Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Asi Es deel 1 (2e druk)
› 0 Stencils
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Asi Es deel 1 (2e druk)
, deel 1
0 Stencils
Jaar 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
comprar = kopen pagar = betalen esquiar = skiën vender = verkopen leer = lezen creer= geloven, denken, veronderstellen dat vivir=wonen recibir=ontvangen abrir= openen poseer=bezitten asistir = bijwonen discutir=bespreken admitir=toegeven comer=eten comprender=begrijpen correr=lopen ofrecer=aanbieden nadar=zwemmen mandar=sturen trabajar=werken subir=instappen salir=vertrekken permitir=toestaan cubrir=bedekken mirar=kijken buscar=zoeken pasar=doorbrengen llamar=roepen llamarse=heten prometer=beloven beber=drinken la maleta=de koffer la oficina = het kantoor el país = het land San Nicolas = Sinterklaas El jefe = de chef, het hoofd El pantalon = de pantalon, de broek El agua = het water Las aguas = de wateren Agua mineral con gas = mineraalwater met bubbels/koolzuur El supermercado=de supermarkt La television=de televisie la situación= de situatie el maratón=de marathon la organización=de organisatie la selección=de selectie los hoteles=de hotels el metro=de metro, de meter fumar=roken la mesa=de tafel, het bureau el mantel= het tafellaken los padres= de ouders la dirección=de richting, het adres la costa=de (zee)kust, de prijs, de kosten el teléfono=de telefoon el avión=het vliegtuig las vacaciones=de vakantie la carta= de brief, de (land/speel)kaart el café=de koffie tener=hebben hacer=doen pensar=denken costar=kosten dormir=slapen estar, hay= zich bevinden ser, hay=plaatsvinden el libro=het boek el comedor=de eetzaal el tren=de trein el hijo=de zoon el vestido=de kleding, het kledingstuk la mujer=de vrouw el viaje=de reis la estación=het station el cigarillo=de sigaret el coche=de auto el llave=de sleutel el cigarro=de sigaar deliososo/a=heerlijk importante=belangrijk pequeño/a=klein la ciudad=de stad fácil=gemakkelijk barato/a=goedkoop frío/a=koud la comida=het eten, de maaltijd el vaso=het (drink)glas, de vaas la cantina=de kantine, de wijnkelder la música =de muziek la hija=de dochter el verano=de zomer el viernes=vrijdag el domingo=zondag el jueves=donderdag la lección=de les el año=het jaar la factura=de rekening, de factuur el pollo=de kuiken, het kippenvlees la bicicleta=de fiets el mercado=de markt, het marktplein enfermo/a=ziek cansado=moe, vermoeid simpático/a=aardig católico=katholiek el cuadro=het schilderij el hermano=de broer la hermana=de zus(ter) el idioma=de taal el bolígrafo=de balpen el lápiz=het potlood estudiar=studeren hablar=spreken tomar=nemen viajar=reizen llegar=aankomen necesitar=nodig hebben la casa=het huis la carne=het vlees el pescado=de vis preguntar=vragen el vino=de wijn la pregunta=de vraag el día=de dag hoy=vandaag el producto=het produkt ver=zien la empresa=de onderneming la ventana=het raam la escalera a pie=de trap preferir=voorkeur geven aan la cita=de afspraak el abogado=de advocaat ir=gaan el cine=de bioscoop mañana=morgen el trabajo=het werk quedarse=blijven saber=weten el tiempo=de tijd querer=willen venir=komen volver= draaien, keren el principe=de prins poder=kunnen el miércoles=woensdag ir a casarse= trouwen con=met el piloto=de piloot el padre=de vader la madre=de moeder el/la dentista=de tandarts (m/v) la gasolinera=het tankstation la torre=de (klokke)toren el taxi=de taxi la biblioteca=de bibliotheek la gente=de mensen la familia=het gezin, de familie el camerero=de kelner, de ober la camerera=de serveerster la librería=de boekhandel la oficina de policía=het politiebureau el problema=het probleem la camisa=het (over)hemd el traje=het pak, kostuum la canción=het liedje caro/a=duur el postre=het nagerecht, dessert la nube=de wolk las nubes =de wolken el hombre=de mens, de man gordo/a=dik el campo=het platteland la política=de politiek la ciencia=de wetenschap el baile=het dansen, de dans hablador/a=praatziek el obrero=de arbeider, werknemer la obrera=de werkneemster trabajador/a=hardwerkend pobre=arm el muchacho=de jongen, knul la muchacha=het meisje el pared=de muur, de wand el color=de kleur la respuesta=het antwoord la palabra=het woord la Tierra=de Aarde la Luna=de maan el gato=de kat el perro=de hond largo/a=lang el mercado=de markt el cielo=de lucht azul=blauw gris=grijs alegre=vrolijk viejo/a=oud antiguo/a=antiek el teatro=het theater el bigote=de snor la barba=de baard el barco=de boot
Ingezonden op 23-11-2010 - 933x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
04-12-2010
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!