Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Portugees LBC 1e jaar
› 22 werkwoorden op -AR
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Portugees LBC 1e jaar
22 werkwoorden op -AR
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
wonen = morar heten = chamar-se spreken = falar terugkeren = voltar bevinden = situar gebruiken = utilizar leren = estudar duwen = empurrar trekken = puxar doden = matar vinden (mening) = achar wassen = lavar dromen = sonhar blijven/zich bevinden = ficar werken = trabalhar beginnen = começar houden van = gostar de liefhebben = amar trouwen = casar-se dineren = jantar zingen = cantar sluiten = fechar stoppen = parar uitleggen = explicar volgen/nemen = birar wenen = chorar zijn (gemoedstoestand) = ficar roken/walmen = fumar zijn (tijdelijke toestand) = estar hopen = esperar wachten = esperar por wachten op = esperar à kopen = comprar zoenen = beijar reizen = viajar betalen = pagar geloven = acreditar zoeken = procurar vragen = perguntar dansen = dançar spelen (kinderen) = brincar sporten = jogar muziek spelen = tocar opstaan = levantar-se afgeleid worden/zich ontspannen = distrair-se vinden = encontrar wensen, verlangen = desejar bereiken = alcançar vooruitgaan = avançar bewaren/bewaken = guardar aanleren = ensinar terugdenken aan = lembrar wakker maken = despertar nemen/vangen = apanhar veranderen = mudar verhuizen = mudar casa trillen = trinar verbazen = espantar ploegen = lavrar bemesten = estrumar proeven = provar laten = deixar zaaien = semear grillen/roosteren = assar doorboren = furar-se helpen = ajudar denken = pensar bezighouden = preocupar aankomen (op bestemming) = chegar lenen = emprestar volgen = tirar bekijken = olhar volstaan = bastar oversteken = atravessar afslaan = virar à geven = dar blijmaken = alegrar wachten op = estar à espera de vastankeren = ancorar spannen = apertar losmaken = soltar meebrengen van huis = levar omarmen = abraçar nemen/(be)houden = agarrar reiken = cheirar neerzitten = sentar-se tellen/vertellen = contar zonnen = apanhar sol aanbidden = adorar wegen = pesar boos zijn = zangar-se ophangen (omhoog) = pendurar schilderen = pintar bezoeken = visitar gaan slapen = deitar-se zich herinneren = lembrar-se druppen = pingar wakker worden = acordar bevriezen = gelar bakken/frituren = fritar tekort komen = faltar onderlijnen = sublinhar stoppen, eindigen = acabar aanzetten = ligar uitzetten = desligar gieten = deitar smeren = barrar vergezellen = acompanhar klaarmaken = preparar dik maken = engordar proberen = tentar praten = conversar thuis blijven = ficar em casa cursus volgen = ficar um curso genieten = desfrutar zwemmen = nadar nodig hebben = precisar de huren = alugar uitstellen = adiar herdenken = comemorar verbranden = quiemar overhandigen = entregar middageten = almoçar kosten = custar ontbijten = tomar o pequeno-almoço ontspannen, uitrusten = descansar gaan, wandelen = andar fietsen = andar de bicicleta
Ingezonden op 26-11-2010 - 1647x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
05-01-2011
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!