Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Disco

123456789 hoofdstuk 2t/m13 alle woordjes

Jaar 1 (Gymnasium)

accepi = pf accipere; ontvangen
accidere = gebeuren
accidit = pf accidere
ad + acc = naar
adeo = zo(zeer)
adii = pf adire
adire = gaan
agere = voeren, leiden
aliquando = soms
amare = beminnen
amica = vriendin
amor, ores = liefde
animus = hart
annus = jaar
ante = voor
antea = eerder
aperire = openen
apparui = pf van apparere; verschijnen
apperere = verschijnen
appropinquare = naderen
ara = altaar
arbor, arbores = boom
arma = wapens
aspicere = aanschouwen, zien
audere = durven
audire = horen
aura = lucht
aurum = goud
autem = echter
auxilium = hulp
avus = grootvader
bellum = oorlog
bene = goed
cadere = vallen, dood neervallen
capere = nemen
carere = missen
causa = oorzaak, reden
circumspicere = rondkijken
cito = snel
clamor, ores = geschreeuw
claudere = sluiten
cogere = dwingen
cogitare = (na)denken
colere = verzorgen, vereren
complere = vullen
condere = opbergen, stichten
condere = verbergen
condidi = pf van: condere
coniunx, iuges = echtgenoot, echtgenote
consilium = besluit, plan
conubium = huwelijk
credere = geloven
credere = geloven
culpa = schuld
cum = wanneer
cum = met
cupere = begeren, verlangen, willen
cur = waarom
curare = zorgen (voor + acc)
dare = geven
de + abl = vanaf, over (bij ww als cogitare, narrare)
dea = godin
decepi = pf van: decipere
decipere = bedriegen
dedi = pf dare
deinde = vervolgens
delere = vernietigen
desiderare = missen, verlangen (naar + acc)
desinere = ophouden
deus = god
devenire = terechtkomen
dicere = zeggen
Dido, Didonem = Dido
diu = lang, lange tijd
dividere = verdelen
divitiae, divitias = rijkdom, schatten
dixi = pf van dicere (ik)
dolere = verdrietig zijn
dolus = list
donum = geschenk
dormire = slapen
dubitare = aarzelen
ducere = leiden, voeren
dum = terwijl
duo = twee
dux, duces = leider, aanvoerder
ecce = kijk
eheu = ach, wee
enim = want, immers
equus = paard
errare = (rond)zwerven, dwalen
error = zwerftocht
esse = zijn
est = is
et = en
et...et = zowel...als
etiam = zelfs, ook
evenire = uitkomen
exclamare = uitroepen
explorare = onderzoeken, inspecteren
exspectare = afwachten
facere = doen, maken
fatum = lot, lotsbeschikking
femina = vrouw
filia = dochter
filius	= zoon
finire	 = beëindigen
flamma	= vlam
florent, florere	= bloeien
flos, flores = bloem
forma = gestalte, uiterlijk
fortuna = het lot
frater, fratres	= broer
frustra = tevergeefs
fugere = vluchten
fugere = vluchten (voor+acc)
fugi = pf van fugere
fui = pf van esse
gaudere	= blij zijn, zich verheugen (over + abl)
gaudere	= zich verheugen, blij zijn
gens, gentes	= volk
genus, genera	= afkomst, geslacht
gladius	= zwaard
habere = hebben
habere in animo	= van plan zijn
habitare	= wonen
habitat	= woont
hic	= hier
hodie = vandaag
horrere = huiveren
hostis, es	= vijand
huc	= hierheen
iacere = liggen
iam	 = al, reeds
ianua = deur
ibi = daar
ideo	= daarom
in	= in, naar,op
instare = achterna zitten
insula = eiland
inter + acc = temidden van
interea	= intussen
intrare	= binnengaan,-komen
invenire	= vinden
invitare	= uitnodigen
invitus	= tegen mijn/jouw/zijn zin
ire	= gaan
iubere	= bevelen
Jupiter, Jovem = Jupiter
iussi	= pf van iubere
iussum = bevel
iuvare	= helpen
lacrima	= traan
lacrimare	= huilen
laedere	= kwetsen, beledigen
laesi	= pf van laedere; kwetsen, beledigen
lectus = bed
legere	= verzamelen
liberi	= kinderen
licet mihi	= het staat mij vrij, ik mag
lichaam	= corpus, corpora
locus	= plaats
ludere	= spelen
ludit	= speelt
maritus	= echtgenoot
mater, matres	= moeder
matrimonium	= huwelijk
mille	= duizend
mittere = zenden
moenia = (stads)muren
monere	= waarschuwen
mors = dood
movere	= bewegen
mox	= weldra, spoedig
muntiare	= berichten
mutare	= veranderen
nam	= want
