Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Fortuna, deel 1

345678910 alles van boek 1

Jaar 2 (Gymnasium)

dico, dixi = zeggen
ipse, ipsa, ipsum = zelf
mulier, mulierem = vrouw;echtgenote
venio, veni = komen
liber, libri = boek
fero, tuli = dragen, brengen;verdragen
paratus, parata, paratum = bereid;voorbereid;gereed
divinus, divina, divinum = goddelijk
pretium = prijs
quaero, quaesivi = zoeken;vragen
nimius, nimia, nimium = teveel;te groot
posco, poposci = eisen;vragen
rideo, risi = lachen
puto = menen, vinden;beschouwen als;vinden, menen
pono, posui = plaatsen;neerleggen
tres = drie
impono, imposui = plaatsen op;leggen op
reliquus, reliqua, reliquum = overig;overige
emo, emi = kopen
idem = dezelfde;hetzelfde
peto, peti = vragen;streven naar
magis = meer
eam = haar;deze;die
alius, alia, aliud = ander
incendo, incendi = in brand steken
rursus = weer;terug
tandem = tenslotte;uiteindelijk
nusquam = nergens
nobilis = aanzienlijk; van hoge afkomst
olim = ooit; eens; vroeger
excito = (op)wekken, opjagen {1}
laudo = prijzen {1}
propero = zich haasten {1}
hostis = vijand {hostem}
clamor = geschreeuw; lawaai {clamorem}
antea = vroeger
territus = verschrikt
gero = dragen, voeren; dragen, oorlog voeren {3}
dormio = slapen
soleo = de gewoonte hebben; gewoonlijk doen
erat = hij was
eius = van hem, haar, van het; zijn, van haar, ervan
ardeo = branden; in brand steken {arsi}
intellego = bergijpen {3 - intellexi}
ut = (zo)als; als
incolumis = ongedeerd
video = zien {vidi}
moveo = bewegen; verplaatsen {movi}
cum = toen, wanneer
caput = hoofd
insignis = opvallend; bijzonder; bekend
veto = verbieden {vetui}
inquit = hij zegt, hij zei
appareo = verschijnen {apparui}
totus = (ge)hele; hele
eos = hen
carus = geliefd; dierbaar
simulo = doen alsof; voorwenden {1}
relinquo = achterlaten {acrem}
acer = scherp; fel; hevig {3 - deieci}
deicio = neerwerpen; laten vallen {3 - occidi}
occido = doden {altera, alterum}
alter = de een; de ander
non solum ... sed etiam = niet alleen ... maar ook
facinus = misdaad
facio = maken, doen {3 - feci}
erant = zij waren
effugio = ontvluchten; ontkomen {3 - effugi}
insidiae = hinderlaag; aanslag
teneo = (vast)houden; houden
Les 10
in castris = in het legerkamp
quisque = ieder; elk
victor = overwinnaar; winnaar {victoris}
domi = thuis
obsideo = bezetten; belegeren {obsedi}
equus = paard
quondam = eens
placeo = bevallen; in de smaak vallen
ingenium = karakter; doen en laten
unus = 1
certamen = strijd; wedstrijd {certaminis}
forte = toevallig
memoro = ter sprake brengen {1}
nostrum = van ons
virtus = deugd, moed; goede eigenschap, moed {virtutis}
satis + gen. = genoeg
vix = nauwelijks
quaero = zoeken, vragen; zoeken, informeren naar {3 - quaesivi}
pauci = weinige; enkele
dies = dag; diem} {ac}
tremo = trillen; beven {3 - tremui}
exspecto = (af)wachten; verwachten {1}
si = als
domum = naar huis
pectus = borst {pectoris}
eam = haar
plenus + gen. = vol van
corpus = lichaam {corporis}
libido = (wel)lust; begeerte {libidinis}
cupidus + gen. = begerig naar
ingarus + gen. = onkundig van
forma = gestalte; schoonheid
nuntius = bode
oculus = oog
metus = vrees; angst
nihil = niets
salus = redding; behoud; gezondheid {salutis}
ostendo = tonen; laten zien {3 - ostendi}
diu = lange tijd
taceo = zwijgen
me = mij
gladius = zwaard
terra = aarde; grond; land
misceo = mengen; vermengen
narro = vertellen {1}
vita = leven
nox = nacht {noctis}
tuus = jouw {tua, tuum}
testis = getuigen {testis}
alienus = van een ander; vreemd
nudus = naakt
