Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grammatica italiana
› 14 Staat, maatschappij en politiek
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grammatica italiana
, deel 1
14 Staat, maatschappij en politiek
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
lo Stato = staat il territorio = territorium, grondgebied statale = staats-, overheids- difendere = verdedigen, beschermen il popolo = volk la democrazione = democratie il dominio = heerschappij la monarchia = monarchie la politica = politiek il politico = politicus (m/v) il, la presidente = president (m/v), voorzitter (m/v) la guardia del corpo = lijfwacht il capo del governo = regeringsleider, eerste minister il governo = regering, kabinet cadere = vallen, ten val komen la caduta = val il ministro = minister (m/v) ritirarsi = zich terugtrekken, terugtreden il parlamento = parlement l'opposizione = oppositie il deputato, la deputata = kamerlid, afgevaardigde il partito (politico) = (politieke) partij votare = stemmen (op), kiezen il voto = stem essere favorevole a qualcuno/qualcosa = vóór iemand/iets zijn il favore = gunst, dienst la critica = kritiek il privilegio = privilege, voorrecht la riforma = hervorming, herziening pubblico, a = publiek, openbaar privato, a = privé-, privaat-, particulier la repubblica = republiek repubblicano, a = republikeins democratico, a = democratisch verde = 'groen', van een groene partij i verdi = 'de groenen' socialista = socialistisch la femminista = feministe il potere = macht, gezag, bevoegdheid, vermogen governare = regeren il sistema politico = politiek systeem/stelsel corrotto, a = corrupt corruttibile = omkoopbaar il, la fascista = fascist(e) il dittatore = dictator la sede = (kamer)zetel la Camera dei deputati = tweede kamer, huis van afgevaardigden il senato = senaat, eerste kamer il ministero = ministerie il, la portavoce = woordvoerder/woordvoerster pronunciarsi contro/a favore di qualcosa = zich uitspreken tegen/vóór iets la maggioranza = meerderheid la minoranza = minderheid le elezioni = verkiezingen l'elettore, l'elettrice = kiezer (m/v) eleggere = (ver)kiezen il referendum = referendum, volksstemming l'elenco = lijst il bollettino = nieuwsbrief la spia = spion(ne), verklikker/verklikster fare una spiata = uit de school klappen, lekken spiare = (be)spioneren, bespieden lo spionaggio = spionage l'organizzazione = organisatie l'amministrazione = bestuur, beheer la pubblica amministrazione = openbaar bestuur, overheid la burocrazia = bureaucratie il municipio = gemeentehuis, stadshuis l'ufficio = kantoor, bureau, ambt, taak il sindaco = burgemeester (m/v) la carica = taakstelling, ambt in carica = in functie, dienstdoend la funzione = functie, ambt, taak federale = federaal, bonds- la regione = regio, gewest regionale = regionaal la misura = maatregel la provincia = provincie il capoluogo = hoofdstad (provincie) residente = woonachtig l'abitante = inwoner/inwoonster il cittadino, la cittadina = (staats)burger (m/v), stadsbewoner/bewoonster libero, a = vrij la polizia = politie il poliziotto, la poliziotta = politieagent(e) la manifestazione = betoging, demonstratie, manifestatie, evenement la polizia stradale = verkeerspolitie la multa = boete, bekeuring l'autorità pubblica/le autorità pubbliche = openbaar gezag, overheidsautoriteiten il comune = gemeente comunale = gemenetelijk, gemeente- l'anagrafe = bevolkingsregister l'ufficio dello stato civile = burgerlijke stand la residenza = woonplaats fisso, a = vast il certificato = verklaring, bewijs la dichiarazione = verklaring l'istituzione = instelling, organisatie l'ente = instantie, orgaan l'associazione = vereniging, genootschap il membro = lid i servizi = diensten, service, dienstverlening l'assistenza sociale = sociale dienst, sociale dienstverlening, maatschappelijk werk la questura = hoofdbureau van politie l'organo = orgaan il commissariato = politiebureau l'ispettore, l'ispettrice = inspecteur (m/v) la nomina = benoeming nominare = benoemen (tot), noemen l'incarico = opdracht, taak incaricare di = belasten met, opdrachten geven tot svolgere = uitvoeren, verrichten