Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Biologie voor jou / bvj

4 Samenvatting basisstof 1-5 en 8&9

Jaar 2 (mavo/havo/vwo)

Thema 4 = De bloedsomloop.
1. Bloed,
Bloed bestaat uit:
 - Bloedplasma, Dit bestaat voor 7% uit eiwitten (plasma-eiwitten) en voor 91% uit water. Bloedplasma vervoerd onder andere zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Fibrinogeen is een van de eiwitten. Dit zorgt voor bloedstolling.
 - Bloedcellen, Er zijn witte en rode bloedcellen.
 - Rode bloedcellen zijn rond. Ze zijn rood doordat er de stof hemoglobine inzit. Per mm³ komen ongeveer 5000000 rode bloedcellen voor. Deze cellen zorgen voor het vervoeren van zuurstof.
 - Witte bloedcellen. Ze hebben geen vaste vorm. Zo kunnen ze door bloedvatwanden heen om bacteriën onschadelijk te maken. Dit is namelijk de taak van witte bloedcellen. Niet van alle, want er zijn verschillende soorten. De soort die bacteriën onschadelijk maakt, sluit ze in en vernietigd ze dan. Hierbij gaan ze zelf wel dood. Pus (ook wel etter genoemd) bestaat uit de dode bloedcellen en dode ziekteverwekkers. Per mm³ bloed komen ongeveer 5000 witte bloedcellen voor.
 - Bloedplaatjes, Het zijn eigenlijk kleine stukjes cel. Ze hebben geen celkern. Bloedplaatjes zorgen voor de stolling van bloed. Soms gaat dat niet goed en raakt een bloedvat verstopt omdat het binnenin gestold is. Per mm³ bloed komen ongeveer 300000 bloedplaatjes voor.

