Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
~Carte Orange
› 3 helmaal
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
~Carte Orange
3 helmaal
Jaar 2 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le film policier = de thriller le film d´action = de actiefilm le film d´horreur = de horrorfilm le film de science-fiction = de science-fictionfilm le film classique = de klassieker la comédie = de komedie le documentaire = de documentaire le dessin animé = de tekenfilm la séance = de film voorstelling le programme = het programma l'entracte = de pauze le chanteur = de zanger la chanteuse = de zangeres le musicien = de musicus le billet = het kaartje la salle = de zaal réserver = reserveren ça finit à ... = het is afgelopen om ... le silence = de stilte tourner = draaien le Midi = het zuiden il écrit = hij schrijft le centre = het centrum le monde = de wereld faux = fout deviner = raden le film se passe = de film speelt zich af il faut = er is nodig; er zijn nodig sélectionner = selecteren la résistance = het verzet; de weerstand la guerre = de oorlog principal = belangrijkste; voornaamste bu = gedronken autour de = rondom pour cela = daarom la route = de weg je te tiens au courant = ik hou je op de hoogte Hier, une équipe anglaise est arrivée. = Gisteren is een Engelse ploeg aangekomen. je suis arrivé = ik ben aangekomen; ik kwam aan tu est arrivé = jij bent aangekomen; je kwam aan il est arrivé = hij is aangekomen; hij kwam aan elle est arrivée = zij is aangekomen; zij kwam aan on est arrivés = men is aangekomen; men kwam aan; wij zijn aangekomen; wij kwamen aan nous sommes arrivés = wij zijn aangekomen; wij kwamen aan vous êtes arrivé(s) = jullie zijn aangekomen; jullie kwamen aan; u bent aangekomen; u kwam aan ils sont arrivés = zij zijn aangekomen; zij kwamen aan elles sont arrivées = zij zijn aangekomen; zij kwamen aan Op 3 november zijn we weg.= Le trois novembre, on est partis. Ik heb geen zin met hem te gaan. = Je n'ai pas envie d'aller avec lui. Ik weet het nog niet. = Je ne sais pas encore. Wil jij met me meegaan naar het concert? = Tu veux aller au concert avec moi? Wat het concert betreft, ik kan = Pour le concert, je peux. Ik kan niet. = Moi, je ne peux pas. Ik ga er met Véronique heen. = J'y vais avec Véronique. het concert = le concert weg; vertokken = parti hem = lui het kaartje = le billet bijna = presque verliefd = amoureux buiten = dehors jij gaat met vakantie = tu pars en vacances het stadion = le stade opbellen = appeler niets aan te doen = tant pis gewacht = attendu Qu'est-ce que je fais? = Wat doe ik? je fais = ik doe; ik maak tu fais = jij doet; jij maakt il fait = hij doet; hij maakt elle fait = zij doet; zij maakt on fait = men doet; men maakt; wij doen; wij maken nous faisons = wij doen; wij maken vous faites = jullie doen; jullie maken; u doet; u maakt ils font = zij doen; zij maken elles font = zij doen; zij maken j'ai fait = ik heb gedaan; ik deed; ik heb gemaakt; ik maakte jij bent klaar = tu finis laat eens kijken = voyons we zien elkaar = on se voit jij wacht op mij = tu m'attends perfect = parfait het loket = le guichet de zaal = la salle er is over, er blijft over = il reste wachten = attendre ik trakteer je op = je t'offre reserveren = réserver de musical = la comédie musicale het ogenblik = le moment de naam = le nom u moet; jullie moeten = vous devez afhalen = retirer een half uur = une demi-heure herhalen = répéter de voorstelling = le spectacle het nieuws = la nouvelle ik vertrek = je pars jullie vertrekken; u vertrekt = vous partez jullie komen; u komt = vous venez beloofd = promis Jean est mon père. = Jean is mijn vader. Sonia est ma mère. = Sonia is mijn moeder. Ce sont mes parents. = Het zijn mijn ouders. mijn = mon, ma, mes jouw = ton, ta, tes zijn = son, sa, ses haar = son, sa, ses une adresse = een adres mon adresse = mijn adres Waar zien we elkaar? = On se voit où? We zien elkaar voor de bioscoop. = On se voit devant le cinéma. Wacht je voor school op me? = Tu m'attends devant le collège? Twee kaartjes voor zaal twee, alstublieft. = Deux billets pour salle deux, s'il vous plaît. Ik wil graag vier kaartjes reserveren. = Je voudrais réserver quatre billets. Ik begrijp het niet. = Je ne comprends pas. Kunt u het alstublieft herhalen? = Vous pouvez répéter, s'il vous plaît? Ik nodig jullie uit. = Je vous invite. Ik nodig je uit. = Je t'invite.
Ingezonden op 02-02-2010 - 1484x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!