l'inchiesta = onderzoek, enquete il compito = taak principale = voornaamste, hoofd- la potenza = macht, invloed, vermogen, kracht la giustizia = justitie, gerechtigheid la legge = wet proteggere = beschermen la protezione = bescherming legale = wettelijk, wettig, legaal obbligare a = verplichten tot, dwingen om punire (punisco) = (be)straffen il tribunale = rechtbank, gerecht la pretura = kantongerecht la carta da bollo = gezegeld papier la corte = gerechtshof riunire (riunisco) = bijeenbrengen, verzamelen riunirsi = bijeenkomen, zich verzamelen il processo = proces rinviare = uitstellen sospendere = onderbreken, schorsen la sospensione = onderbreking, schorsing la causa = (rechts)zaak civile = burgelijk, civiel il diritto civile = burgerlijk recht penale = straf- il diritto penale = strafrecht accusare = aanklagen, beschuldigen l'accusa = beschuldiging, aanklacht l'imputato, l'imputata = verdachte (m/v), beklaagde (m/v) l'avvocato, l'avvocata = advocaat/advocate il, la testimone = getuige (m/v) il giudice = rechter (m/v) la Procura della Repubblica = openbaar ministerie condannare = veroordelen la sentenza = vonnis, uitspraak l'ergastolo = levenslange gevangenisstraf il carcere = gevangenis la sicurezza = veiligheid sicuro, a = veilig fuggire = vluchten la fuga = vlucht, ontsnapping inseguire = achtervolgen, achternazitten il, la criminale = crimineel (m/v) il reato = misdrijf, strafbaar feit la banda = bende il teppismo = vandalisme il ladro, la ladra = dief (m/v) rubare = stelen violentare = geweld aandoen, verkrachten ricattare = chanteren, afpersen il ricatto = chantage, afpersing uccidere = doden, vermoorden mortale = dodelijk l'indagine = onderzoek indagare su = onderzoeken, een onderzoek instellen naar la traccia = spoor l'inquirente = degene die een onderzoek uitvoert il sospetto = verdenking arrestare = arresteren l'ordine di cattura = arrestatiebevel la prigione = gevangenis, hechtenis la prova = bewijs provare = bewijzen, aantonen innocente = onschuldig il, la terrorista = terrorist(e) isolare = isoleren, afzonderen l'isolamento = isolatie, isolement, afzondering l'allarme = alarm allarmare = waarschuwen, alarmeren la sirena = sirene costituire (costituisco) = oprichten, vormen, instellen la costituzione = grondwet il codice = wetboek il codice civile = burgerlijk wetboek il codice commerciale = wetboek van handelsrecht il codice penale = wetboek van strafrecht lo statuto = statuur, reglementen il vigore = (rechts)kracht, geldigheid violare = overtreden, schenden la lite = (rechts)geding, proces, ruzie, onenigheid pendente = aanhangig la giuria = jury la procura = volmacht il mandato = mandaat, opdracht il procuratore della Repubblica = officier van justitie testimoniare = getuigen, een getuigenis afleggen la testimonianza = getuigenis, verklaring l'interrogatorio = verhoor, ondervraging deporre = (een getuigenis) afleggen la deposizione = getuigenverklaring quadrare = kloppen, overeenkomen svolgersi = plaatsvinden, zich afspelen, verlopen la condanna = veroordeling, vonnis il compromesso = vergelijk, schikking affidare qualcosa a qualcuno = iets aan iemand toevertrouwen il tutore, la tutrice = voogd (m/v) la tutela = bescherming, toezicht, voogdij tutelare = beschermen, waken over, de voogdij uitoefenen offeso, a = beledigd, gekwetst denunciare = aangeven, melden l'avviso di garanzia = dagvaarding revocare = herroepen, intrekken la revoca = het herroepen, intrekking commettere = begaan, plegen il delitto = misdrijf, delict il, la delinquente = crimineel (m/v) l'identikit = profiel(schets) il detenuto, la detenuta = gedetineerde (m/v), gevangene (m/v) evadere = ontsnappen l'evasione = ontsnapping lo spaccio = illegale handel spacciare = dealen, (ver)handelen il furto = diefstal la rapina = roofoverval rapire (rapisco) = ontvoeren, kidnappen il rapimento = ontvoering liberare = bevrijden, vrijlaten, in vrijheid stellen l'omicidio = moord, doodslag tradire (tradisco) = verraden, bedriegen, ontrouw zijn (aan) il tradimento = verraad, ontrouw, overspel toccare = aangaan, betreffen, (aan)raken la mafia = maffia il trucco = truc, foefje