Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Na Klar!, deel 1

7 alles(omdat er geen goede lijst te vinden was) + goede grammatik!

Jaar 2 (havo/vwo)

2
gründen = oprichten
erklären = uitleggen
brauchen = nodig hebben
schicken = sturen
erhalten = krijgen
das Mitglied = het lid
monatlich = maandelijks
der Vorschlag = het voorstel
die Spende = de gift
die Unterschrift = de handtekening
die Botschaft = de ambassade
der Häftling = de gevangene
auswählen = kiezen
der Erfolg = het succes
höflich = beleefd
einverstanden sein = het ermee eens zijn
3
die Nudeln = de pasta
der Schinken = de ham
die Zwiebel = de ui
die Dose = het blik
der Essig = de azijn
in Würfel schneiden = in blokjes snijden
in Scheiben schneiden = in schijfjes snijden
vermischen = mengen
die Bemerkung = de opmerking
das Muster = het patroon
der Senf = de mosterd
ausschalten = uitzetten, uitschakelen
die Zutaten = de ingrediënten
der Topf = de pan
4
Help je me even? = Hilfst du mir mal?
Zie jij het ook? = Siehst du es auch?
Waar ontmoet je je vrienden? = Wo triffst du deine Freunde?
Wanneer spreek je Resa? = Wann sprichst du Resa?
Heb je Resa ontmoet? = Hast du Resa getroffen?
Ik heb hem net nog gezien. = Ich habe ihn gerade noch gesehen.
Waar hebben jullie over gesproken? = Worüber habt ihr gesprochen?
Hij heeft me met wiskunde geholpen. = Er hat mir bei Mathe geholfen.
Wat eet je vriendin? = Was isst deine Freundin?
Zij neemt hetzelfde. = Sie nimmt dasselbe.
Wat lees je daar? = Was liest du da?
Hij geeft haar oorbellen. = Er gibt ihr Ohrringe.
Heb je het bericht gelezen? = Hast du die Nachricht gelesen?
We hebben al antwoord gegeven. = Wir haben schon Antwort gegeben.
Heeft u al wat gegeten? = Haben Sie schon etwas gegessen?
Ze hebben tsatsiki genomen. = Sie haben Tsatsiki genommen.
Gramatika 4
Ich (essen) = esse
Du (essen) = isst
Er/Sie/Es (essen) = isst
Wir (essen) = essen
Ihr (essen) = esst
Sie/sie (essen) = essen
Ich (helfen) = helfe
Du (helfen) = hilfst
Er/Sie/Es (helfen) = hilft
Wir (helfen) = helfen
Ihr (helfen) = helft
Sie/sie (helfen) = helfen
Ich (treffen) = treffe
Du (treffen) = triffst
Er/Sie/Es (treffen) = trifft
Wir (treffen) = treffen
Ihr (treffen) = trefft 
Sie/sie (treffen) = treffen
Ich (sprechen) = spreche
Du (sprechen) = sprichst
Er/Sie/Es (sprechen) = spricht
Wir (sprechen) = sprechen
Ihr (sprechen) = sprecht
Sie/sie (sprechen) = sprechen
Ich (lesen) = lese
Du (lesen) = liest
Er/Sie/Es (lesen) = liest
Wir (lesen) = lesen
Ihr (lesen) = lest
Sie/sie (lesen) = lesen
Ich (sehen) = sehe
Du (sehen) = siehst
Er/Sie/Es (sehen) = sieht
Wir (sehen) = sehen
Ihr (sehen) = seht
Sie/sie (sehen) = sehen
Ich (nehmen) = nehme
Du (nehmen) = nimmst
Er/Sie/Es (nehmen) = nimmt
Wir (nehmen) = nehmen
Ihr (nehmen) = nehmt
Sie/sie (nehmen) = nehmen
Ich (geben) = gebe
Du (geben) = gibst
Er/Sie/Es (geben) = gibt
Wir (geben) = geben
Ihr (geben) = gebt
Sie/sie (geben) = geben
5
Wat bedoel je? = Was meinst du?
Hoe is het je bevallen? = Wie hat es dir gefallen?
Kan ik dat eens zien? = Kann ich das mal sehen?
Laat eens zien! = Zeig mal her!
Ik ben het vergeten. = Ich habe es vergessen.
Jammer. = Schade.
Kan het zo? = Geht es so?
Het verslag is goed. = Der Bericht ist gut.
Het is gelukkig klaar. = Es ist zum Glück fertig.
Eindelijk. = Endlich.
Wat mag het zijn? = Was darf es sein?
Ik heb hulp nodig. = Ich brauche Hilfe.
Hoe heten die dingen daar? = Wie heißen diese Dinger da?
Probeert u ze eens. = Probieren Sie die mal.
Tja, ik weet het niet. = Tja, ich weiß nicht.
Maar ik waarschuw u. = Aber ich warne Sie.
Vast en zeker. = Ganz gewiss.
Alstublieft, een vork en een mes erbij. = Bitte, eine Gabel und ein Messer dazu.
Mag ik een lepel? = Könnte ich einen Löffel haben?
Zoals u wilt. = Wie Sie wollen.
Oh nee! Wat vreselijk! = Oh nein! Wie furchtbar!
Shit! Let dan op! = Mist! Pass doch auf!
Dat spijt me heel erg. = Das tut mir wirklich Leid.
Ik zal dat voor u schoonmaken. = Ich werde das für Sie sauber machen.
Hier is een servet en een bord. = Hier ist eine Serviette und ein Teller.
U krijgt dat gratis. = Sie bekommen das umsonst.
Neemt u me niet kwalijk! = Entschuldigen Sie!
Al goed. Geeft niets. = Schon gut. Macht nichts.
6
In Kreuzberg woont de 'multiculturele' samenleving. = In Kreuzberg wohnt die 'Multikulti'-Gesellschaft.
Hier wonen mensen uit honderd landen. = Hier leben Menschen aus hundert Nationen.
De huren waren laag. = Die Mieten waren niedrig.
Ze hebben een andere godsdienst dan wij. = Sie haben eine andere Religion als wir.
De huizen zijn goedkoop en niet geliefd. = Die Wohnungen sind billig und nicht begehrt.
In het café ontmoeten Turkse mannen elkaar. = Im Café treffen sich türkische Männer.
Vrouwen gaan zelden naar het café. = Frauen gehen selten in das Café.
In de moskee bidt men. = In der Moschee betet man.

Ingezonden door doelooskind (Broklede) op 02-06-2010 - 2212x bekeken.
Waardering 8.6 (aantal stemmen: 15)

voting system
1
2
3
4
5

zeg maar wat ik er aan moet veranderen als er iets fout is.
of als het natuurlijk foutloos is;)

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Reacties (15)

de gast

20-05-2012 20:10

eindelijk een chille lijst dankje

kippie

31-05-2012 12:34

bamiiiii ookokokokok

kees kaas

02-06-2012 16:47

niet duits en nederlands door elkaar man

Mister kaasbaas

08-06-2012 18:18

@kees kaas

Dat hoort zo kees kaas

Robert :)

13-06-2012 16:53

chille lijst:)

Vakken

Na Klar!, deel 1

7 alles(omdat er geen goede lijst te vinden was) + goede grammatik!

Reacties (15)