Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Éventail-junior, deel 2000 1

6 Volledig

Jaar 5 (basisschool)

un appartement = een appartement
un bain = een bad
une chambre à coucher = een slaapkamer
une salle de bains = een badkamer
une entrée = een ingang; een toegang
une sortie = een uitgang; een afrit
une classe = een klas
une école = een school
un élève = een leerling
une élève = een leerlinge
un enfant = een kind
une fenêtre = een raam; een venster
une porte = een deur
un, une = één; 1
deux = twee; 2
trois = drie; 3
casser = breken; stukslaan
je casse = ik breek
tu casses = jij breekt
elle casse = zij breekt
nous cassons = wij breken
à Charleroi = te Charleroi; in Charleroi
mademoiselle = juffrouw
Je suis chez un ami. = Ik ben bij een vriend.
Je suis à Leopoldsburg. = Ik ben in Leopoldsburg.
Tu es chez Peter. = Jij bent bij Peter.
Tu es à Genk. = Jij bent te Genk.
cette femme = deze vrouw; die vrouw
ce garçon = deze jongen; die jongen
ces enfants = deze kinderen; die kinderen
ce lit = dat bed; dit bed
cette fenêtre = dat raam; dit raam
ces lits = deze bedden; die bedden
ces fenêtres = deze ramen; die ramen
une chambre = een kamer
un facteur = een postbode
un jardin = een tuin
un journal = een krant
des journaux = kranten
un sac = een tas
arriver = aankomen
entrer = binnenkomen
montrer = tonen
porter = dragen; aanhebben
saluer = groeten
tomber = vallen
avec = met
aussi = ook
j' arrive = ik kom aan
tu arrives = jij komt aan; je komt aan
vous arrivez = jullie komen aan; u komt aan
j' entre = ik kom binnen
il entre = hij komt binnen
ils, elles arrivent = zij komen aan
tu portes = jij draagt; jij hebt aan
nous portons = wij dragen; wij hebben aan
ils, elles portent = zij dragen; zij hebben aan
tu salues = jij groet; je groet
elle salue = zij groet
vous saluez = jullie groeten; u groet
je tombe = ik val
il tombe = hij valt
ils, elles tombent = zij vallen
tu montres = jij toont; je toont
elle montre = zij toont
nous montrons = wij tonen
chercher = zoeken
il cherche = hij zoekt
nous cherchons = wij zoeken
ils, elles cherchent = zij zoeken
aider = helpen
j' aide = ik help
tu aides = jij helpt; je helpt
nous aidons = wij helpen
regarder = bekijken
tu regardes = jij bekijkt; je bekijkt
elle regarde = zij bekijkt
vous regardez = jullie bekijken; u bekijkt
habiter = wonen
j' habite = ik woon
il habite = hij woont
nous habitons = wij wonen

Ingezonden door Mertens Margreth (BSGO Leopoldsburg) op 08-08-2004 - 4963x bekeken.
Waardering 6.8 (aantal stemmen: 8)

voting system
1
2
3
4
5

Woordenschat teksten en Contact

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.