Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Libre Service

3 hoofdstuk 3a F-NL en NL-F met lidwoorden.

Jaar 4 (Atheneum)

à l'aise = op zijn gemak
délivrance = opluchting
devoir à = te danken hebben aan
élan = bezieling
ému = ontroerd
hurlement = gebrul
se décontracter = zich ontspannen
se détendre = zich ontspannen
vivement = was het maar
affronter = trotseren
autonome = zelfstandig
complicité = verstandhouding
gêner = in verlegenheid brengen
lassitude = moedeloosheid
méfiant = wantrouwend
pressé = gehaast
abîmer = vernielen
ravissant = betoverend
gâchter = kapotmaken
passer le cap = bereiken
provenir = afkomstig zijn
béton = ijzersterk
casse = schade door breuk
désolé = het spijt me
dispute = ruzie
envers = ten opzichte van
époux = echtgenoot ; echtgenote
planquer = in veiligheid brengen
rassembler = bijeenbrengen
drap = laken
couverture = deken
couvrir = bedekken
recourvrir = bedekken
démarrer = starten
déserter = het huis verlaten
mûr = rijp
quotidien = dagelijks
refuge = schuilplaats
venir de = zojuist
abri = schuilplaats ; onderkomen
dégât = schade
douceur = vriendelijkheid
lac = meer
voisin = naburig
accès = toegang
associer = verenigen
descente = afdaling
initiation = eerste kennismaking
saut = sprong
omettre = vergeten
inoubliable = onvergetelijk
lointain = ver ; ver verwijderd
prometteur = veelbelovend
secours = hulp
sono = geluidsinstallatie
teuf = feest
vis-à-vis = tegenover elkaar
averse = regenbui
brume = nevel ; mist
contrairement à =in tegenstelling tot
éclaircie = opklaring
horrible = vreselijk
incendie = brand
modéré = matig
nuage = wolk
verglas = ijzel
convenir = toegeven
emmener = meenemen
entente = goede verstandhouding
étouffer = onderdrukken
hébergement = huisvesting
insulter = beledigen
issue = uitweg
trace = spoor
attrait = aantrekkingskracht
envisager = tegemoet zien
quelconque = een of andere
subvention = subsidie
aérien = door de lucht ; luchtvaart-
délai = termijn
qualifier = kwalificeren ; betitelen
traiter de = uitmaken voor
voile = zeil
coordonnées = adres en telefoonnummer
précédent = voorafgaand
ressentir = voelen
muni de = voorzien van
siège = stoel
curé = pastoor
pasteur = dominee
précipiter = overhaasten
détente = ontspanning
à coeur joie = naar hartenlust
émouvant = ontroerend
mettre en émoi = in rep en roer brengen
arriondir ses fins de mois = rondkomen
s'élancer = hoog oprijzen
anticyclone = hogedrukgebied
à juste titre = terecht
convention = overeenkomst
couronner = alles overtreffen ; bekronen
mûrir = rijpen
prendre son envol = succes hebben
jour J = grote dag
raccorder = aansluiten
coup d'œil = ogenblik
faire des ravages = enorm succes hebben
importer = van belang zijn
mettre en évidence = doen uitkomen
ne plus savoir à quel saint se vouer = ten einde raad zijn

nieuwsgierigheid = la curiosité
teleurstelling = la déception
zich bemoeien met = se mêler de
angst = l'angoisse
angst = la peur
het eens zijn= être d'accord
opmerken = apercevoir
zeker = certes
afschuwelijk = affreux
brommertje = la mob
voorwendsel = le prétexte
duidelijk = évident
geluk = la chance
geweldig = génial
hoop = l'espoir
knal- = super
man = le mari
moeite = la peine
oplossing = la solution
regelen = régler
uit elkaar = séparé
in orde brengen = arranger
leeg = vide
waarschuwen = prévenir
onbekende = l'inconnu
schreeuw = le cri
afhangen = dépendre
rusten = se reposer
sneeuw = la neige
trachten = tenter
vrouw = la meuf
werkelijk = réel
regen = la pluie
dag voor = llla veille
volgende dag = le lendemain
bij elkaar brengen = réunir
franken, euro's = les balles
bekennen = avouer
merken = remarquer
boek = le bouquin
zich verzetten tegen = s'opposer à
weer zien = revoir
avond = le soir
eergisteren = avant-hier
gisteren = hier
vandaag = aujourd'hui
nu = maintenant
overmorgen = après-demain
week = la semaine
verleden = passé
geleden = il y a
over = dans
voordeel = l'avantage
Belgie = la Belgique
Belgisch = belge
Denemarken = le Danemark
Deens = danois
Duitsland = l'Allemagne
Duits = allemand
Engeland = l'Angleterre
Engels = anglais
Frankrijk = la France
Frans = français
Italie = l'Italie
Italiaans = italien
Nederland = l'Holland
Nederlands = hollandais
Oostenrijk = l'Autriche
Oostenrijks = autrichien
Portugal = le Portugal
Portugees = portugais
Spanje = l'Espange
Spaans = espagnol
Zweden = la Suède
Zweeds = suédois
Zwitserland = la Suisse
Zwitsers = suisse
schoonheid = la beauté
weer = le temps
het is bewolkt = le ciel est couvert
het is fris = il fait frais
het is koud = il fait froid
het is... graden = il fait degré ; il fait degrés
lucht = le ciel
zon = le soleil
het is onbewolkt = le ciel est dégagé
het is mistig = il fait du brouillard
onweer = l'orage
regenen = pleuvoir
het is slecht weer = il fait mauvais
sneeuwen = neiger
veranderlijk = variable
vriezen = geler
warm = chaud
het waait = il fait du vent
het is mooi weer = il fait beau
breken = casser
maand = le mois
lente = le printemps
zomer = l'été
herfst = l'automne
winter = l'hiver
noord = le nord
oosten = l'est
zuiden = le sud
westen = l'ouest

Ingezonden op 28-06-2010 - 1479x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

geef het door als er een foutje is, dan verbeter ik dat

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Libre Service

3 hoofdstuk 3a F-NL en NL-F met lidwoorden.