Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Indigo, deel 1

1234567 Alle begrippen

Jaar 2 (vwo)

Adel = Sociale groep van families die voorrechten hadden
Allochtoon = Afkomstig uit een ander land
Ambacht = Beroep waarbij iemand producten maakt met zijn handen
Ambtenaar = Persoon die werkt in diensten van de bestuurders
Antisemitisme = Vijandigheid tegen joden
Archeologie = Wetenschap die zich bezighoudt met opgravingen en bestuderingen van vondsten
Aristocratie = Manier van besturen waarbij een kleine groep mensen de macht heeft
Autochtoon = Afkomstig uit het land of gebied zelf
Beschaving = Synoniem: Cultuur, Alles wat een groep mensen maakt, denkt en doet
Bestuur = Groep mensen die de leiding geeft en dingen regelt
Bisschop = Godsdiensige leiden van een gebied in de rooms-katholieke kerk
Historische informatie bron = Een overblijfsel van het verleden
Primaire bron = Bronnen uit dezelfde tijd bijv. Verhalen en tijdgenoten
Secundaire bron = Bronnen uit later tijd (waar het over gaat) bijv. teksten, afbeeldingen en wandplaten
Burgers = Een inwoner van een stad (stedeling of staat)
Burgerij = Alle burgers bij elkaar
Centralisatie = Ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer vanuit een punt wordt bestuurd.
Concurrentie = Als iemand op hetzelfde uit is
Democratie = Manier van besturen waarbij een deel van de mensen meebeslist
Economie = Alles wat te maken heeft met de middelen van bestaan
Etnisch = Volkenkundig, heeft te maken met kenmerken van een volk
Expansie = Uitbreiding
Evolutietheorie = Denkbeeld van de langzame verandering van planten, dieren en de mens als aanpassing aan diverse leefomstandigheden.
Feodalisme = Leenstelsel, Manier van besturen waarbij edelen de koning steunden in ruil voor land, dat ze te leen krijgen.
Filosofie = Wetenschap die zich bezighoudt met de vraag waarom dingen zijn zoals ze zijn
Geestelijkheid = Personen die werken voor een godsdienst
Monotheistische Godsdienst = Als mensen geloven één god
Polytheistische Godsdienst = Als mensen geloven in meerdere goden
Gotisch = Deze bouwstijl ontstond in West-Europa in de 12e eeuw en is bekend om zijn spitse bogen
Grieks-Romeinse cultuur = Omdat de Romeinen veel onderdelen van de Griekse cultuur overnamen noemen we hun cultuur zo
Handel = Middel van bestaan waarbij mensen producten kopen en verkopen
Hellenisme = De sterk door de Grieken beinvloede mengcultuur in de gebieden romdom het oosten van de Middellandse zee en het Middenoosten in de periode van de dood van Alexander de grote (323 v.C.) tot de Romeinse verovering van Egypte (30 v.C.)
Hiernamaals = Leven naar de dood
Horigheid = Middeleeuwse systeem waarbij boeren 'horig' waren, zij hoorden bij een landgoed van een heer en hadden niet de vrijheid om weg te gaan.
Humanisme = Stroming onder geleerden vanaf de 15e eeuw die de klassieke filosofie, literatuur en kunst bestudeerden.
Islam = In 622 werd deze godsdienst in Mekka (arabie) gesticht door de profeet Mohammed. Aanhangers ervan heten moslims
Jagers-verzamelaars = Nomaden die leefden van jagen (inclusief vissen) en voedsel verzamelen in een samenleving van jagers-verzamelaars
Jodendom = Godsdienst van joden, ontstaan in Israel/Palestina
Keizer = Hoogste titel van een vorst
Kerk = Organisatie van christelijke priesters of geestelijken
kerk = Christelijk gebedshuis
Klassiek = Wat steeds weer gebruikt word of nagevolgt
Kolonie = Als een groep mensen zich in een ander land vestigt, spreken we van kolonie en kolonisatie
Kruistochten = Militaire expedities in de 11e - 13e eeuw vanuit het christelijke Europa naar Israel (Palestina) met als doel de verovering van dit land
Kunst = Het maken van mooie bijv. Schilderkunst, Beeldhouwkunst en bouwkunst
Landbouwrevolutie = Het ontstaan van de landbouw waardoor de samenleving van jagers-verzamelaars veranderde in de landbouwsamenleving
Landbouwsamenleving = Samenleving waarin mensen in dorpen leven van de landbouw
Landbouwstedelijke samenleving = Samenleving waarin meer dan de helft van de mensen woont op het platteland en werkt in de landbouw, de minderheid woont in steden en zijn belangrijk vanwege ambacht en handel
Legende = Wonderlijk verhaal
Magie = Toverij, bijvoorbeeld als je geluk probeert te krijgen door bepaalde dingen te doen, zoals offeren aan een god
Middeleeuwen = Periode vanaf 500 tot omstreeks 1500
