Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Praktische Economie

3 Woorden

Jaar 3 (havo)

aanbod van arbeid = Mensen met betaald werk plus mensen die betaald werk zoeken
accijns = Kostprijsverhogende belasting op sommige goederen
bruto binnenlands product (bbp) = De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar
btw = Kostprijsverhogende belasting op bijna alle goederen en diensten
collectieve arbeidsovereenkomst (cao) = Een overeenkomst waarbij alle werkenemers van een (groot) bedrijf of van een hele bedrijfstak dezelfde arbeidsovereenkomst met hun werkgever(s) hebben
collectieve goederen = Goederen die niet individueel leverbare eenheden verkocht kunnen worden.
collectieve sector = De overheid en sociale fondsen.
Europese Unie = Samenwerkingsverband van 27 Europese landen met onder meer onderlinge vrijhandel.
export = De verkoop van goederen en diensten aan het buitenland
exportquote = Het percentage van de export ten opzichte van het bbp
extern effect = Een 'bijwerking' van de markt (die buiten de markt omgaat).
import = De inkoop van goederen en diensten in het buitenland
importquote = Het percentage van de import ten opzichte van het bbp
internationale arbeidsverdeling = Ieder land produceert die goederen en diensten waar het het beste of goedkoopste in is.
interne markt = Gezamelijke markt van alle landen van de Europese Unie waarbinnen vrijmarkt is.
invoerrechten = Belastingen op ingevoerde goederen en diensten.
lagere overheden = Provincies, gemeenten en waterschappen.
minimumloon = Het minimale brutoloon dat werkgevers moeten uitbetalen.
multinational = Bedrijf met vestigingen in vele landen.
negatief extern effect = Extern effect waarbij de welvaart daalt.
open economie = Een economie die veel handel met het buitenland drijft.
overheid = Het rijk en de lagere overheden.
positief extern effect = Extern effect waarbij de welvaart stijgt.
rijk = De centrale overheid.
schaalvoordelen = De voordelen van schaalvergroting.
subsidie = Een geldbedrag waarbij de overheid goederen en diensten goedkoper maakt.
vraag naar arbeid = De vraag naar arbeidskrachten door bedrijven
welvaart = De mate waarin mensen in staat zijn om hun behoeften aan schaarse goederen en diensten te bevredigen.
wereldhandel = De totale internationale handel van alle landen.aanbod van arbeid = Mensen met betaald werk plus mensen die betaald werk zoeken
wereldhandel = De totale internationale handel van alle landen.
belasting op inkomen, winst en vermogen. = Belasting op inkomen, winst en vermogen die de belasingplichtige zelf afdraagt.
kostprijsverhogende belastingen = Belastingen op goederen en diensten die de kostprijs verhogen.
sociale fondsen = Instellingen die de sociale verzekeringen verzorgen.

Ingezonden op 03-02-2010 - 2596x bekeken.
Waardering 8.2 (aantal stemmen: 9)

voting system
1
2
3
4
5

er staan een paar woorden niet bij want die hoefde wij niet te leren

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Praktische Economie

3 Woorden