Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Stutzpunkt

5 Reisen und Verkehr

Jaar 6 (vwo)

die Geschwindigkeit = de snelheid
Das auto fuhr mit großer Geschwindigkeit um die Ecke = De auto reed met grote snelheid de hoek om.
die Bahntarife = de treintarieven
Die bahntarife sind wieder teurer geworden = De treintarieven zijn weer hoger geworden
ins Hintertreffen geraten = een achterstand oplopen; achterblijven
Mit der Verkehrsplanung ist die Stadtverwaltung ins Hintertreffen geraten. = Met de verkeersplanning heeft het stadsbestuur een achterstand opgelopen.
die raststätte = het wegrestaurant
Wir haben in der raststätte zu Mittag gegessen = Wij hebben in het wegrestaurant geluncht.
fahrlässig = nalatig; onachtzaam
Er wurde wegen fahrlässiger Tötung angeklagt. = Hij werd wegens dood door schuld aangeklaagd.
die Leitplanke = de vangrail
Das Auto flog aus der Kurve und raste in die Leitplanke. = De auto vloog uit de bocht en schoot de vangrail in.
reibungslos = zonder strubbelingen; vlot
Unsere Reise verlief reibungslos. = Onze reis verliep zonder strubbelingen
der Mineralölpreis = de olieprijs
Der Mineralölpreis ist gestiegen. = De olieprijs is gestegen
knapp = bijna; krap
Die Reise dauerte knapp eine Woche. = De reis duurde bijna een week.
unentrinnbar = onafwendbaar; niet te vermijden
Der Zusammenstoß war unentrinnbar. = De botsing was onafwendbaar.
die Strecke = het traject; het baanvak
Durch die Entgleisung des Güterzuges war die Strecke blockiert. = Doordat de goederentrein was ontspoord, was het baanvak geblokkeerd.
zulässig = toegestaan
Das Betreten der Gleise ist nicht zulässig. = Het betreden van de rails is niet toegestaan.
die Schiene = de rail
Der zug entgleise, weil eine Schiene verbogen war. = De trein ontspoorde, omdat er een rail verbogen was.
tüchtig = flink; bekwaam
Die Schaffnerin war sehr tüchtig. = De conductrice was heel flink.
der Nachverkehr = het lokale verkeer
Wegen des großen Verkehrsaufkommens gab es beim Nahverkehr Schwierigkeiten. = Door de grote verkeersdichtheid waren er moeilijkheden bij het lokale verkeer.
aufhalten = tegenhouden; ophouden
Der Bahnhofsvorsteher konnte den Zug nicht mehr aufhalten. = De stationschef kon de trein niet meer tegenhouden.
bisweilen = soms
Bisweilen benutze ich die Straßenbahn. = Soms neem ik de tram.
die Staumeldung = de filemelding
Im Radio hörte ich die Staumeldung. = Op de radio hoorde ik de filemelding.
die öffentlichen Verkehrsmittel = het openbaar vervoer
Die öffentlichen Verkehrsmittel lassen zu wünschen übrig. = Het openbaar vervoer laat te wensen over.
die Autobahn gebühren = de tol op de autosnelwegen
Die Autobahngebühren steigen wieder. = De tol op de autosnelwegen stijgt weer.
die Infrastruktur = de infrastructuur
Die Infrastruktur wurde im Krieg vernichtet, also auch die Bahnhöfe. = De infrastructuur werd in de oorlog verwoest, dus ook de stations.
entgegenbringen = naar iemand toebrengen; tonen
Der Schüler brachte der Reisebeschreibung seines Lehrers wenig Interesse entgegen. = De leerling toonde weinig belangstelling voor de reisbeschrijving van zijn leraar.
der Fürerschein = het rijbewijs
Er entdeckte, dass sein Führerschein abgelaufen war. = Hij ontdekte dat zijn rijbewijs verlopen was.
die Nutzung = het gebruik
Die Nutzung der neuen Bahnstrecke war zufriedenstellend. = Het gebruik van het nieuwe baanvak was bevredigend.
großrämig = royaal