Vroege middeleeuwen = Tijd van monniken en ridders, 500-1000
Late middeleeuwen = Tijd van steden en staten, 1000-1500
Migratie = Als mensen zich voor lange tijd ergens anders vestigen
Missie = Het verkondigen van het christelijke geloof onder heidenen (niet christenen) door een missionaris
Kerstening = Het bekeren van mensen tot het christendom wordt zo genoemt
Monarchie = Manier van besturen van een staat met één persoon aan het hoofd
Monnik = Man die door godsdienstige gelofte apart van de samenleving leeft
Monument = 1. Overblijfsel van vroegere culturen 2. Gedenkteken, bijv. standbeeld
Multiculturele samenleving = Samenleving met meerdere culturen
Mythe = Een verzonnen verhaal dat vaak gaat over goden.
Nijverheid = Het maken van ambachtelijke producten
Ontdekkingsreizen = Reis waarbij iemand een voor hem onbekend gebied voor het eerst ziet
Opstand = Als mensen ergens voor protesteren
De opstand = Het nederlandse verzet tegen de wettige bestuur tegen de spaanse koning (de tachtig jarige oorlog)
Oudheid = Tijd van de Grieken en Romeinen, periode vanaf de uitvinding van het schrift (Egypte omstreeks 3000 v.C.) tot het einde van het west-romeinse rijk (omstreeks 500)
Overheid = Besuurders en ambtenaren vormen samen de overheid
Paus = Titel van het hoofd van de rooms-katholieke kerd, de bisschop van Rome
Pax Romana = De vrede in het Romeinse rijk
Politiek = Alles wat te maken heeft met het bestuur van een gebied
Prehistorie = Tijd van jagers en boeren, Tijd voor de uitvinding van het schrift (Egypte omstreeks 3000 v.C.)
Proletarier = Persoon uit het laagste, armste bevolkingsgroep
Protestant = Uit protest tegen misstanden in de rooms-katholieke kerk stichtte een deel van de christenen deze godsdienst achtige richting, deze heeft zijn eigen regels en ideeen
Rechtspraak = Bespreken of iemand zich wel aan de wet heeft gehouden
Reconquista = Herovering van islamitische delen van Portugal en Spanje
Reformatie = Beweging van christenen die in de 16e eeuw probeerden de kerk te veranderen
Relief = Beeldhouwwerk op of in een vlakke achtergrond
Renaissance = Vernieuwing van de Europese cultuur
Republiek = Regeringsvorm waarbij een staat wordt geleid door een persoon (of een kleine groep) die gekozen is door volksvertegenwoordigers
Ridder = In de middeleeuwen een militair te paard
Rijk = Gebied onder een regering
Romaans = Deze bouwstijl ondstond in West-Europa en omstreeks 1000, is bekend gemaakt om zijn zware muren en ronde bogen.
Romanisering = De verandering van culturen onder invloed van de Grieks-Romeinse cultuur
Rooms-Katholiek = Alles wat hoort bij christelijke onderleiding van de paus van Rome
Sage = Oud verhaal, vaak over een historische gebeurtenis
Scheppingsverhalen = Verhalen waarin wordt verteld hoe de wereld en het leven daar op is gemaakt door een of meerdere goden
Senaat = 1. In het Romeinse rijk de raad der ouden 2. Deel van het parlement
Slavernij = Als mensen niet vrij zijn, maar bezit van een ander
Sociaal = Indeling van groepen in de samenleving en de manier waarop mensen met elkaar omgaan
Sporen = Wat mensen hebben achtergelaten
Staatsvorming = De ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer door een eenheid bestuurt word
Stadstaat = Staat, bestaande uit een stad met een directe omgeving
Staat = 1. Gebied onder een regering 2. Van de regering 3. Stand
Techniek = Weten hoe je iets moet doen en die kennis ook gebruiken
Tiran = Alleenheerser, die zonder wettelijke basis de macht grijpt
Vazal = In het feodalisme een persoon die zich onder bescherming van een machtig heer gesteld had in ruil voor diensten aan de heer
Volksverhuizing = De migratie van volkeren in Azie, Europa en Noord-Afrika in de 4e tot 6e eeuw
Vorst = Hoogste persoon van een land
Vroegmoderne tijd = Historische periode van omstreeks 1500 tot omstreeks 1800
Tijd van ontdekkers en hervormers = Tijd in de vroegmoderne tijd (16e eeuw)
Tijd van regenten en vorsten = Tijd in de vroegmoderne tijd (17e eeuw)
Tijd van pruiken en revoluties = Tijd in de vroegmoderne tijd (18e eeuw)
Wetenschap = Wat mensen weten en wat door geleerden wordt onderzocht

Ingezonden op 19-06-2010 - 4390x bekeken.
Waardering 7.6 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

Dit kan je beter leren met wrts, meerkeuze.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Indigo, deel 1

1234567 Alle begrippen