Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Stepping Stones, deel 1

5 hst. 5+6 Anything else & school=cool alle woordjes en stones

Jaar 1 (Gymnasium)

banana = banaan
buy = kopen
change = wisselgeld ; kleingeld
cucumber = komkommer
Good afternoon, sir = Goedemiddag, meneer
Good evening, madam = Goedenavond, mevrouw
Good morning = Goedemorgen
lettuce = sla
money = geld
onions = uien
p = pence
plastic bag = plastic tas
potato = aardappel
potatoes = aardappels
pound (geld) = pond ; pond, geld
A pound (gewicht) = pond ; pond, gewicht
See you = Tot ziens
shopping list = boodschappenlijstje
sugar = suiker
tomatoes = tomaten
carrots = wortelen
customer = klant
fine = lekker ; lekkere
glasses = bril
vegetables = groenten
bark = blaffen
bored = verveeld
chocolate = chocolade
food = voedsel
laugh = lachen
look for = zoeken naar
pint = ongeveer een halve liter
shame = schaamte
steal = stelen
supermarket = supermarkt
sweet = snoepje
tin = blikje
trousers = lange broek
wrong = verkeerd ; verkeerde
aisle = gang ; gangpad
staff = personeel
trolley = winkelwagentje
bakery = bakkerij
bottle = fles
can = blikje
CD shop = cd-winkel
cheese = kaas
chocolate bar = chocoladereep
coffee = koffie
crisps = chips
currant bun = krentenbol
fruit drops = zuurtjes
glass = glas
loaf = (heel) brood ; brood
lollipop = lolly
orange juice = sinaasappelsap
paper = krant
please = graag ; alstublieft
roll = broodje
would like = zou graag willen ; zou willen
gorgeous = schitterend
receipt = kassabon
underground = onder de grond
a bag = per zak
altogether = alles bij elkaar
breakfast = ontbijt
cup of coffee = kop koffie
each = per stuk ; elk
Fish = vis
ham = ham
How much = hoeveel
mushrooms = champignons
piece = stuk
salad = salade
slice = punt, schijf
spicy = heet gekruid ; heet
tea = thee
toast = geroosterd brood
vegetarian = vegetarisch(vegetarische) ; vegatarisch
pecan pie = notentaart
tuna = tonijn
whole = heel(hele) ; heel ; hele
candle = kaars
cherries = kersen
darkness = duisternis
diary = dagboek
drawer = lade
empty = leeg
flavour = smaak
fridge = koelkast
over-date = over de houdbaarheidsdatum
sprouts = spruiten
shelf = plank
upset = van streek maken
hi = hoi
hello = hallo
Good morning, sir = Goedemorgen, meneer
Good afternoon, madam = Goedemiddag, mevrouw
Good evening, sir = Goedenavond, meneer
bye = dag
Goodbye = Goedendag
do you have any cucumbers? = heeft u komkommers?
have you got any potatoes? = heeft u aardappelen?
do you have any bananas? = heeft u bananen?
does he have tomatoes? = heeft hij tomaten?
has she got a plastic bag? = heeft zij een plastic tas?
i have a shopping list = ik heb een boodschappenlijstje
we have got some money = wij hebben wat geld
she has lots of tomatoes = zij heeft heel veel tomaten
the boy has got some very big onions = de jongen heeft een aantal grote uien
i don’t have any lettuce = ik heb geen sla
they don’t have any sugar = zij hebben geen suiker
the greengrocer doesn’t have any change = de groenteboer heeft geen wisselgeld
she hasn’t got tomatoes = zij heeft geen tomaten
one KitKat and a packet of chewing gum, please = een kitkat en een pakje kauwgom, astublieft
can I have a few bags of crisps, please? = mag ik een paar zakjes chips, alstublieft?
could I have a bag of fruit drops, please? = zou ik een zakje zuurtje mogen, alstublieft?
i’d like a brown loaf, two currant buns, four white rolls, please = ik wil graag een bruin brood, twee krentenbollen en vier witte bolletjes, alstublieft
i’d like some cheese, a glass of orange juice, please = ik wil graag kaas en een glas sinaasappelsap, alstublieft
i’d like a chocolate bar, two lollipops, a cup of coffee, please = ik wil graag een chocoladereep, twee lollies en een kop koffie, alstublieft
i’d like this postcard, the evening paper, please = ik wil graag deze ansichtkaart en de avondkrant, alstublieft
how much is a pancake? = hoeveel kost een pannenkoek?
how much is a salad? = hoeveel kost een salade?
how much is it altogether? = hoeveel is alles bij elkaar?
how much is this postcard? = hoeveel kost deze ansichtkaart?
how much are those pizza slices? = hoe duur zijn deze pizza schijven? ; hoe duur zijn deze schijven pizza?
how much are they? = hoe duur is het?
it’s one pound eighty-nine (£1,89) = het is een pond acht en negentig
this bag of crisps is eight pounds (£8) = dit zakje chips kost acht pond
a cup of coffee is ninety p. (90p) = een kop koffie is negentig pence
they’re eighty-nine p (89p) each = ze zijn 89 pence per stuk
these sweets are twenty-four p (24 p) a bag = deze snoepjes zijn 24 pence per zakje
thirteen = 13
one hundred = 100
eleven = 11
twelve = 12
seventy-four = 74
fourteen = 14
three = 3
sixteen = 16
seventeen = 17
eight = 8
twenty = 20
fifty-five = 55
fifteen = 15
eighteen = 18
always = altijd
biology = biologie
classroom = lokaal
comprehensive school = scholengemeenschap
computing = informatica
diary = agenda
Dutch = Nederlands
French = Frans
geography = aardrijkskunde
history = geschiedenis
holidays = vakantie
homework = huiswerk
last = duren
mark = cijfer
maths = wiskunde
often = vaak
physical education = gym(nastiek), lichamelijke opvoeding
pupils = leerlingen
subject = vak
teacher = leraar
health education = verzorging
learn by heart = uit je hoofd leren
religious studies = levensbeschouwing
till = tot

