Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

MeMo

0 geschiedenis alle begrippen bij elkaar

Jaar 2 (Atheneum)

landbouw = Een middel van bestaan waarbij je leeft van de gewassen die je op akkers verbouwt en van de dieren die je houdt en fokt. Vanaf 8000 voor Christus gingen mensen aan landbouw doen.
ambtenaar = Iemand die in dienst is van het bestuur van een land of streek
bestuur = Een groep van mensen die regels maken en ook controleren of men zich wel aan deze regels houdt
handel = Het kopen en verkopen van allerlei producten
nijverheid = Verzamelnaam voor vaklieden die (met de handen) van een grondstof een bepaald product maken
wetenschap = Het verzamelen van kennis door bestudering van een verschijnsel. Wetenschappers zoeken naar verklaringen en proberen bewijzen te vinden.
burgerrecht = Het recht dat rond 1200 voor Christus gegeven was aan Grieken die in een polis woonden en land bezaten. Mannen met burgerrechten mochten de stad besturen. 
polis = Griekse stadstaat, een stad met het land dat daar omheen lag.
(Atheense) democratie = Een vorm van bestuur waarbij het volk ( demos ) via stemming beslist wie de bestuurders zijn. In Athene mochten alleen mannen met burgerrecht deelnemen aan de democratie.
Romeinse cultuur = De opvattingen en gewoonten van de Romeinen. Hierbij horen bijvoorbeeld het geloof in veel goden, grote beelden van goden en keizers, het Latijn en een goede militaire training.
christendom = geloof in God, volgens de leer van Jezus Christus. Dit geloof ontstond in de eerste eeuw na Christus.
Joden = de oorspronkelijke bewoners van Palestina die in 1 god geloofden, Jahweh
monotheïstische godsdienst = geloof in 1 god
Klassieke cultuur = andere aanduiding voor Grieks-Romeinse cultuur
autarkie = economische onafhankelijkheid. In de vroege middeleeuwen streefden domeinen ernaar onafhankelijk te zijn van de omgeving, omdat handel drijven buiten het domein erg moeilijk was.
hofstelsel = Stelsel waarbij horige boeren beschermd werden door de heer. De boeren zijn gebonden aan de grond die bij de hoeve ( of het hof ) van de heer hoort. Zij moeten een deel van de opbrengst aan de heer afstaan en ook allerlei klussen voor de heer doen.
horigen = Boeren die geen eigen grond hadden, maar werkten op de grond van de heer. Zij moesten een deel van de opbrengst van het land aan de heer betalen en allerlei klussen voor de heer doen. Ze mochten de grond niet verlaten zonder toestemming van de heer.
adel = Groep mensen met bepaalde voorrechten. De edelen hadden een erfelijke titel ( bijvoorbeeld graaf of hertog ), bezaten veel grond en woonden in kastelen van waaruit ze een gebied bestuurden. Samen vormden ze de tweede stand.
leenstelsel = Van dit stelsel maakte Karel de Grote gebruik om zijn grote rijk te besturen. Hij leende als leenheer grote stukken land uit aan leenmannen in ruil voor hun trouwe steun.
centralisatie = besturen vanuit 1 plaats, waarbij ambtenaren ervoor zorgen dat in het hele land dezelfde wetten worden doorgevoerd
kruistochten = Pogingen van christelijke legers ( van 1096 tot 1270 ) om Jeruzalem en Palestina in bezit te krijgen.
staat = Een gebied waarvan de bewoners onder hetzelfde bestuur vallen
Renaissance = letterlijk: wedergeboorte. Overgangsperiode in de vijftiende en zestiende eeuw tussen de middeleeuwen en de Vroegmoderne tijd. In de renaissance was er veel belangstelling voor de kennis en de kunst uit de Oudheid en gingen mensen anders denken over het leven en de wereld.
kolonie = Onderworpen gebied in een overzees werelddeel
ontdekkingsreizigers = mensen die op zoek gaan naar gebieden die voor hun onbekend zijn. In de vijftiende en zestiende eeuw zochten Europeanen naar nieuwe zeeroutes en gebieden.
hervormers = Zij hadden kritiek op de kerk en de geestelijken wilden de kerk hervormen ( veranderen ). De belangrijkste hervormers waren Luther en Calvijn.
katholiek = Christenen onder leiding van de paus in Rome
Republiek der zeven verenigde Nederlanden = Sinds 1588 de naam van de zeven Nederlandse gewesten die zich losmaakten van Spanje en geen koning meer hadden
Absolute macht	 = Alle macht. In de zeventiende eeuw kwam er in enkele landen een bestuur waarbij de vorst ( koning ) alle macht.
Absolute vorsten = Vorsten met alle macht. Zij regeerden vanuit 1 bestuurscentrum en stelden rechtspraak en belastingen voor het land vast.
Handelskapitalisme = Ondernemers proberen met handel zoveel mogelijk winst te maken
welvaart = Als het goed gaat in de samenleving, vooral op economisch gebied
wereldeconomie = Een economie die in de hele wereld belangrijk is, omdat landen van de hele wereld producten aan elkaar verkopen.
wetenschappelijke revolutie = Korte periode in de zeventiende eeuw waarin verschillende landen veel ontdekkingen in de wetenschap werden gedaan

Ingezonden op 25-09-2010 - 2601x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

deze lijst is alleen bruikbaar voor de leerlingen van het Alkwin Kollege Uithoorn

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

MeMo

0 geschiedenis alle begrippen bij elkaar