Der neue Bahnhof war Großräumig angelegt worden. = Het nieuwe station was royaal gebouwd.
im Antsatz = in het begin
Im Antsatz schien die neue Linie sich zu rentieren. = In het begin scheen de nieuwe lijn winstgevend te zijn.
schlimmstenfalls = in het ersgte geval
Schlimmstenfalls fahren wir erst morgen. = In het ergste geval gaan wij pas morgen weg.
jemandern eine Nachricht übermitteln = iemand van iets op de hoogte brengen.
Er hat mir erst gestern die Nachricht von Ihrer Abreise übermittelt. = Hij heeft mij pas gisteren van uw vertrek op de hoogte gebracht.
die Ortschaft = de plaats
Wir verbringen unsere Ferien immer in einer kleinen Ortschaft in den Alpen. = Wij brengen onze vakantie steeds door in een kleine plaats in de alpen.
zudem = bovendien
Die reise war mir zudem viel zu teuer. = Die reis was mij bovendien veel te duur.
das Mobilfubknetz = het mobiele telefoonverkeer
Das Mobilfunknetz ist ein großer Fortschritt. = Het mobiele telefoonverkeer is een grote vooruitgang.
sich rentieren = rendabel zijn; winst opleveren
Diese Buslinie rentiert sich nicht. = Deze buslijn is niet rendabel.
rasch = vlug
Aus verschiedenen Gründen änderte er rasch seine Reisepläne. = Om verschillende redenen veranderde hij vlug zijn reisplannen.
winzig = zeer klein; klein
Die Einwohner des winzigen Bergdorfes leben vom Tourismus. = De inwoners van het kleine bergdorp leven van het toerisme.
aufwendig = duur
Diese Kreuzfahrt ist uns viel zu aufwendig. = Deze cruise is ons veel te duur.
unterdessen = ondertussen
Belade du mal unterdessen das Auto. = Doe jij ondertussen de bagage in de auto?
der TüV = de verplichte autokeuring
Morgen muss unsere Wagen zum TüV. = Morgen moet onze auto naar de APK-keuring; Morgen moet onze auto naar de APK keuring
befolgen = volgen
Befolge meinen Rat, fahre nicht in dieses Land. = Volg mijn advies op, ga niet naar dat land.
der Bundesstraße = de provinciale weg
Wir sind immer nur Bundesstraße gefahren. = Wij hebben steeds op provinciale wegen gereden.
die Lärmbelästigung = de geluidsoverlast
Die Flugzeuge verursachen eine enorme die Lärmbelästigung. = De vliegtuigen veroorzaken een enorme geluidsoverlast.
das übel = het probleem; de kwaal
Umsteigen ist hier das kleinere übel. = Overstappen is hier het kleinste probleem.
Rücksicht nehmen auf = rekening houden met
Man soll auf seine Mitreisenden Rücksicht nehmen. = Men moet rekening houden met zijn medereizigers.
der Wettbewerb = de concurrentie; de wedstrijd
Bahn und Bus sind hier im Wettbewerb = Trein en bus concurreren hier met elkaar
die Einfahrt = het binnenrijden
Vorsicht bei der Einfahrt des Zuges = Pas op bij het binnenrijden van de trein.
verzweifeln = wanhopen
Die Warterei auf den Zug ist zum Verzweifeln. = Het wachten op de trein is om wanhopig van te worden.
harmlos = onschuldig; ongevaarlijk
Durch deine harmlose Bemerkung brachte er den Reiseleiter in Wut. = Door een onschuldige opmerking maakte hij de reisleider kwaad.
geschickt = handig
Geschickt beförderte er das Gepäck in das Gepäcknetz. = Handig legde hij de bagage in het bagagerek.
jederzeit = altijd
Sie können das Auto jederzeit benutzen. = U kunt de altijd altijd gebruiken.

Ingezonden op 03-10-2004 - 3486x bekeken.
Waardering 4.8 (aantal stemmen: 12)

voting system
1
2
3
4
5

zinnen plus woordjes van het hoofdstuk

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Stutzpunkt

5 Reisen und Verkehr