Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Biologie voor jou / bvj

4 De bloedsomloop, samenvatting basisstof 6, 7, 10 verrijkingsstof 1, 2, 3

Jaar 3 (havo/vwo)

Hoofdstuk 4 = De bloedsomloop.

Basisstof 6, Weefselvloeistof en Lymfe.
Haarvaten zijn een cellaag dik, zodat er allemaal vocht doorheen kan. Als dit vocht door de haarvaten heen is, heet het weefselvloeistof. Het komt dan tussen de cellen van de organen en maakt daar schoon. Hierna wordt een deel weer in de haarvaten opgenomen. Het overige vocht wordt opgenomen in lymfevaten waar het vocht lymfe wordt genoemd. De lymfevaten komen later bij grotere vaten die samen het lymfevatenstelsel heten. Uiteindelijk komt het in de rechterlymfestam en de borstbuis. Op bepaalde plaatsen liggen lymfeknopen (lymfeklieren) waarin het lymfe wordt gezuiverd.
Basisstof 7, Uitscheiding.
Uitscheiding houdt in dat de afvalstoffen als CO2 uit het bloed worden gehaald en uit het lichaam worden verwijderd. CO2 wordt verwijderd door het uit te ademen. De meeste andere stoffen gaan door de nieren. Die werken als volgt:”
 - Door de nierslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren waarin veel afvalstoffen zitten.
 - Nadat het bloed is gefilterd door de nieren stroomt het door de nieraders terug in het lichaam.
Een nier bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken. Dit is op volgorde van buiten naar binnen. Het nierschors en niermerg maken urine door afvalstoffen, overtollig water, overtollig zout en andere schadelijke stoffen af te voeren. De urine wordt verzameld in de nierbekken waar het door de urineleiders wordt doorgevoerd naar de urineblaas, een soort opslag. Uiteindelijk verlaat de urine het lichaam door de urinebuis.
Extra basisstof 10, Bloedgroepen.
Ieder mens heeft een bloedgroep die belangrijk is voor eventuele bloedtransfusies. Er zijn verschillende bloedgroepen, zoals bloedgroep A, bloedgroep B, bloedgroep AB en bloedgroep O. Dit zijn wel de meest voorkomende. Op bloedgroep A zit de bloedfactor (antigenen) A, bij bloedgroep B zitten de antigenen van B erop maar bij bloedgroep AB zitten er van allebei (A en B) bloedfactoren op. Bij bloedgroep O zitten geen van beide bloedfactoren op de rode bloedcellen. De O staat eigenlijk voor nul ( 0 ) omdat er geen bloedfactoren op zitten. 
In het bloedplasma zitten ook antistoffen. Die zijn ook voor elke bloedgroep anders. Bij bloedgroep A zitten bloedfactoren A en antistoffen B, bij bloedgroep zitten bloedfactoren B en antistoffen A. Nu bloedgroep AB, daar zitten bloedfactoren A en B op maar geen antistoffen en bij bloedgroep O is dat juist weer het tegenovergestelde, geen bloedfactoren maar allebei (A en B dus) de antistoffen.
Als je een ongeluk hebt gehad kun je een bloedtransfusie krijgen met bloed van een donor. Het is van groot belang dat je bloed krijgt van dezelfde bloedgroep anders kun je dood gaan. Dit komt omdat bijvoorbeeld bloedfactor A met anti-A gaat reageren. Ze klonteren dan samen waardoor het bloed niet goed kan worden rondgepompt, dan komt er te weinig bloed bij je organen en gaan ze kapot.
Verrijkingsstof 1, Meting van je bloeddruk.
Zoals je weet pompt je hart je bloed rond met een grote druk. Dat kun je zien in een grafiekje. Het bovenste deel heet de bovendruk, hier is de bloeddruk het hoogste. Het onderste deel is de onderdruk, hier is de bloeddruk laag. Als een dokter de bloeddruk wilt meten, doet hij een manchet om je bovendruk. Hier komt lucht in waardoor de armslagader wordt dichtgedrukt. Nadat er gecontroleerd is dat er echt geen bloed meer in je arm stroomt gaat de band langzaam open. Dan gaat hij meten bij je pols. De arts hoort dan het vaatgeruis door de stethoscoop en leest de bovendruk af. 
