Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes

6 Ardennes sauvages woordjes, zinnen en gram G+J nieuwe druk!!!!!

Jaar 2 (havo/vwo)

les loisirs = de vrijetijdsbesteding
faire le magasins= winkelen
aller sur internet = het internet opgaan
faire la fête = feestvieren
pratiquer un sport = een sport beoefenen
jouer d'un instrument = een instrument spelen; een instrument bespelen
lire = lezen
aller au cinéma = naar de bioscoop gaan
écouer de la musique = naar muziek luisteren; muziek luisteren
faire de l'équitation = paardrijden
faire du babysitting = oppassen
faire des économies = uitgeven
acheter = kopen
l'argent de poche = het zakgeld
la bande dessinée = het stripverhaal
le jeu vidéo = het computerspelletje
le bijou = het sieraad
le casque d'écoute = de koptelefoon
l'appareil photo = het fototoestel
la botte = de laars
le mois = de maand
la semaine = de week
le contrôle = het proefwerk; de toets
mieux = beter {bijwoord}
combien = hoeveel
seulement = slechts; alleen maar
ne...que = slechts; alleen maar
la journée = de dag
la survie = de survival
la sensation = de sensatie; de indruk
la distance = de afstand
la vitesse = de snelheid
la descente = de afdaling
la randonnée = de tocht; de trektocht
la compétition = de wedstrijd
la choix = de keuze
le nombre = het aantal
le monde = de wereld
le repas = de maaltijd
la boisson = het drankje
inclus; incluse = inbegrepen
le participant; la participante = de deelnemer
participer = deelnemen
conseiller = aanraden
arriver à = slagen in
traverser = doorkruisen
sauter = springen
répondre = beantwoorden; antwoorden
heureusement = gelukkig
vraiment = echt; werkelijk
bientôt = gauw; spoedig
rapide = snel{bijvoeglijk naamwoord}
le meilleur; la meilleure = de beste{bijvoeglijk naamwoord}
sans = zonder
ensuite = vervolgens; daarna
demain = morgen
hier = gisteren
plus tard = later
il pleuvait = het regende
il y avait = er was; er waren
c'était = het was
environ = ongeveer
raconter = vertellen
tomber = vallen
glisser = uitglijden; glijden
marcher = lopen
dormir = slapen
avoir peur = bang zijn
avoir peur de = bang zijn voor
vers = rond {tijd}
la carte postale = de ansichtkaart
l'araignée = de spin
la chauve-souris = de vleermuis
la course cycliste = de wielrenwedstrijd
le surnom = de bijnaam
mon sport préféré = mijn lievelingssport
faire du tir à l'arc = boogschieten
à l'âge de = op de leeftijd van
ancien; ancienne = oud
confiant; confiante = vol vertrouwen
quand même = toch
en dehors de = buiten
plusieurs = verscheidene; meerdere
mal = slecht{bijwoord}
Gaan we paintballen? = On va faire du paintball?
Heb je geen zakgeld = Tu n'as pas d'argent de poche?
Hoeveel zakgeld heb je? = Tu as combien d'argent de poche?
Waaraan geef je het uit?; Waaraan geef je het zakgeld aan uit? = Comment tu le dépenses?
Spaar je ook = Tu fais de économies?
Hoeveel kost het? = Ça coûte combien?
Nee, ik heb geen geld. = Non, je n'ai pas d'argent.
Jawel, maar ik heb alles al uitgegeven. = Si, mais j'ai déjà tout dépensé.
Ik heb 20 euro per maand. = J'ai 20 euros par mois.
Ik koop cd's. = je achète des CD.
Nee, maar ik zou graag een koptelefoon kopen. = Non, mais je voudrais acheter un casque d'écoute.
Het kost 60 euro, het is duur. = Ça coûte 60 euros, c'est cher.
ik weet = je sais
jij weet = tu sais
hij weet = il sait
zij weet = elle sait
men weet; we weten = on sait
wij weten = nous savons
u weet; jullie weten = vous savez
zij weten = ils savent; elles savent
de vrijetijdsbesteding = les loisirs
computerspelletjes spelen = jouer aux jeux vidéo
het internet opgaan = aller sur internet
naar de bioscoop gaan = aller au cinéma
feestvieren = faire la fête
een sport beoefenen = pratiquer un sport
lezen = lire
(naar) muziek luisteren = écouter de la musique
oppassen = faire du babysitting
paardrijden = faire de l'equitation
winkelen = faire les magasins
het siraad = le bijou
het stripverhaal = la bande dessinée
het fototoestel = l'appareil photo
het zakgeld = l'argent de poche
per week = par semaine
per maand = par mois
de dag la journée
uitgeven = dépenser
kosten = coûter
kopen = acheter
sparen = faire des économies
hoeveel = combien
gisteren = hier
morgen = demain
zonder = sans
vervolgens; daarna = ensuite
later = plus tard
echt; werkelijk = vraiment
gelukkig = heureusement
slechts; alleen maar = seulement; ne ... que
beter{bijwoord} = mieux
slecht{bijwoord} = mal
vertellen = raconter
lopen = marcher
aanraden = conseiller
bang zijn = avoir peur
bang zijn voor = avoir peur de
de afstand = le distance
de snelheid = la vitesse
de tocht; de trektocht = la randonnée
toch = quand même
verscheidene; meerdere = plusieurs
ik = ais
jij = ais
hij = ait
zij{enkelvoud} = ait
we/men = ait
wij = ions
jullie/u = iez
zij{meervoud} = aient
Heb je de wedstrijd gezien? = Tu as vu la course?
Waar was het? = C'était où?
Waren er veel mensen? = Il y avait beaucoup de monde?
Was het mooi weer? = Il faisait beau?
Doe jij zelf ook aan wielrennen? = Et toi, tu fais aussi du cyclisme?
Speel jij al lang gitaar? = Tu joues de la guitare depuis longtemps?
Ja, het was geweldig. = Oui, c'était génial.
Het was in de Ardennen. = C'était dans les Ardennes.
Ja, er waren veel toeschouwers. = Oui, il y avait beaucoup de spectateurs.
Ja, het was 18 graden. = Oui, il faisait 18 degrés.
Nee, ik speel gitaar. = Non, je joue de la guitare.
Ik ben begonnen met 6 jaar. = J'ai commencé à 6 ans.

Ingezonden op 22-06-2010 - 1579x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 10-01-2014.
Waardering 8 (aantal stemmen: 7)

voting system
1
2
3
4
5

misschien is gram J onduidelijk, maar dan moet je die maar veranderen

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Grandes Lignes

6 Ardennes sauvages woordjes, zinnen en gram G+J nieuwe druk!!!!!