Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grandes Lignes - 2 vwo deel a
› 1 vocabulaire+zinnen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grandes Lignes - 2 vwo deel a
1 vocabulaire+zinnen
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
les vacances = de vakantie la colo = het vakantiekamp la plage = het strand la mer = de zee le soleil = de zon la montagne = de berg la campagne = het platteland la randonnée = de wandeltocht la clim(atistation) = de airco l'étoile = de ster le casse-cou = de waaghals la ville = de stad la piscine = het zwembad nager = zwemmen la rentrée = de eerste schooldag aujourd'hui = vandaag le jour = de dag la semaine = de week l'année = het jaar le matin = de ochtend, 's ochtends le soir = de avond, 's avonds chaud(e) = warm avoir peur = bang zijn dangereux(-euse) = gevaarlijk pendant = tijdens presque = bijna car = want toujours = altijd chaque = ieder, elk(e) le/la jeune = de jongere l'ado(lescent) = de tiener le banlieue = de buitenwijk l'été = de zomer juillet = juli août = augustus le cours = de les l'après-midi = de middag, 's middags la nuit = de nacht, 's nachts l'ordinateur = de computer froid(e) = koud premier, première = eerste dernier, dernière = laatste, vorige lundi = maandag mardi = dinsdag mercredi = woensdag jeudi = donderdag vendredi = vrijdag samedi = zaterdag dimanche = zondag oublier = vergeten expliquer = uitleggen préparer = voorbereiden participer = meedoen gagner = winnen rester = blijven l'ambiance = de sfeer adorer = dol zijn op détester = een hekel hebben aan visiter = bezoeken écouter = luisteren racontrer = vertellen penser = denken trouver = vinden acheter = kopen monter = instappen regarder = kijken sonner = bellen (aan de deur) la météo = het weerbericht le temps = het weer le degré = de graad le nuage = de wolk la pluie = de regen le nord = het noorden le sud = het zuiden l'ouest = het westen l'est = het oosten l'Angleterre = Engeland le sac à dos = de rugzak le cahier = het schrift le classeur = de multomap la trousse = het etui le crayon = het potlood le stylo = de pen la gomme = de gum Heb je een leuke vakantie gehad? = Tu as passé de bonnes vacances? Heb je gekampeerd? = Tu as fait du camping? Ben je lang gebleven? = Tu es resté(e) longtemps? Wat heb je gedaan? = Qu'est-ce que tu as fait? Was het mooi/slecht weer? = Il a fait beau/mauvais? Heeft het geregend? = Il a plu? Ja, het was super. = Oui, c'était super. Nee, we zijn in een hotel geweest. = Non, on a été à l'hôtel. Ja, ik ben een week gebleven. = Oui, je suis resté(e) une semaine. Ik heb gekitesurft. = J'ai fait du kitesurf. Ja, het was 28 graden. = Oui, il a fait 28 degrés. Ja, een dag. = Oui, un jour.
Ingezonden op 10-10-2010 - 2867x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!