Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Reggesteyn Noetsele
› 1 Alles voor PW duits!! Hfst 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Reggesteyn Noetsele
, deel 1
1 Alles voor PW duits!! Hfst 1
Jaar 2 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Paragraven 2 t/m 6: die Klassenlehrerin = de klassenlerares; de lerares die Stunde = het lesuur Mathe = wiskunde das Lieblingsfach = het lievelingsvak Französisch = Frans; frans das Geschäft = de winkel der Schreibtisch = het bureau vernünftig = verstandig unbedingt = hoe dan ook die Freizeit = de vrije tijd das Tagebuch = het dagboek Sport treiben = aan sport doen Fußball spielen = voetballen der Verein = de vereniging die Geschwister = de broers en/of zussen zurücklassen = achterlaten traurig = verdrietig die Mannschaft = het team spät = laat bekijken = sich ansehen; ansehen die Ferien = de vakantie die Nachricht = het berichtje nett = aardig die Schule = de school die Schwester = de zus das Tier = het dier der Bruder = de broer das Wörterbuch = het woordenboek einfach = eenvoudig, gewoonweg zum Beispiel = bijvoorbeeld reiten = paardrijden bekijken = ansehen; sich ansehen Hallo, ich bin Brit. = Hallo, ik ben Brit. Du bist also Evas Freund. = Jij bent dus Eva's vriend. Wohnst du in Berlin? = Woon je in Berlijn? Ja, ich wohne hier. = Ja, ik woon hier. Mein Vater hat hier seinen Job. = Mijn vader heeft hier zijn baan. Ik habe einen Bruder. = Ik heb een broer. Er heißt Alex. = Hij heet Alex. Ich habe eine Schwester. = Ik heb een zus. Wie heißt du? = Hoe heet jij? Ich habe ein Haustier. = Ik heb een huisdier. Est ist ein Kaninchen. = Het is een konijn. Ich habe keine Geschwister. = Ik heb geen broers en zussen. Wer ist das? = Wie is dat? Woher kommt er? = Waar komt hij vandaan? Er kommt aus Bonn. = Hij komt uit Bonn. Wie alt is er? = Hoe oud is hij? Er ist vierzehn. = Hij is veertien. Tag, Lisa. - Hallo, Stefan. = Dag Lisa. - Hallo Stefan. Herzlich wilkommen. = Hartelijk welkom. Gehen wir hinein? = Zullen we naar binnen gaan? Okay. Ist gut. = Oké. Dat is goed. Hast du auch E-Mail? = Heb je ook e-mail? Meine Adresse ist... = Mijn adres is... Guten Morgen. = Goedemorgen. Mein Name ist Traubach. = Mijn naam is Traubach. Angenehm. = Aangenaam. Sind Sie neu hier? = Bent u hier nieuw? Wie heißt du? = Hoe heet je? Ich heiße Lisa. = Ik heet Lisa. Freut mich. = Leuk je te ontmoeten. Wie geht es Ihnen? = Hoe gaat het met u? Nicht schlecht. = Niet slecht. Aber ich muss gehen. = Maar ik moet gaan. Wo ist der Eingang? = Waar is de ingang? Ach so! Tschüs! = Aha! Nou, dag! Auf Wiedersehen. = Tot ziens. Wie bitte? Was ist? = Wat zeg je? Wat is er? Wie geht es dir? = Hoe gaat het met je? Nein. Leider nicht. = Nee. Helaas niet. Mir geht es prima. = Met mij gaat het prima. Kommst du mit? = Kom je mee? Wer ist der Junge da? = Wie is die jongen daar? Das ist meine Schwester. = Dat is mijn zus. Wie heißt das Mädchen? = Hoe heet dat meisje? Wie als ist sie? = Hoe oud is ze? Sie ist zwölf Jahre alt. = Ze is twaalf jaar. Ich bin von allen Bands ein Fan. = Ik ben van alle bands een fan. Ich gehe oft shoppen. = Ik ga vaak winkelen. Ich esse gern gute Sachen. = Ik eet graag lekkere dingen. Mein Lieblingsfach ist Geschichte. = Mijn lievelingsvak is geschiedenis. Ich suche Mailfreunde. = Ik zoek mailvrienden. Ich möchte über alles reden. = Ik wil overal over praten. Ich gehe in die achte Klasse. = Ik zit in de achtste klas. Ik spiele Schlagzeug. = Ik speel drums Ich chatte oft über MSN. = ik MSN vaak. Ich höre am liebsten... = Ik luister het liefst naar... Ich freue mich auf Post. = Ik verheug me op post. Meine Telefonnummer ist... = Mijn telefoonnummer is... Ich bin auch übers Handy erreichbar. = Ik ben ook via mijn mobiel bereikbaar. Getallen: null = 0 eins = 1 zwei = 2 drei = 3 vier = 4 fünf = 5 sechs = 6 sieben = 7 acht = 8 neun = 9 zehn = 10 elf = 11 zwölf = 12 dreizehn = 13 vierzehn = 14 fünfzehn = 15 sechzehn = 16 siebzehn = 17 achtzehn = 18 neunzehn = 19 zwanzig = 20 einundzwanzig = 21 Grammatica: sein zijn = sein ik ben = ich bin jij bent = du bist hij is / zij is / het is = er ist; sie ist; es ist wij zijn = wir sind jullie zijn = ihr seid zij zijn = sie sind u bent = Sie sind haben hebben = haben ik heb = ich habe jij hebt = du hast hij heeft / zij heeft / het heeft = er hat; sie hat; es hat wij hebben = wir haben jullie hebben = ihr habt zij hebben = sie haben u heeft = Sie haben wohnen wonen = wohnen ik woon = ich wohne jij woont = du wohnst hij woont / zij woont / het woont = er wohnt; sie wohnt; es wohnt wij wonen = wir wohnen jullie wonen = ihr wohnt zij wonen = sie wohnen u woont = Sie wohnen heißen ik heet = ich heiße jij heet = du heißt hij heet / zij heet / het heet = er heißt; sie heißt; es heißt wij heten = wir heißen jullie heten = ihr heißt zij heten = sie heißen u heet = Sie heißen
Ingezonden op 28-09-2010 - 2100x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Alles voor PW op vrijdag 1 oktober 2010
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!
Maak gratis account aan