Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Salzgitter heute

0 ! Alle werkwoorden die in het boek staan !

Jaar 1 (havo/vwo)

haben = hebben
ich habe = ik heb
du hast = jij hebt
er, sie, es hat = hij, zij, het heeft
wir haben = wij hebben
ihr habt = jullie hebben
sie haben = zij hebben
Sie haben = U heeft
sein = zijn
ich bin = ik ben
du bist = jij bent
er, sie, es ist = hij, zij het, is
wir sind = wij zijn
ihr seid = jullie zijn
sie sind = zij zijn
Sie sind = U bent
wohnen = wonen
ich wohne = ik woon
du wohnst = jij woont
er, sie, es wohnt = hij, zij, het woont
wir wohnen = wij wonen
ihr wohnt = julie wonen
sie wohnen = zij wonen
Sie wohnen = zij wonen
reisen = reizen
ich reise = ik reis
du reist = jij reist
er, sie, es reist = hij, zij, het reist
wir reisen = wij reizen
ihr reist = jullie reizen
sie reisen = zij reizen
Sie reisen = U reist
melden = melden
ich melde = ik meld
du meldest = jij meldt
er, sie, es meldet = hij, zij, het meldt
wir melden = wij melden
ihr meldet = jullie melden
sie melden = zij melden
Sie melden = U meldt
werden = worden, zullen
ich werde = ik word, ik zal
du wirst = jij wordt, jij zal
er, sie, es wird = hij, zij, het wordt, hij, zij, het zal
wir werden = wij worden, wij zullen
ihr werdet = jullie worden, jullie zullen
sie werden = zij worden, zij zullen
Sie werden = U wordt, U zal
können = kunnen
ich kann = ik kan
du kannst = jij kan
er, sie, es kann = hij, zij, het kan
wir können = wij kunnen
ihr könnt = jullie kunnen
sie können = zij kunnen
Sie können = U kan
dürfen = mogen
ich darf = ik mag
du darfst = jij mag
er, sie, es darf = hij, zij, het mag
wir dürfen = wij mogen
ihr dürft = jullie mogen
sie dürfen = zij mogen
Sie dürfen = U mag
wollen = willen
ich will = ik wil
du willst = jij wilt
er, sie, es will = hij, zij, het wilt
wir wollen = wij willen
ihr wollt = jullie willen
sie wollen = zij willen
Sie wollen = U wilt
müssen = moeten
ich muss = ik moet
du musst = jij moet
er, sie, es muss = hij, zij, het moet
wir müssen = wij moeten
ihr müsst = jullie moeten
sie müssen = zij moeten
Sie müssen = u moet
sollen = moeten
ich soll = ik moet
du sollst = jij moet
er, sie, es soll = hij, zij, het moet
wir sollen = wij moeten
ihr sollt = jullie moeten
sie sollen = zij moeten
Sie sollen = u moet
mögen = houden van
ich mag = ik houd van
du magst = jij houdt van
er, sie, es mag = hij, zij, het houdt van
wir mögen = wij houden van
ihr mögt = jullie houden van
sie mögen = zij houden van
Sie mögen = U houdt van
wissen = weten
ich weiß = ik weet
du weißt = jij weet
er, sie, es weiß = hij, zij, het weet
wir wissen = wij weten
ihr wisst = jullie weten
sie willen = zij weten
Sie willen = U weet
hatten = hadden
ich hatte = ik had
du hattest = jij had
er, sie, es hatte = hij, zij, het had
wir hatten = wij hadden
ihr hattet = jullie hadden
sie hatten = zij hadden
Sie hatten = U had
waren = waren
ich war = ik was
du warst = jij was
er, sie, es war = hij, zij, het was
wir waren = wij waren
ihr wart = jullie waren
sie waren = zij waren
Sie waren = U was
möchten = zou graag willen
ich möchte = ik zou graag willen
du möchtest = jij zou graag willen
er, sie, es möchte = hij, zij, het zou graag willen
wir möchten = wij zouden graag willen