la truffa = bedrog, oplichterij l'inganno = bedrog, misleiding ingannare = bedriegen, misleiden sparare = schieten, afschieten lo sparo = schot il colpo = slag, klap, schot la rivoltella = revolver la pistola = pistool il fucile = geweer sequestrare = in beslag nemen, ontvoeren, gijzelen la tangente = smeergeld vigilare = (be)waken, toezicht houden (op) la scomparsa = verdwijning scomparso, a = verdwenen, vermist il mondo = wereld la nazione = natie, volk l'integrazione = integratie, inburgering la comunità = gemeenschap l'Unione Europea = europese unie UE = EU l'unione monetaria = monetaire eenheid lo Stato partecipante = aangesloten staat/land soddisfare = voldoen aan, nakomen, tevredenstellen fallire = mislukken il trattato = vedrag la riunione = vergadering, bijeenkomst la conferenza = conferentie, lezing la conferenza stampa = persconferentie il congresso = congres internazionale = internationaal il dialogo = dialoog, gesprek, overleg la discussione = discussie, woordenwisseling, ruzie la posizione = positie, standpunt liberamente = vrijuit, vrij diplomatico, a = diplomatiek il console = consul unire (unisco) = verenigen, één maken l'unione = enemakeing, eenwording, eenheid, unie autonomo, a = autonoom, zelfstandig l'autonomia = autonomie, zelfbestuur, zelfstandigheid l'indipendenza = onafhankelijkheid l'intesa = akkoord, pact, samenwerking progredire (progredisco) = verdergaan, vooruitgaan sfidare = uitdagen, trotseren, tarten la sfida = uitdaging il boicottaggio = boycot il sabotaggio = sabotage la solidarietà = solidariteit, saamhorigheid le sanzioni = sancties l'ultimatum = ultimatum scappare = ontsnappen, ontkomen sfuggire a = (weten te) ontkomen aan, ontgaan l'ostaggio = gijzerlaar, gegijzelde (m/v) il sequestro = ontvoering, gijzeling il riscatto = losgeld torturare = martelen, kwellen l'esilio = verbanning, ballingschap il campo profughi = vluchtelingenkamp l'asilo = asiel negoziare = onderhandelen la trattativa = onderhandeling il vertice = top(ontmoeting) disporre = bepalen, voorschrijven la disposizione = bepaling, voorschrift osservare = in acht nemen, naleven, bekijken, opmerken l'ambasciata = ambassade il consolato = consulaat la pratica = procedure, (administratieve) aangelegenheid, dossier la pace = vrede l'ONU = VN militare = militair-, leger- l'esercito = leger il carabiniere = militair politieagent(e) la marina = marine l'aviazione militare = luchtmacht l'ufficiale = officier il generale = generaal il soldato, la soldatessa = soldaat/soldate il maresciallo = sergeant van de carabinieri, maarschalk l'arme, le armi = wapen armato, a = gewapend, bewapend la bomba = bom l'atomo = atoom atomico, a = atoom- esplodere = exploderen, tot ontploffing komen l'esplosione = explosie, ontploffing la guerra = oorlog la violenza = geweld la vittima = slachtoffer (m/v) sfollare = evacueren, ontruimen distruggere = vernietigen, verwoesten resistere a = weerstand bieden tegen la resistenza = verzet, tegenstand, verzetsbeweging il nemico, la nemica = vijand(in) ritirarsi = zich terugtrekken il riparo = beschutting, schuilplaats il partigiano, a = verzetsstrijd(st)er la commissione = commissie il disarmo = ontwapening neutrale = neutraal il regolamento = reglement, voorschriften la caserma = kazerne l'uniforme = uniform la divisa = uniform, tenue la marcia = mars marciare = marcheren la manovra = manoeuvre, (militaire) oefening il conflitto = conflict l'aggressione = agressie la rivolta = opstand, revolte l'assalto = aanval, bestorming radicale = radicaal, ingrijpend occupare = bezetten, innemen l'occupazione = bezetting conquistare = veroveren la conquista = verovering arrendersi = zich overgeven la resa = overgave, capitulatie il prigioniero di guerra = krijgsgevangene il trionfo = triomf, overwinning suscitare l'entusiasmo = enthousiasme teweegbrengen combattere = vechten (tegen), strijden violento, a = hevig, heftig il missile = raket il cannone = kanon il carro armato = tank, pantserwagen la mina = mijn lanciare = afvuren, lanceren, afschieten
Ingezonden op 23-02-2011 - 1904x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!