Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grammatica italiana
› 3 Gezondheid en geneeskunde
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grammatica italiana
, deel 1
3 Gezondheid en geneeskunde
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la salute = gezondheid guarire (guarisco) = genezen, beter worden la guarigione = genezing debole = zwak la cura = kuur, behandeling rimettersi = opknappen, herstellen; herstellen, opknappen la condizione = conditie, (gezondheids)toestand sano, a = gezond malat, a / ammalato, a; ammalato, a / malato, a; malato, a / ammalato, a = ziek curarsi = zich laten behandelen, zichzelf verzorgen il sintomo = symptoom, ziekteverschijnsel descrivere = beschrijven stanco, a = moe stancarsi = moe worden, zich afmatten la malattia = ziekte migliorare = verbeteren, beter worden peggiorare = verslechteren, slechter worden grave = ernstig cronico, a = chronisch il male = ziekte, pijn il dolore = pijn far male; fare male = pijn doen il, la paziente = patiënt(e) la febbre = koorts il termometro = thermometer la crisi = crisis, kritieke situatie la complicazione = complicatie acuto, a = acuut, ploteseling optredend; acuut, plotseling optredend svenire (svengo) = flauwvallen la digestione = spijsvertering digerire (digerisco) = verteren la sofferenza = leed, het lijden soffrire di = lijden aan, last hebben van il mal di testa = hoofdpijn il mal di stomaco = maagpijn il mal di pancia = buikpijn il mal di denti = kiespijn il mal di gola = keelpijn il mal di mare = zeeziekte il diabete = diabetes, suikerziekte dormire = slapen addormentarsi = in slaap vallen il sonno = slaap il sogno = droom sognare = dromen (van) russare = snurken il rimedio = remedie, hulpmiddel, geneesmiddel lo stress = stress nervoso, a = nerveus, zenuwachtig, prikkelbaar isterico, a = hysterisch la ferita = wond, verwonding ferire (ferisco) = verwonden, een wond toebrengen rompersi = breken (ledemaat); breken (van ledemaat) la frattura = breuk, fractuur il riconoscimento precoce = vroegtijde onderkenning (ziekte); vroegtijdige onderkenning (ziekte) il cancro = kanker il carcinoma = carcinoom, kankergezwel cancerogeno, a = kankerverwekkend il tumore = tumor, gezwel maligno, a = kwaadaardig benigno, a = goedaardig la nevrosi = zenuwziekte, neurose il fastidio = last, hinder, kwaal(tje); hinder, last, kwaal(tje) la tosse = hoest, het hoesten tossire (tossisco) = hoesten il raffreddore = verkoudheid raffreddarsi = verkouden worden raffreddato, a = verkouden l'influenza = griep la bronchite = bronchites, luchtweginfectie; bronchitis, luchtweginfectie riguardarsi = oppassen, zich in acht nemen la polmonite = longontsteking il crampo = kramp l'infiammazione = ontsteking gonfiarsi = opzwellen, opzetten sudare = zweten il sudore = zweet l'Aids = aids sieropositivo, a = seropositief stare bene = zich goed voelen, gezond zijn stare male = zich niet lekker voelen, ziek zijn ammalarsi = ziek worden il disturbo = klacht, last, stoornis; last, klacht, stoornis facilmente = gemakkelijk, al gauw le vertigini = duizelingen, duizeligheid il polso = pols, polsslag la sanità = volksgezondheid il foglio della muatua; il foglio della mutua = ziekenfondskaart, zorgpas l'allergia = allergie la vaccinazione = vaccinatie, inenting inguaribile = ongeneeslijk la terapia = therapie, behandeling efficace = werkzaam l'emicrania = migraine stroncare = slopen, afbreken il virus = virus resistente = resistent, bestand (tegen) danneggiare = schaden, schadelijk zijn voor colpire (colpisco) = treffen le misure preventive = preventieve maatregelen prevenire = voorkomen, vóór zijn l'handicap = handicap, beperking l'handicappato, a = gehandicapte (m/v) disabile = gehandicapt, mindervalide l'apparecchio acustico = gehoorapparaat la protesi = prothese la diarrea = diarree vomitare = overgeven, braken la dieta = dieet dimagrante = vermagerings- contagioso, a = bestmettelijk; besmettelijk il sistema immunitario = immuunsysteem le difese immunitarie = lichamelijke weerstand disinfettare = desinfecteren, ontsmetten la micosi = mycose, paddestoelenvergiftiging l'infarto = hartinfarct, beroerte l'aritmia (cardiaca) = hartritmestoornis il pacemaker = pacemaker il by-pass = bypass la sclerosi = verkalking subire (subisco) = ondergaan, het slachtoffer zijn van l'appendicite = blindedarmontsteking la paralisi = verlamming