2. De bloedsomloop,
Je bloed wordt door je lichaam gepompt. Dit wordt ook wel de bloedsomloop genoemd. Bij de bloedsomloop komt het bloed 2 keer door het hart, een keer na de kleine bloedsomloop en een keer bij de grote. Bij de kleine bloedsomloop wordt het bloed door je longen gepompt om daar zuurstof op te halen. Daarna komt het terug bij het hart en gaat het via de LINKERHELFT door de grote bloedsomloop. Daarbij gaat het bloed door ongeveer alle overige organen en daarna komt het weer terug bij de RECHTERHELFT en begint het verhaal weer vanaf het begin. Bij de grote bloedsomloop worden zuurstof en voedingstoffen door het hele lichaam verspreidt. 
3. Het hart,
Bij de verbranding in het hart is glucose nodig. Bij deze verbranding komt onder andere koolstofdioxide vrij. De glucose komt in het hart door de kransslagaders. Dit is dus eigenlijk de aanvoer. Door de kransaders wordt het bloed met koolstofdioxide en andere afvalstoffen weggevoerd. 
Het zuurstofarme bloed komt het hart binnen door de onderste en bovenste holle ader. Deze vaten komen uit bij de rechterboezem. Het bloed stoomt door naar de rechterkamer vanwaar het wordt doorgepompt in de longslagader. Deze zorgt ervoor dat het bloed bij de longen komt waarna er zuurstof in het bloed kan worden opgenomen. Dit bloed wordt door de longaders terug gevoerd naar het hart. De vaten monden uit in de linkerboezem die weer verbonden is met de linkerkamer. De linkerkamer pompt het bloed in de aorta die er vervolgens voor zorgt dat alle organen in het lichaam zuurstofrijk bloed krijgen. Door de bovenste en onderste holle aders stroomt het zuurstofarme bloed terug naar het hart. Het hart en de boezems zijn met elkaar verbonden door middel van hartkleppen. Deze zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt van de kamers naar de boezems. Er zitten ook kleppen die ervoor zorgen dat het bloed niet terug stroomt vanuit de kamers naar de aorta. Die heten halvemaanvormige kleppen.
Een hartslag gaat in de 2 kamers hetzelfde. Ze gaan als volgt:
 - De boezems zijn volgestroomd met bloed. De boezems trekken samen waardoor het bloed in de kamers stroomt. 
 - Nadat de kamers zijn volgestroomd, knijpen de kamers samen. De hartkleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terug gaat in de boezems. Als de druk in de kamers zo hoog is dat de halvemaanvormige kleppen opengaan, stroomt het bloed in de aorta en in de longslagader. Bij deze stap zijn de boezems ontspannen.
 - Nu is er een hartpauze waarbij de boezems en de kamers ontspannen zijn. Hierna begint het weer bij stap 1, het bloed stroomt in de boezems.
4. De bloedvaten,
De drie typen bloedvaten die hieronder in een schemaatje staan:
 - Slagaders, hierdoor stroomt het bloed dat uit het hart komt. De bloeddruk in slagaders is hierdoor hoog. De wanden van de slagaders zijn sterk, dik en elastisch want anders knappen ze. 
 - Haarvaten, dit zijn vaten waarvan de wand maar 1 cellaag dik is. Hierin is de druk niet hoog. In de haarvaten worden zuurstof en voedingstoffen aan de andere cellen gegeven en koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden terug in het bloed genomen. Dat kan omdat de wanden niet dik zijn. 
 - Aders, hierin komen de haarvaten samen. De bloeddruk is hier laag. De wanden zijn ook aanzienlijk dunner dan die van de slagaders. In de aders zitten kleppen die ervoor zorgen dat het bloed maar een kant op kunnen stromen. Dit is bijzonder want de slagaders hebben geen kleppen (behalve de halvemaanvormige kleppen bij het hart.)
Voor alle bloedvaten in de mens, zie deze link: http://www.spiriwiki.com/index.php?title=Bloed
5. Hart- en vaatziekten,
Je kan last hebben van je bloeddruk. Een te lage bloeddruk heeft als verschijnselen o.a. hoofdpijn en duizeligheid. Een te hoge bloeddruk is ook niet goed. 
Aderverkalking ontstaat doordat de binnenkant (van de van oorsprong gladde aders) ruwer wordt en er blijft allemaal cholesterol zitten. Cholesterol ontstaat door dierlijke vetten. Een beetje cholesterol zit altijd wel in je bloed en dat is ook niet erg. Het is wel erg als het te veel is en zelfs de bloedvaten dichtslippen. Meestal komt er dan ook nog kalk bij. Dit heet adderverkalking (verkalking vanwege de kalk) of atherosclerose. De bloeddruk wordt hoger bij een dichtgeslibd vat. Stel dat dit zich voordoet in je kransslagader, dan kun je een hartinfarct krijgen. Die kunnen levensbedreigend zijn, maar dat hoeft niet. Je krijgt meestal niet meteen een hartinfarct maar eerst een “waarschuwing”. Die zijn niet dodelijk maar wel gevaarlijk. Bijna altijd neemt een ander deel van het hart de taak van het verstopte vat over. Dan moet je gewoon even rust houden. 
Stel dat je een licht hartinfarct hebt, dan weet je dat er een vat (bijna) verstopt zit. Dan kan een dokter 3 dingen doen:
 - Hij doet niks, dan valt het meestal wel mee.
 - Hij voert een bypassoperatie uit. Dan maakt hij met een ander vat (meestal uit je been) een omleiding om het verstopte vat. Dit kan alleen met een operatie.
 - Hij kan ook gaan dotteren. Dan maakt hij een klein gaatje in de lies waar hij een soort ballonnetje in je bloedvat doet. Dan gaat dat ballonnetje op de plek van de vernauwing open waardoor het vat wordt opengebroken. Er blijft dan een soort parapluutje op die plaats die het vat verder openhoudt. Dit pluutje kan je hele leven blijven zitten.
Om dit gezeur te voorkomen kun je gezonder gaan leven door een cholesterolarm dieet te nemen. Je eet minder dingen met dierlijke vetten. Ook kun je stoppen met roken, alcohol en stress moet je proberen te vermijden.
8. Bloedstolling,
Bloed dat buiten je vaten komt, stolt. Dit komt met name door het plasma-eiwit fibrinogeen. Bloedstolling is heel ingewikkeld maar het komt hierop neer:
 - Je valt en krijgt een schaafwond.
 - De wanden van de bloedvaten die kapot zijn trekken samen zodat het minder hard gaat bloeden. 
 - Bloedplaatjes blijven plakken aan het beschadigde bloedvat. 
 - Fibrinogeen wordt omgezet in de stof fibrine. Fibrine vormt een soort net dat alle bloedcellen tegenhoudt. Dit is ook een middel om het bloeden te stoppen.
Voor een plaatje waarop fibrine staat, zie de volgende link: http://biologiepagina.nl/2en3/Bloedsomloop/Modules/Mod2%20Bloed/Module2pag12.htm
Je moet dan het plaatje links onderaan hebben.
De fibrinedraden met de bloedcellen drogen in en er ontstaat een korstje.
Dit stollen is allemaal heel fijn maar wat als je hemofilie (bloederziekte) hebt? Dan stolt je bloed niet goed dus blijf je maar doorbloeden. Dat is slecht voor je want als je weinig bloed hebt, kun je dood gaan.
9. Antistoffen,
Lichaamsvreemde stoffen zoals ziekteverwekkers horen niet in je lichaam thuis. Bij een infectie komen virussen of bacteriën in je lichaam. Hier kun je ziek van worden. Een bepaald soort witte bloedcellen kunnen deze lichaamsvreemde stoffen onschadelijk maken. Een ander soort witte bloedcellen maken antistoffen om ziekteverwekkers onschadelijk te maken. Deze antistoffen nemen als het ware de ziekteverwekker gevangen door hem in te sluiten. Het duurt alleen wel even voordat je lichaam die antistoffen heeft aangemaakt. Daarom ben je meestal eerst even ziek voordat de antistoffen beginnen te werken. Ook duurt het langer omdat een antistof maar een soort ziekteverwekker onschadelijk kan maken. Er moeten er dus een heleboel zijn. Die blijven ook allemaal in je lichaam want als je een keer ziek bent geweest heeft je lichaam daar altijd wel een antistofje voor klaarliggen mits je hem al eerder gehad hebt. Mocht je dus later nog een keer besmet worden, dan ben je niet echt ziek omdat de reserve antistoffen het virus al heeft vernietigd. Je bent dan immuun. 
Als je een vaccinatie krijgt, wordt in je lichaam een verzwakte of dode versie van de ziekte gespoten. Dan maakt je lichaam daar zelf antistoffen voor aan. Dit noemen we kunstmatige immuniteit omdat je kunstmatig ziek bent geworden. Baby’s krijgen als ze jong zijn, een prikje tegen de difterie, kinkhoest, tetanus en polio (dktp-prik) en later nog een tegen bof, mazelen en rodehond (bmr-prik).

Ingezonden op 14-03-2011 - 4622x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

Dit is een samenvatting van de stof die ik moest leren. Er ontbreken de volgende basisstoffen: 6, 7 & 10.
Als er foutjes zijn, laat het dan even weten

Als er niks fout is, vind ik het ook leuk om een reactie te krijgen want ik ben er 2 uur mee bezig geweest

Als je niks reageert is het

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Biologie voor jou / bvj

4 Samenvatting basisstof 1-5 en 8&9