art = tekenen
awful = vreselijk, afschuwelijk
brilliant = schitterend
class = les
dull = saai
feel about = vinden van
form = formulier
like better = leuker vinden
miserable = ellendig
secondary school = middelbare school
smashing = te gek
terrible = verschrikkelijk
timetable = rooster
think of = vinden van
wonderful = geweldig
field trip = uitje
grateful = dankbaar
tutor = mentor
better = beter
bigger = groter
bright = slim
caretaker = conciërge
favourite = favoriet(e)
funnier = grappiger
funniest = grappigst
headmaster = directeur, rector
intelligent = intelligent
school report = rapport
worse = slechter
worst = slechts(te)
annual = jaarlijks
assembly hall = aula
award = prijs
at least = tenminste
boring = saai
dictionary = woordenboek
different = verschillend(e)
difficult = moeilijk
form = klas
look forward to = uitkijken naar
notes = aantekeningen
question = vraag
shirt = overhemd
test = proefwerk
tie = stropdas
trainers = sportschoenen
wear = dragen
hilarious = dolkomisch(e)
plain = simpel
revise = leren
school supplies = schoolartikelen
backpack = rugzak
calculator = rekenmachine
childcare = kinderverzorging
duty = taak, plicht
explain = uitleggen
factory = fabriek
notebook = schrift
pencil = potlood
raise = inzamelen
response = antwoord
ruler = liniaal
store = winkel
When do you have French? = Wanneer heb jij Frans?
When do you have maths? = Wanneer hebben jullie wiskunde?
Where do you have history? = Waar heb jij geschiedenis?
We always have French on Mondays. = Wij hebben altijd Frans op maandag.
I usually have maths in classroom 27. = Ik heb meestal wiskunde in lokaal 27.
We often have maths on Mondays. = We hebben vaak wiskunde op maandag.
What are you doing? = Wat ben je aan het doen?
What is she doing? = Wat is zij aan het doen?
What is your friend doing? = Wat is jouw vriend aan het doen?
What are they doing? = Wat zijn zij aan het doen?
I'm studying maths. = Ik ben wiskunde aan het leren.
She's watching TV. = Zij is tv aan het kijken.
He's walking around the school. = Hij is door de school aan het lopen.
We're playing a computer game. = We zitten een computerspelletje te spelen.
They're listening to a CD. = Zij zitten naar een cd te luisteren.
He's calling a friend. = Hij is een vriend aan het bellen.
I'm talking to a teacher. = Ik sta te praten met een docent.
What do you think of your teachers? = Wat vind je van jullie docenten?
What does Susy think of her timetable? = Wat vindt Susy van haar rooster?
What do you think of our PE teacher? = Wat vind jij van onze gymleraar?
How does Jamie feel about art? = Wat vindt Jamie van tekenen?
How do they feel about the English teacher? = Wat vinden zij van de leraar Engels?
How does Jamie feel about the holidays? = Wat vindt Jamie van de vakanties?
Which do you like better, the breaks or the holidays? = Wat vind je leuker, de pauzes of de vakanties?
Which does your teacher like better, life at a Dutch or a Britisch school? = Wat vindt jouw leraar leuker, het leven op een Nederlandse of Britse school?
I think our PE teacher's super/smashing/dull/awful = ik vind onze gym leraar super/te gek/saai/afschuwelijk
She thinks the breaks are brilliant/fantastic/wonderful/terrible = Zij vindt de pauzes schitterend/fantastisch/geweldig/verschrikkelijk
I don't like life at a Dutch school at all! = Ik vind het leven op een Nederlandse school helemaal niet leuk!
He doesn't like maths one bit = Hij vindt wiskunde helemaal niets
I like music better = Ik vind muziek leuker
She likes art better = Zij vindt tekenen leuker
The caretaker’s brighter than the headmaster. = De conciërge is slimmer dan de rector.
They're bigger than you. = Zij zijn groter dan jij.
They're funnier than you. = Zij zijn grappiger dan jij.
They're more intelligent than you. = Zij zijn intelligenter dan jij.
Latin and Greek are older than French. = Latijn en Grieks zijn ouder dan Frans.
I think English is nicer / better / worse than Dutch. = Ik vind Engels leuker / beter / erger dan Nederlands.
The caretaker is the nicest man in our school. = De conciërge is de aardigste man van onze school.
The headmaster’s the funniest man I know. = De rector is de grappigste man die ik ken.
She's the most intelligent student in our class. = Zij is de intelligentste leerling in onze klas.
I think PE is the worst subject of all. = Ik vind gym het ergste vak van allemaal.

Ingezonden op 24-03-2011 - 1431x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

WIL je please een reactie zetten -xxx- ME

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Stepping Stones, deel 1

5 hst. 5+6 Anything else & school=cool alle woordjes en stones