Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Espanol 1 Tio
› 14 14
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Espanol 1 Tio
14 14
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Qué desea? = wat wenst u Quería ver las gafas = ik wil de bril zien Del escaparate = de vitrine Sólo quería mirar = ik wilde alleen even kijken Tienen pilas para esta cámara = hebben ze batterijen voor deze camera? La falda = de rok La camisa = het shirt Azul = blauw calza = schoen jersey = trui quizá = misschien los probadores = de pashokjes aquí mismo = hier qué tal le queda la camiseta? = hoe zit het shirt? No tiene una talla más grande = heeft u niet een veel grotere maat? Me queda bien = het staat me goed Me queda mal = het staat me slecht Me lo llevo = ik neem het paga en efectivo? = betaalt u contant? tarjeta de crédito = creditcard es más grande = is veel groter no es tan grande como = is niet groter dan más grande del mundo = grootste van de wereld cuesta menos = kost minder cuesta tanto = kost evenveel cuesta más = kost meer a mí no me gustan = ik houd er niet van los vaqueros = de spijkerbroek a mí sí = voor mij ja A qué hora abre el banco? = hoe laat gaat de bank open? a las ocho = om 8 uur a qué hora cierra = hoe laat sluit het? por la tarde = in de middag La cafetaría = de cafetaria el estanco = tabakwinkel La librería = de boekenwinkel la peluquería = de kapper la perfumería = de parfumerie el quiosco = de kiosk la tienda de modas = modewinkel La zapatería = de schoenmaker El centro comercial = het winkelcentrum los grandes almacenes = de grote warenhuizen el horario comercial = de kantooruren la sección = de rubriek La ropa = de kleding el abrigo = de jas la blusa = de bloes la camisa = het shirt la camiseta = de sok la chaqueta = het colbert la corbata = de das la falda = de rok el jersey = de trui los pantalones = de pantalon el panuelo = het doekje el sombrero = de hoed el traje = het pak los vaqueros = de spijkerbroeken el vestido = het gewaad los zapatos = de schoenen El algodón = het katoen el cuero = het leer la lana = het wol la seda = het zijde El color = de kleur amarillo = geel azul = blauw blanco = wit gris = grijs marrón = bruin naranja = oranje negro = zwart rojo = rood rosa = roze verde = groen violeta = viool A cuadros = geruit a rayas = strepen El bolígrafo = de balpen el bolso = de tas la cámera = de camera el cedé = de opbrengsten el cigarrillo = de sigaret las gafas de sol = de zonnebril el juego = het spel el libro = het boek el perfume = de parfum la pila = de batterij el regalo = het cadeau el sello = de postzegel el tabaco = het tabak la tarjeta postal = een briefkaart la tarjeta de teléfono = de telefoonkaart La central = de centrale la marca = het merk el éxito = het succes el catálogo = de catalogus la publicidad = de publiciteit la oferta = de offerte el consumo = het verbruik El cliente = de klant el director = de directeur el hombre = de man la mujer = de vrouw el nino = het kind Abierto / verrado = open / dicht ancho / estrecho = breed / smal barato / caro = goedkoop / duur corto / largo = kort / lang cómodo = gezellig exclusivo = exclusief flexible = flexibel formal = formeel fresco = fris nuevo = nieuw original = origineel práctico = praktisch rápido = snel rebajado = in prijs verlaagd variado = gevarieerd Abrir / cerrar = open / sluiten cambiar un libro = een boek wijzigen comprar = kopen fabricar = fabriceren fumar = roken gastar dinero = geld uitgeven ir de compras = winkelen leer = lezen llevar ropa = kleding meenemen mirar = kijken necesitar = nodig hebben pagar = betalen regalar = schenken vender = verkopen ver = zien Qué desea? = wat wenst u? Tiene queso manchego? = heeft u manchego kaas? Quería un paquete de café = ik wil graag een koffiepakket Quiero un kilo de tomates = ik wil graag een kilo tomaten Cómo los quiere? = hoe wilt u het? No muy verdes = niet erg groen Cuánto quiere? = hoe veel wilt u? Deme un kilo, por fabor = geef me een kilo aub Algo más? = anders nog iets? No, eso es todo = nee dat is alles Me trae otro café, por favor? = mag ik nog een koffie me trae otra ración? = kan iemand anders me helpen Me trae un poco de sal? = mag ik een beetje zout? Me trae un poco más de pan? = mag ik nog een beetje brood? Que aproveche! = smakelijk Es carne o pescado = wilt u vlees of vis lleva ajo = met knoflook se come caliente? = is het heet? Muy rico = heel lekker Está muy bueno = het is zeer goed Está un poco picante = het is een beetje pittig Está soso = het is saai Está demasiado salado = het is te zout Está caliente = het is heet Está frío = het is koud La carniceriá = de slager La frutería = de groenteboer La panadería = de bakkerij La pescadería = de visbier El producto = het product el aceite de oliva = olijfolie el alcohol = dealcohol el arroz = de rijst el azúcar = de suiker el bocadillo = de sandwich la carna = het vlees los champinones = de champignons el chocolate = de chocola el filete = de biefstuk la fresa = de aardbei el huevo = het ei el jamón serrano = de seranoham el limón = de citroen la mantequilla = de boter la manzana = de appel el melón = de meloen la merluza = de heek