ihr möchtet = jullie zouden graag willen
sie möchten = zij zouden graag willen
Sie möchten = U zou graag willen
schlafen = slapen
ich schlafe = ik slaap
du schläfst = jij slaapt
er, sie, es schläft = hij, zij, het slaapt
wir schlafen = wij slapen
ihr schlaft = jullie slapen
sie schlafen = zij slapen
Sie schlafen = U slaapt
lassen = laten
ich lasse = ik laat
du lässt = jij laat
er, sie, es lässt = hij, zij, het laat
wir lassen = wij laten
ihr lasst = jullie laten
sie lassen = zij laten
Sie lassen = U laat
halten = houden
ich halte = ik houd
du hältst = jij houdt
er, sie, es hält = hij, zij, het houdt
wir halten = wij houden
ihr haltet = jullie houden
sie halten = zij houden
Sie halten = U houdt
laden = laden
ich lade = ik laad
du lädst = jij laadt
er, sie, es lädt = hij, zij, het laadt
wir laden = wij laden
ihr ladet = jullie laden
sie laden = zij laden
Sie laden = U laadt
laufen = lopen
ich laufe = ik loop
du läufst = jij loopt
er, sie, es läuft = hij, zij, het loopt
wir laufen = wij lopen
ihr lauft = jullie lopen
sie laufen = zij lopen
Sie laufen = U loopt
stoßen = stoten
ich stoße = ik stoot
du stößt = jij stoot
er, sie, es stößt = hij, zij het stoot
wir stoßen = wij stoten
ihr stoßt = jullie stoten
sie stoßen = zij stoten
Sie stoßen = U stoot
einladen = uitnodigen
ich lade ... ein = ik nodig uit
du lädst ... ein = jij nodigt uit
er, sie, es lädt ... ein = hij, zij, het nodigt uit
wir laden ... ein = wij nodigen uit
ihr ladet ... ein = jullie nodigen uit
sie laden ... ein = zij nodigen uit
Sie laden ... ein = U nodigt uit
sprechen = spreken
ich spreche = ik spreek
du sprichst = jij spreekt
er, sie, es spricht = hij, zij, het spreekt
wir sprechen = wij spreken
ihr sprecht = jullie spreken
sie sprechen = zij spreken
Sie sprechen = U spreekt
lesen = lezen
ich lese = ik lees
du liest = jij leest
er, sie, es liest = hij, zij, het leest
wir lesen = wij lezen
ihr lest = jullie lezen
sie lesen = zij lezen
Sie lesen = U leest
treten = treden, trappen
ich trete = ik treed, ik trap
du trittst = jij treedt, jij trapt
er, sie, es tritt = hij, zij, het treedt, hij, zij het trapt
wir treten = wij treden, wij trappen
ihr tretet = jullie treden, jullie trappen
sie treten = zij treden, zij trappen
Sie treten = U treedt, U trapt
nehmen = nemen
ich nehme = ik neem
du nimmst = jij neemt
er, sie, es nimmt = hij, zij, het neemt
wir nehmen = wij nemen
ihr nehmt = jullie nemen
sie nehmen = zij nemen
Sie nehmen = U neemt
gehen = gaan
ich gehe = ik ga
du gehst = jij gaat
er, sie, es geht = hij, zij, het gaat
wir gehen = wij gaan
ihr geht = jullie gaan
sie gehen = zij gaan
Sie gehen = U gaat
stehen = staan
ich stehe = ik sta
du stehst = jij staat
er, sie, es steht = hij, zij, het staat
wir stehen = wij staan
ihr steht = jullie staan
sie stehen = zij staan
Sie stehen = zij staan

Ingezonden door ILoveYouSoMuch (Wessel Gansfortcollege) op 29-05-2011 - 2779x bekeken.
Waardering 7 (aantal stemmen: 13)

voting system
1
2
3
4
5

Als je de werkwoorden niet in de hoofdstukken vind denk dan niet meteen dat ik het fout heb gedaan.
Bij de grammatica (blz. 118 - 121) staan alle werkwoorden en daar heb ze ook uit overgenomen.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.