Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans2010
› 1 Gente que estudia español
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans2010
, deel 1
1 Gente que estudia español
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
sí = ja La cruz = het kruisje/kruis' todos = allemaal la lista = de lijst estar = aanwezig zijn el profesor = de leraar la profesor = de lerares España = Spanje en = in Los idiomas = de talen la escuela = de school ser = zijn esto = deze/dit la clase = de les de = van el día = de dag el nombre = de voornaam los apellidos = achternamen ?cómo? = hoe? sonar = klinken escuchar = luisteren otro vez = nog een keer la vez = keer leer = lezen despacio = langzaam oír = horen los sonidos = de klanken nuevos = nieuw y = en tú = jij cada = ieder cada uno de nosotros = ieder van ons nosotros = ons\wij tenier = hebben los intereses = de interesses diferentes = verschillend interesar = interesseren los temas = de thema's/onderwerpen uno = één dos = twee tres = drie cuatro = vier cinco = vijf seis = zes siete = zeven ocho = acht nueve = negen diez = tien la playa = het strand la cultura = de cultuur el arte (f) = de kunst la comida = het eten/de lunch la política = de politiek los negocios = de handel la ciudad = de stad las fiestas populares = de volksfeesten la naturaleza = de natuur las actividades = de activiteiten intentar = proberen relacionar con = in verband brengen met la foto = de foto querer = willen conocer = weten ?que? = wat? el mundo = de wereld el mundo hispano = de Spaanstalige wereld hispano = Spaanstalig yo = ik saber = kunnen ya = al/reeds contar = tellen hasta = tot en español = in het Spaans sin = zonder mirar = kijken la televisión = de televisie está transmitiendo = zendt het uit el festival = het festival la canción = het lied participar = deelnemen aan los países = de landen en los que = waarin hablar = spreken ahora = nu/op dit moment Argentina =Argentinië Bolivia = Bolivia Colombia = Colombia Chile = Chili Filipinas = Filipijnen Guinea Ecuatorial = Equatoriaal Guinea México = Mexico Panamá = Panama Perú = Peru República Dominicana = Dominicaanse Republiek ?cuántos? = hoeveel? los puntos = de punten dar = geven el país = het land anotar = noteren la pantalla = het scherm cerrar = sluiten el libro = het boek poder = kunnen decir = zeggen el alumno = de leerling la alumna = de leerlinge el número = het nummer el teléfono = de telefoon el número de teléfono = het telefoonnummer los demás = de anderen tener que = moeten adivinar = raden de quién = van wie quién = wie cero = nul poco = weinig un poco de = een beetje geografía = geografie situar = plaatsen el mapa = de kaart trabajar = werken en parejas = in tweetallen yo creo que = ik denk dat creer = denken no = nee Haití = Haïti Brasil = Brazilië Surinam = Suriname Guyana Francesa = Frans Guyana La letra = de letter Las letras = de letters observar = observeren observa = let op escribirse = elkaar schrijven eligir = kiezen las etiquetas = de kofferlabels el aeropuerto = het vliegveld deletrear = spellen los compañeros = de collega's conocer = kennen otros = andere las abreviaturas = de afkortingen las soluciones = de oplossingen ?Quién? = wie? ser = zijn algunos = enkele los personajes = de personen famosos = beroemd hablar = praten con = met el compañero = de klasgenoot la compañera = de klasgenote saber = weten ?cuáles? = welke? más = meest interesante = interessant para = voor nuestro = onze ir = gaan vamos = we gaan hacer = maken La estadística = de tabel/statistiek la pizarra = het schoolbord primero = eerst escribir = schrijven aquí al lado = hiernaast si = als buscar = zoeken la información = de informatie sobre = over ganadores = winnende presentar = presenteren clasificar = indelen en su lugar correspondiente = op de juiste plaats el lugar = de plaats pensar = denken aan comparar = vergelijken después = vervolgens por ejemplo = bijvoorbeeld preguntar = vragen la dirección de electrónica = het emailadres tener = hebben alguien = iemand pasar lista = de lijst voorlezen ?cuántos sois? = met hoeveel zijn jullie? ?cuántas sois? = met hoeveel zijn jullie? (v) la página = de pagina ordenar = ordenen alfabéticamente = alfabetisch los resultados = de resultaten algo = iets
Ingezonden op 18-10-2010 - 1135x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
31-10-2010
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!