren
transfixi = pf van transfigere; ik heb doorboord
tumultus = tumult; onrust; rumoer
turres = torens; torens op een muur
turris = toren; toren op een muur
vinculum = band; boei
res = zaak; ding
rem genere = oorlog voeren
ac = en
contra = daarentegen; tegen
hostilis = vijandelijk
inimicus = vijand; vijandig
procul ab = ver van
vix = nauwelijks, met moeite
pars, partes = deel
tertius = derde
statis = genoeg
frumentum = koren
praeda = buit
proelium = strijd
proelium committere = de strijd aangaan
superare = overwinnen
unus = één; enige; alleen
difficilis = moeilijk
magis = meer
quam = dan
collega = collega
imperator, ores = veldheer
resistere = weerstand bieden; weerstand bieden aan
vanus = ijdel; leeg; irreëel
gloria = roem; glorie
spernere = minachten; verachten
verus = echt; waar
descendere = afdalen
vires = krachten
superesse = over zijn
spes = hoop
dum = zolang als
senatus = senaat
totus = geheel; totaal
cladis = ondergang
munire = ommuren
advenire = er aan komen
praeceptum = voorschrift
adhuc = tot nu toe
opprimere = onder de voet lopen
ignorare = niet weten
aliquid = iets
luctus = rouw
insons = onschuldig
adveniat = komt
secundum = volgens
mori = sterven
oppressit = overrompelde
abriptur = hij werd weggesleurdnuper = onlangs
iter, itinera = tocht; reis
desertus = verlaten; eenzaam
laborare = hard werken; werken; zwoegen
villa = landgoed; huis op het land
a(b) = vanaf; door
habitare = wonen; bewonen
colere = vereren; respecteren; verzorgen; bebouwen
sedes,es = zetel; woonplaats
defendi = pf van defendere
quam = hoe
fames, em = honger
lex, leges = wet
dignus = waard; waardig
creare = scheppen; kiezen tot
occupare = bezetten
complexus = omhelzing
collegi = pf van colligere
colligere = verzamelen
commisi = pf van committere
pugnam committere = de strijd aangaan
fidelis = trouw
super = boven op
pondus, dera = gewicht
quam (compar.) = dan
patientia = geduld
furor = razernij
atque = en
audacia = dapperheid; dappere daad; overmoed; brutaliteit
debere = moeten
patere = openstaan; duidelijk zijn
sentire = voelen
superior = hoger (plaats); vroeger (tijd)
convocare = bijeenroepen
res publica = staat
evertere = omverwerpen
insanus = gek
mos = gewoonte
intellegere = begrijpen
vitare = mijden; ontlopen
opportet = het behoort
iussu = op bevel
orbis = kring; cirkel
orbis terrarum = de kring der landen; de hele wereld
caedes = moord; bloedbad
incendium = brand
quam (superl.) = zo ... mogelijk
educere = naar buiten voeren; naar buiten leiden
timor = angst
diutius = langer
minus = minder
litterae = brief
non solum ... sed etiam = niet alleen ... maar ook
aut ... aut = of ... of
scribere = schrijven
tristis = bedroefd
legere = verzamelen; lezen
apud = bij
optimus = superl. van bonus
aliquando = eens; ooit
gratia = dank
referre = (terug)brengen
gratiam referre = dank brengen (aan); bedanken; belonen
malus = slecht
quam primum = zo spoedig mogelijk
rettuli = pf van referre
florui = pf van florere: bloeien
vitium = fout
plus = meer
impedire = belemmeren; beletten
maeror = verdriet
valere = gezond zijn
maiores = voorouders
similis = gelijk
inopia = gebrek
tolerare = verdragen; uithouden
aetas, ates = leeftijd
denique = tenslotte
fines = gebied
excessi = pf van excedere: naar buiten gaan
excedere = naar buiten gaan; gaan (uit + abl)
libertas, ates = vrijheid
invidia = jaloezie
adductus = ppp van adducere: brengen
adducere = brengen (tot); drijven (tot)
potens, ntes = machtig
servitus, utes = slavernij
redigere = terugbrengen (tot: in + acc)
respicere/io = terugkijken; omkijken (naar)
subiectus = ppp van subicere/io: onderwerpen
subicere/io = onderwerpen
provincia = provincie
redactus = ppp van redigere: terugbrengen
perpetuus = eeuwig
premere = 1 drukken 2 in het nauw brengen
Gallus = Galliër
nisi = 1 als niet 2 (na ontkenning) tenzij
valetudo, dines = gezondheid
munitio, ones = vestingwerk, schans
accessi = pf van accedere: gaan naar
accedere = gaan naar
flere = wenen
custos, odes = wachter; bewaker
positus = ppp van ponere: plaatsen
fieri = 1 gebeuren 2 worden, ontstaan 3 gemaakt worden
alius ... alius = de een ... de ander
vivus = levend
fuga = vlucht
comprehendere = grijpen; oppakken
signum = 1 teken 2 veldteken
militaris = militair(e)
incolumis = ongedeerd
Gallus = 1 Galliër 2 Gallisch