Verrijkingsstof 2, De hartslagfrequentie bepalen.
Je kunt je hartslag meten door met je vingers op je pols of nek te voelen. Met de computer kun je ook op andere plekken meten. Dat doe je dan met een sensor. Dan kun je met de computer de hartslagfrequentie bepalen.
Verrijkingsstof 3, Wat kan er verkeerd gaan?
Dit is een lijstje van mijn leraar met ziekten:
 - Hersenbloeding (beroerte). Er is dan een scheur in een bloedvat in je hersenen. Je hebt dan last van uitvallingsverschijnselen of je kan niet meer praten. Dit kan ook dodelijk zijn. Je kan er ook niet echt van genezen, meestal duurt het jaren voordat je weer een beetje gezond bent.
- Leukemie. Je hebt dan veel te veel witte bloedcellen in je lichaam, dit komt door een vorm van kanker. Je kunt ervan genezen door bestraling of een beenmergtransplantatie (beenmerg is de plek waar de kanker zit.) maar meestal is dit dodelijk.
 -Nierstenen. Bepaalde zouten in je nieren vormen korreltjes waardoor de urineleider dicht kan raken. Je kunt ze weg laten halen door ze kapot te tillen, door medicatie te gebruiken die de stenen oplost of uiteindelijk worden ze verwijderd met een operatie
 - Spataders. Je hebt last van verwijde aders waardoor de aderkleppen niet sluiten. Het bloed stroomt terug in de aders waardoor het vat nog wijder wordt. Door elastische kousen te dragen worden de vaten minder wijd. Kleine spataders kun je weg laten schrompelen door een bepaalde stof in te spuiten. Grote spataders gaan weg door ze operatief te laten verwijderen.
 - Nierschade (geen stenen!). Je kunt last hebben van veel verschillende nierziekten, o.a. teveel eiwitverlies of te kleine nieren. Je kunt hiervan herstellen door bij een lage nierfunctie (van ongeveer 10 – 15%) een niertransplantatie te krijgen. Verder verschilt het per ziekte.
 - Trombose & longembolie. Een trombose ontstaat door een bloedpropje in je bloedvaten. Zo’n propje sluit een deel af. Een longembolie is een bloedpropje in je longen. Je kunt ervan genezen door de stolsels op te lossen en in ergere gevallen kunnen ze worden verwijderd.
 - Hartfalen. Je hart pompt te weinig bloed rond. Dit kan komen door een hartinfarct, hoge bloeddruk, hartklepaandoening, hartritmestoornis of een hartspierziekte. Er zijn veel oorzaken dus ook veel oplossingen. Meestal krijg je medicijnen of een pacemaker.
 - Hartstilstand. Je hart staat niet stil, de kamers fibrilleren. Er zijn teveel elektrische prikkels. Na een paar minuten sterven bepaalde organen af. Je kunt er niet van herstellen als er niemand iets doet want dan ga je dood. Omstanders moeten een ambulance bellen, reanimeren en binnen 6 minuten het slachtoffer een schok geven met een AED.
 - Hartritmestoornissen. Je hart trekt verkeerd samen. Dat kan te snel of te langzaam zijn. Je kunt ervan genezen met medicijnen, cardioversie (een elektrische schok onder narcose om je hartslag weer normaal te krijgen), een pacemaker of een behandeling met een katheter. Het verschilt per soort hartritmestoornis.

Ingezonden op 28-04-2011 - 5607x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Een samenvatting van de stof die ik moest leren.
Mochten er foutjes of toevoegingen zijn, laat het dan even weten

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Biologie voor jou / bvj

4 De bloedsomloop, samenvatting basisstof 6, 7, 10 verrijkingsstof 1, 2, 3