el plan = het plan la patata = de aardappel el pescado = de vis el queso = de kaas la sal = het zout el tomate = de tomaat la tostada = de toast la verdura = het fruit el yogur = de yoghurt La bolsa = de zak la botella = de fles la lata = het tin el paquete = het pakket la comida = de voeding las costumbres de comida = de voedingsgewoonten Los calamares a la romana = de gefrituurde inktvisringen La ensalada mixta = de gemengde salade Las gambas a la plancha = gegrilde gambas Las patatas fritas = friet El pollo al ajillo = knoflook kip La salsa de tomate = tomatensaus las sardinas fritas = gebakken sardientjes La sopa = de soep La tortilla espanola = spaanse tortilla El flan = de vlaai la fruta del tiempo = het verse fruit el helado = het ijs la tarta = de cake La bebida = de drank el agua mineral con o sin gas = mineraalwater met of zonder gas el café solo = zwarte koffie el café con leche = koffie met melk la cerveza = het bier la leche = melk el té = thee el vino blanco = witte wijn el vino rosado = rosé el vino tinto = rode wijn el vino de la casa = de huiswijn el zumo de naranja = sinasappelsap La cuchara = de lepel el cuchillo = het mes el tenedor = de vork el plato = de plaat el vaso = het glas la copa = het kopje la taza = de cup la servilleta = het servet Desayunar = ontbijt almorzar = lunch cenar = diner comer = eten cortar = snijden costar = kosten creer = geloven ir de bares = naar barren gaan pedir la cuenta = vragen om de rekening poder = nemen preferir = voorkeur hebben preguntar = vragen probar = proberen querer = willen servir para = dienen tener hambre = honger hebben terminar el trabajo = het werk afmaken tomar café = koffie tomar sopa = soep Querida = lieve Hasta pronto = tot ziens un beso = kus Cuántas veces? = hoe vaak todos los días = elke dag muchas veces = vaak algunas veces = soms de vez en cuando = af en toe una vez al día = een keer per dag dos veces a la semana = tweemaal per week casi nunca = bijna nooit nunca = nooit Cuánto tiempo? = hoe lang una hora = een uur media hora = een half uur unos diez minutos = tien minuten Cuándo? = wanneer? los martes = Dinsdags por la manana = in de ochtend a eso de las dos = tot ongeveer 2 uur Me puede = kan ik Cuánto = Hoe? Cuándo = Wanneer? Es posible = Is het mogelijk 2,5% = dos coma cinco por ciento Primero = eerste después = na luego = dan al final = einde antes del trabajo = voor het werk depués de desayunar = na het ontbijt Hoy = vandaag esta manana = deze ochtend este mes = deze maand este ano = dit jaar hasta ahora = tot nu toe ya = nu Manana = morgen esta noche = vanavond este fin de semana = dit weekend la próxima semana = volgende week el próximo mes = volgende maand el próximo ano = volgend jaar La actividad = de activiteit el barco = de boot la carta = de brief el concierto = het concert la entrada para adultos = het entreebewijs voor volwassenen el escritor = de schrijver la excursión = de excursie la invitación = de uitnodiging la maleta = de koffer la película = de film el precio = de prijs la reserva = de reserve la venta de billetes = ticketverkoop el viaje = de reis la visita = het bezoek Celebrar el cumpleanos = vieren van va de verjaardag comer en casa de amigos = dineren met vrienden dar un paseo = lopen encontrarse con amigos = vinden met vrienden eschuchar música = muziek luisteren hacer deporte = sporten hacer gimnasia = gymnastieken hacer una barbacoa = barbecuen invitar a amigos = uitnodigen van vrienden ir a la peluquería = naar de kapper gaan ir de copas = gaan drinken ordenar las fotos = sorteren van foto’s pasear = lopen reservar una mesa = een tafel reserveren reunirse = voldoen salir de la rutina = op routine uit zijn subir al autobús = de bus nemen tomar una copa = een drankje nemen ver la tele = tv kijken visitar una exposición = een tentoonstelling bezoeken Cocinar = koken hacer las camas = bedden opmaken hacer las compras = winkelen lavar los platos = afwassen limpiar las ventanas = ramen schoonmaken pasar la aspiradora = vacüum zuigen planchar = raden poner la lavadora = op de wasmachine poner la mesa = op de tafek preparar una comida = de maaltijd bereiden Aburrirese = vervelen acostarse = liggen concentrarse = concentreren dormir = slapen ducharse = douchen empezar = starten existir = bestaan hacer los deberes = huiswerk maken olvidar una cosa = een ding vergeten pensar = denken perder el autobús = de bus missen quedarse en casa = thuis blijven relajarse = ontspannen tener gripe = de griep hebben venir = komen volver a casa = terug naar huis El accidente = het ongeluk la avería = de fout la grúa = de kraan la policía = de politie Los bombones = chocola el champán = champagne los espaguetis = spaghetti el salmón = zalm Belga = belgische colombiano = colombiaanse francés = franse holandés = hollandse inglés = engelse italiano = italiaanse noruego = noorse Completo = compleet diferente = verschillende gratuito = gratis normal = normale posible = mogelijk típico = typische Así = dus mejor = beter normalemente = normaal gesproken tarde = later temprano = begin
Ingezonden op 01-05-2011 - 1079x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!