la commozione cerebrale = hersenschudding il medico = art, doktor (m/v); arts, doktor (m/v) la visita medica = medisch onderzoek, doktersonderzoek; doktersonderzoek, medisch onderzoek lo, la specialista = specialist; specialist(e) mandare = sturen, doorverwijzen; doorverwijzen, sturen l'ambulatorio = (dokters)praktijk, polikliniek curare = verzorgen, behandelen l'iniezione = injectie, prik l'ospedale = ziekenhuis l'ambulanza = ambulance, ziekenauto il pronto soccorso = EHBO, eerstehulpverlening, eerstehulpafdeling l'infermiere, l'infermiera = verpleger/verpleegster il letto = bed l'operazione = operatie la donazione di organi = orgaandonatie trapiantare = transplantere; transplanteren il trapianto = transplantatie il donatore, la donatrice = donor (m/v) adatto, a = geschikt il, la dentista = tandart (m/v); tandarts (m/v) la dentature; la dentatura = (natuurlijk) gebit togliere = eruithalen trekken; eruithalen, trekken la dentiera = kunstgebit l'otturazione = vulling otturare = vullen la protesi dentaria = tandprothese, kunstgebit l'amalgama = amalgaam la capsula = kroon lo psicologo, la psicologa = psycholoog/psychologe la psicologia = psychologie lo, la psichiatra = psychiater (m/v) depresso, a = gedeprimeerd, down pazzo, a = gek la pazzia = gekte, waanzin il neurologo, la neurologa = neurloog/neurologe; neuroloog/neurologe l'intenista; l'internista = internist (m/v) il chirurgo = chirurg (m/v) il, la pediatra = kinderarts (m/v) l'otorinolaringoiatra = KNO-arts (m/v) il radiologo, la radiologa = radioloog/radiologe la medicina traditionale; la medicina tradizionale = traditionele geneeskunde la medicina alternativa = alternative geneeskunde; alternatieve geneeskunde l'omeopatia = homeopathie l'omeopata = homeopaat(m/v); homeopaat (m/v) la farmacia = apotheek il medicinale = geneesmiddel la ricetta = recept prescrivere = voorschrijven la medicina = geneeskunde, medicijn la pastiglia = pil, tabletje; tabletje, pil la confezione = pakje, doosje; doosje, pakje le gocce = druppels il cerotto = pleister la camomilla = kamillethee la clinica = kliniek ricoverare = opnemen il policlinico = polikliniek il servizio di pronto intervento = alarmdienst la barella = brancard la Croce Rossa = Rode Kruis il reparto = afdeling operare = opereren l'analisi = (laboratorium)test, analyse l'urina = urine la siringa = injectiespuit iniettare = injecteren, inspuiten il medico di famiglia = huisarts la diagnosi = diagnose il criterio = normwaarde la radiografia = röntgenonderzoek la risonanza magnetica = echografie la TAC = CT-scan rivolgersi a = zich wenden tot, raadplegen l'emergenza = noodgeval l'anoressia = anorexia la bulimia = boelimia la pomata = zalf la supposta = zetpil la fascia = verband la fasciatura = verband, het verbinden la pressione (del sangue); la pressione del sangue = bloeddruk il, la farmacista = apotheker (m/v) la circolazione (del sangue); la circolazione del sangue = bloedsomloop dare disturbi = klachten geven il gene = gen la genetica = genetica l'ingegneria genetica = gentechnologie la manipolazione genetica = genetische manipulatie il cromosoma = chromosoom clonare = klonen il clone = kloon l'embrione = embruo; embryo mutare = muteren il veleno = gif la droga = drugs distribuire (distribuisco) = verstrekken, uitdelen drogarsi = drugs gebruiken drogato, a = verslaafd (aan drugs) il, la tossicodipendente = drugsverslaafde (m/v) la tossicodipendenza = drugsverslaving l'astinenza = onthouding, het clean zijn l'alcol, l'alcool = alcohol l'alcolismo = alcoholisme ubriaco, a = dronken disintossicarsi = een ontwenningskuur volgen, afkicken il tabacco = tabak la nicotina = nicotine la sigaretta = sigaret il tabaccaio = tabakswinkelier, tabakszaak il sigaro = sigaar la pipa = pijp fumare = roken il fumacenere; il portacenere = asbak la cenere = as il fiammifero = lucifer l'accendino = aansteker il tranquillante = kalmerend middel, tranquillizer gli stupefacenti = verdovende middelen, drugs la cocaina = cocaïne il, la narcotrafficante = drugshandelaar(ster) l'eronia; l'eroina = heroïne lo spinello = joint l'ecstasy = xtc l'abuso di stupefacenti = drugsmisbruik il consumo proprio = eigen gebruik i sintomi da astinenza = onthoudingsverschijnselen recidivo, a = terugvallend (in slechte gewoontes)
Ingezonden op 03-01-2011 - 1987x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!