terror = angst {terroris}
scelus = misdaad {sceleris}
fama = gerucht, reputatie
ira = woede
cado = vallen {3 - cecidi}
animus = geest
vestigium = spoor; voerspoor
vindico = wreken {1}
tantum = alleen maar; slechts
miser = ongelukkig {misera, miserum}
pono = plaatsen; neerleggen {3 - posui}
pes = voet {pedis}
erit = hij zal zijn
dolor = pijn; verdriet {doloris}
Les 11
arma = wapens {armorum}
consul = consul {consulis}
coepi = beginnen {perf.}
eorum = van hen; hun; ervan
sto = staan {1 - steti}
possum = kunnen {potui}
alius = ander {alia, aliud}
ubique = overal
custodio = bewaken; passen op
impetus = aanval
pons = brug {pontis}
murus = muur
adiuvo = helpen {1 - adiuvi}
adsum = aanwezig zijn, helpen {adfui}
armatus = gewapend
consisto = gaan staan; blijven staan {3 - constiti}
comprehendo = vastpakken {3 - comprehendi}
desino = ophouden {3 - desii}
incendo = in brand steken {3 - incendi}
libertas = vrijheid {libertatis}
simul = tegelijkertijd
singuli = 1 voor 1
statua = standbeeld
caedis = moord; slachting {caedis}
castra = legerkamp
erro = rondzwerven, zich vergissen; dwalen, zich vergissen {1}
minus = minder
omnes = alle; allen
omnis = geheel; elk; ieder
quam = dan
sicut = zoals
turba = menigte
ubi = waar, waar?
ut = (zo)als, zodra (als)
via = weg
voco = roepen; noemen {1}
accendo = in brand steken; aansteken {3 - accendi}
addo = toevoegen {3 - addidi}
beneficium = weldaad
caveo + acc. = op zijn hoede zijn voor; oppassen voor {cavi}
dexter = rechts; rechter- {dextra, dextrum}
dimitto = wegsturen; laten gaan {3 - dimisi}
ideo = daarom
iubeo = bevelen {iussi}
longus = lang
manus = hand
moneo = waarschuwen
nec = en niet; ook niet
noceo + dat. = benadelen; kwaad doen {nocui}
nos = wij; ons
ordo = rij {ordinis}
paratus = voorbereid; gereed
unus = 1; (als) enige; alleen
Les 12
campus = veld; vlakte
in +acc = naar; naar binnen
non modo ... sed etiam = niet alleen ... maar ook; niet alleen...maar ook
munus, muneris (onz) = taak; geschenk
in +abl = in; op; bij
scelus, sceleris (onz) = misdaad
porta = poort
ludus = spel
cum +abl = met; samenmet
ager, agri = akker; land
in animo habere = van plan zijn
potestas, potestatis = macht; mogelijkheid; gelegenheid
toga = toga
a(b) + abl = weg van; vanaf
imperator; imperatoris = opperbevelhebber
perducere = brengen tot; brengen naar
ex, e + abl = uit; vanuit; vanaf
nobis (dat/abl) = ons
tergum = rug
expellere = verdrijven
civitas, civitatis (vrl) = staat; burgerij
agere = voeren; drijven; behandelen; doen; handelen; verrichten
tradere = overgeven; uitleveren; overleveren
matrona = vrouw
habere = hebben; houden
de +abl = wegens; over
silentium = stilte
fingere = vormen; verzinnen
res, rem, re = zaak; ding
vox, vocis = stem; woord
senator; senatoris = senator
duo, duae, duo = twee
excedere = uitgaan; weggaan
postero die = op de volgende dag
inter se = elkaar; onder elkaar; onderling
res publica = staat
sine +abl = zonder
domo = van huis; uit huis
utrum...an = of...of
senatus = senaat
fides = trouw; vertrouwen
dolus = list; bedrog
praeter +acc = behalve
medium = het midden
perferre = overdragen; overbrengen
ex eis = van hen
ullus, ulla, ullum = enige
ingenium = karakter; doen en laten; aanleg; talent
non iam = niet meer; het langst
adulescens, adulescentis = jongeman
patres, patrum = vaders; senatoren
hoc = dit
cupere = verlangen
incipere = beginnen
vivere = leven
iacere = gooien
foedus, foederis (onz) = verdrag; verbond
monere = waarschuwen
insidiae (mv) = hinderlaag
tamen = toch