arx, arces = burcht
copiae = troepen
numerus = aantal; getal
captus = ppp van capere/io: nemen
interfectus = ppp van interficere/io: doden
reliquus = overig
civitas, ates = 1 burgerij 2 stad, staat
discessi = pf van discedere: uiteen gaan
discedere = uiteen gaan; alle kanten op gaan
suscepi = pf van suscipere/io: op zich nemen
suscipere/io = op zich nemen
necessitas, ates = nood; noodzaak; behoefte
causa (+ voorafgaand genitivus) = wegens
communis = gemeenschappelijk; algemeen
cedere = gaan; wijken (voor + dativus)
offerre = aanbieden
missus = ppp van mittere: zenden
princeps, cipes = eerste; voornaamste
producere = naar voren leiden
productus = ppp van producere: naar voren leiden
proieci = pf van proiacere/io: naar voren werpen
proiacere/io = naar voren werpen
magistratus = magistraat; ambtenaar
regere = besturen
restituere = terugbrengen; herstellen
ergo = dus
medius = middelste
medium = het midden
prodesse = helpen
quasi = alsof, zogenaamd
toga = toga
undique = van alle kanten
petere = zoeken; vragen; trachten te bereiken; gaan naar; aanvallen
texi = pf van tegere; ik heb bedekt
tegere = bedekken
fama est = het gerucht gaat
iacui = pf van iacere; ik heb gelegen
donec = totdat
modo ... modo = nu eens ... dan weer
adversus = vijandig; tegen-
litus, tora = kust
effugere/io = wegvluchten; ontkomen
aequus = rustig; gelijk; rechtvaardig
obtuli = pf van offerre; ik heb aangeboden
relatus = ppp van referre; teruggebracht (zijnde)
eloquentia = welsprekendheid
condemnare = veroordelen
modus = manier; wijze
ostendus = ppp van ostendere; getoond (zijnde)
ne (+ coni. na ww van vrezen) = (op)dat niet; dat
deducere = wegvoeren
superbus = trots; arrogant
ultimus = laatst(e)
epistula = brief
scripsi = pf van scribere; ik heb geschreven
aperire = openen; openbaren; bekend maken
monumentum = gedenkteken, monument
ut (+ coni.) = opdat, om te; zodat; dat
sumere = nemen
praeter (+acc.) = behalve
conspicere/io = zien
admovi = pf van admovere; ik heb gebracht naar
admovere = brengen naar
pes, pedes = voet
crines = (de) haren; het haar
domina = meesteres
cognovi = pf van cognoscere; ik heb leren kennen; ik heb vernomen
cognoscere = leren kennen; vernemen
noctu = 's nachts
palam = openlijk
forum = marktplaats; forum
nobilis = adellijk; aanzienlijk
praetitere = gaan langs
num = toch niet?; of (leidt afh. vraag in)
cubare = slapen
brevis = kort
affectus = ppp van afficere/io; getroffen (zijnde); vervuld (zijnde)
afficere/io = treffen; vervullen
per (+acc.) = over(heen), door(heen); gedurende
cibus = voedsel
bibere = drinken
quo = waar(heen)
minimus = superl. van parvus; het kleinst; zeer klein
comitatus = vergezeld (door)(+abl.)
egi = pf van agere; ik heb gevoerd; ik heb geleid
cum + coni. = toen; omdat; hoewel
usus sum = pf van uti
uti +abl. = gebruiken
trans + acc. = over; aan de overkant van
traducere = voeren over; overzetten
hortari = aansporen
sequi = volgen
profectus sum = pf van proficisci
proficisci = vertrekken
proximus = dichtstbij; dichtstbij gelegen
ornare = versieren
regressus sum = pf van regredi
regredi = terugkeren
captivus = krijgsgevangene
vinctus = ppp van vincire
questus sum = pf van queri
queri = klagen; zich beklagen
acies = slagorde; leger in slagorde
instruxi = pf van instruere
mirari = zich verbazen; bewonderen
imperare = opdragen
reversus = ppp van reverti
reverti = terugkeren
locutus sum = pf van loqui
loqui = spreken
functus sum = pf van fungi
fungi + abl. = verrichten
frui + abl. = genieten; genieten van
vincire = boeien
aciem instruere = leger in slagorde opstellen
metus = angst
imperator, ores = veldheer; keizer
detuli = pf van deferre
deferre = overbrengen; brengen
ipse, ipsa, ipsum = zelf
videri = schijnen
videtur mihi = het schijnt me goed toe
poscere = eisen
ratus sum = pf van reri
ratus = in de mening; menend
reri = menen
melior = compar. van bonus
passus sum = pf van pati
pati = lijden; toestaan
pollicitus sum = pf van polliceri
polliceri = beloven

Ingezonden op 16-01-2010 - 2068x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Volgens mij is het foutloos. Zitten er woorden niet bij of klopt er iets niet, wil je het dan even zeggen? Dan zet ik het erbij.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Disco, deel 3

2 woordjes les 20 t/m 27