Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
elementaire economie
› 1 kennismaking
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
elementaire economie
, deel 1
1 kennismaking
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Regels = afspraken waar iedereen zich aan moet houden, anders word het een chaos. Wetten = door de overheid gemaakte regels. Schaarste = de wensen of behoeften zijn groter dan de mogelijk heden. Consumptie = het kopen van een product. Consument = koper van een product. Harde infrastructuur = wegen en spoorlijnen. Zachte infrastructuur = e-mail, mobiel, websites Euro = betaalmiddel Europese Monetaire Unie (EMU) = de landen die met euro betalen. Integratie = de aanpassing van allochtonen aan de Nederlandse omstandigheden. Behoefte = iets waar je niet zonder mee kan. Goed = product wat behoefte voorziet, zonder inspanning en tastbaar Dienst = ontastbaar, wat toch de behoefte voorziet. Primaire behoeften = eerste levensbehoeften, behoeften op de eerste plaats. Primaire consumptiegoederen = goederen die nodig zijn voor de primaire behoefte. Secundaire behoeften = behoeften waar men ook zonder kan. Secundaire goederen = goederen die nodig zijn voor de secundaire behoefte. Consumeren = het kopen en gebruiken van goederen. Consumeren in enge zin = het consumeren blijft bij kopen. Consumeren in ruime zin = het consumeren waar we letten op gebruik. Consumptiehuishouding = mensen die een gezamenlijke huishouding voeren. Consumptiegoederen = goederen die gekocht of gebruikt worden door een consumptiehuishouding. Stoffelijke consumptiegoederen = consumptiegoederen die je vast kunt houden. Onstoffelijke consumptiegoederen = consumptiegoederen die je niet vast kunt houden. productie = het geschikt maken van goederen voor gebruik. Productiehuishoudingen = plaats waar productie tegen betaling plaatsvindt. Productie in enge zin = productie die tegen betaling plaatsvindt. Productie in ruime zin = productie waar geen betaling plaatsvindt. Productiefactor natuur = alles wat van de natuur komt; grond, delfstoffen en bossen. Productiefactor arbeid = alles wat mensen met inspanning kunnen verrichten Productiefactor kapitaal = alles waar beide productiefactoren voor nodig zijn om de productie voort te zetten; machines, gebouwen, transportmiddelen. eëel kapiteel = kapitaal heeft niets te maken met geld. Geldkapitaal = het vermogen van een persoon Betuwelijn = spoorlijn tussen Rotterdamse haven en het Ruhrgebied in Duitsland.
Ingezonden op 05-10-2010 - 1773x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!