adesse = aanwijzig zijn; helpen; aanwezig zijn
addere = toevoegen
caedes, caedis (vrl) = moord; slachting
ut = zoals; zodra
remittere = terugsturen; loslaten
cavere +acc = op zijn hoede zijn voor; oppassen voor
nuntius = bode; bericht
reddere = teruggeven
telum = werptuig
Les 13
praeda=buit
nullus, nulla, nullum=geen;geen(enkel);geen enkel
nonnulli(mv)=sommige;sommigen
seds, sedis (vrl.)=(zit)plaats; zitplaats; woonplaats
malo, malui (malle)= liever willen
domi= thuis
quamquam=hoewel
dignus+abl= waard;waardig
cerno, crevi(cernere)= zien
senex, senis=oude man
similis, simile+gen/dat= gelijk aan; gelijkend op
vis,acc, vim, abl, vi (vrl)= kracht; geweld
metuo, metui (metuere)= vrezen
invenio, inveni, (invenire)= vinden; aantreffen
nolo,nolui, (nolle)= niet willen
cogo, coëgi, (cogere)=dwingen; bijeenbrengen
specto, (spectare)= kijken naar;zien
propter+acc= vanwege; door
tango, tetegi (tangere)=aanraken
mille=duizend
strepitus=lawaai
tempto, (temptare)= proberen
ingens, ingentis= geweldig; enorm
ira=woede
brevis, breve=kort
quod=omdat
priusquam=voordat
nocte(abl.)='s nachts
auxilium=hulp
pete, peti(v)i (petere) a(b)+abl= vragen aan
ne ... quidem=zelfs niet
sentio, sensi (sentire)= voelen; bemerken
egregius, egregia, egregium=uitsteken; voortreffelijk
dum=terwijl
deicio, deieci (deicere)= naar beneden werpen; laten vallen
ferox, ferocis=strijdlustig; woest; fel
teneo, tenui (tenere)= houden; vasthouden; (vast)houden
tremo, tremui (tremere)= trillen; beven
ceteri (mv)= overige; overigen
fames, famis (vrl)=honger
saxum=steen; rots
affero, attuli (afferre)=(mee)brengen; meebrengen; ergens heen brengen
canis, canis=hond
gladius=zwaard
patria=vaderland
appello (appellare)=toespreken; noemen
despero (desperare) +acc=wanhopen (aan); wanhopen; wanhopen aan
sacer, sacra, sacrum=heilig; gewijd aan
ingens, ingentis = geweldig; enorm
nocte = 's nachts
custos, custodis = bewaker
canis, canis = hond
adventus = aankomst
sentio, sensi = voelen; bemerken
sacer, sacra, sacrum +gen. = heilig; gewijd aan
Les 14
mox= weldra; snel daarna
posterus, postera, posterum= volgend
diu= lange tijd
fama= gerucht; reputatie
vacuus, vacua, vacuum= leeg
annus= jaar
infero, intuli (inferre)= brengen naar; veroorzaken; aandoen
primo (bijw)= eerst
magnitudo, magnitudinis (vrl.)= grootte; omvang
lingua= tong; taal
pietas, pietatis= plichtsgevoel; liefde; trouw
se= hij; zij; zij; zich
iit (perf)= hij ging; hij is gegaan
ostendo, ostendi (ostendere)= tonen; laten zien
it (praes)= hij gaat
detraho, detraxi (dethrahere)= ervan wegrukken; wegnemen
terra= aarde; grond; land
nudus, nuda, nudum= naakt
collum= nek
tollo, sustulli (tollere)= optillen; opheffen; wegnemen
ferme (bijw.)= ongeveer
venenum= vergif; gif(drank); gif; gifdrank
quaedam (vrl.)= bovendien
haec (nom./acc. onz. mv)= deze
refero, rettuli (referre)= terugbrengen; berichten; rapporteren
comfirmo (comfirmare)= bevestigen; verzekeren
auctor, auctoris= ontwerper; schrijver; zegsman
deprehendo, deprehendi (deprehendere)= betrappen; grijpen
nisi= als niet; tenzij
fere (bijw)= ongeveer; bijna
deduco, deduxi (deducere)= wegleiden; (naar beneden) leiden; leiden; naar beneden leiden
damno (damnare) = veroordelen
viginti (onverbuigbaar) = twintig; 20
publicus, publica, publicum= openbaar; algemeen
ac= en
herba= gras; kruid

Ingezonden op 27-01-2011 - 1631x bekeken.
Waardering 8 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

woorden fortuna1

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Fortuna, deel 1

345678910 alles van boek 1