narrare	= vertellen
nec	= en niet
nec ... nec = noch, niet en ook niet
necare	= doden
negare	= 1. weigeren 2. ontkennen
nocere	= schaden
non	= niet
non iam	= niet meer
nonne	= toch zeker, toch wel?
nox, noctes	= nacht
nubere	= trouwen(van de vrouw)
num	= toch niet? (leidt vraagzin in)
numquam = nooit
nunc	 = nu
nusquam = nergens
obscurus	= donker
obstare	= in de weg staan
oculus	= oog
odi	= haten
olim	= vroeger, eens, ooit
optare = wensen
orare = smeken
osculum	= kus
ostendere = tonen
parare	= voorbereiden, klaarmaken
parcere	= sparen
parentes	= ouders
parere	= gehoorzamen
parui	= pf parere
pater, patres	= vader
patria	= vaderland
paulatim	= geleidelijk, langzaamaan
penates	= penaten
Per + acc	= over, door,heen
perveni	= pf van pervenire
pervenire	= bereiken, aankomen in
petere	= 1 zoeken 2 vragen 3 trachten te bereiken
petere	= zoeken, vragen
Pluto, Plutonem = Pluto
postquam = nergens
potui = pf van posse: kunnen
praeferre = verkiezen (boven)
praemium	= beloning
promisi	= pf van promittere; beloven
propter	= wegens
protegere	= beschermen
puella	= meisje
quarere	= zoeken
quattor	= vier
quid	= wat?
quidem	= weliswaar, echter
quinque	= vijf
quis	= wie?
quoque	= ook
rapere/io	= roven
recipere	= ontvangen, opnemen
reddere	= teruggeven
regia	= paleis
regina	= koningin
reiqui	= pf relinquere
relinquere	= verlaten, achterlaten, overlaten
respondere	= antwoorden
respondi	= pf van respondere (ik)
rex, reges	= koning
ridere	= lachen
rogare	= vragen
sacerdos, sacerdotes	= priester
sacrum	= offer
saepe	= dikwijls; vaak
salve, salvete	= gegroet
saxum	= rots
scelus, scelera = misdaad
sed	= maar
sedere	= zitten
semper	= altijd
senex, senes	= oude man
septem	= zeven
sepulcrum	= graf
sero	= te laat
servare	= redden
sex	= zes
silva	= bos
simul	= tegelijkertijd
sine + abl = zonder
sinere	= toestaan, laten
socius	= bondgenoot, vriend
somnus	= slaap
soror(es)	= zuster; zus
stare	= staan
statim	= meteen
statuere	= besluiten
suadere	= aanraden
sub (+acc)	= onder
subito	= plotseling
sunt	= zijn
surgere = oprijzen
sustuli	= pf tollere
tacui	= pf van tacere; zwijgen
tamquam	= als het ware
tandem	= eindelijk
tangere	= aanraken
tantum	= slechts
telum	= pijl, werpspies
templum	= tempel
temptare	= proberen
terra	= aarde
timere	= vrezen
tollere	= optillen
trahere	= trekken
traxi	= pf van trahere (ik)
tum	= toen, dan
turba	= menigte
ubi	= waar
ubique	= overal
umbra	= schim; schaduw
urbs, urbes	= stad
ut + pf	= zodra
uxor, uxores	= vrouw; echtgenote
valde	= zeer, heel erg
vale	= vaarwel
veni	= pf venire
venire	= komen
veniunt	= komen
ventus	= wind
verbum	= woord
vestigum	= spoor
vetare	= verbieden
vetui = pf van vetare (ik)
via	= weg
videre	= zien
vita	= (het) leven
vivere	= leven
vivit	= leeft
vocare	= roepen
lux, luces	= (dag)licht, dag
munus, munera	= taak
neglegere	= verwaarlozen
postremo	= ten slotte
quod	= omdat
nihil	= niets
ira	= woede
dolor, ores	= verdriet, pijn
clam = stiekem, heimelijk
caelum	= hemel
posui	= pf ponere
vestis, es	= kleding(stuk)
inferi = 1goden van de onderwereld 2onderwereld
anima	= ziel
vixi	= pf vivere (leven)
perfeci = pf perficere
perficere = voltooien, afmaken
effugi	= pf effugere
effugere	= wegvluchten
deserui	= pf deserere
deserere	= in de steek laten, verlaten
poena	= straf
fefelli	= pf fallere
fallere	= bedriegen, misleiden
sidus, sidera	= ster
iurare	= zweren
nepos, otes	= kleinzoon, nakomaling
manere	= te wachten staan
pectus, pectora	= borst
coepi	= ik begin, ik begon
nomen, mina	= naam
memoria	= herinnering
tenui = pf tenere
tenere = (vast)hebben, -houden
averti	= pf avertere
avertere	= afwenden
ut	= 1zodra 2(zo)als
consistere	= blijven staan
constiti	= pf consistere
excepi	= pf excipere
excipere	= opvangen, ontvangen
maestus	= bedroefd
armatus	= gewapend
quamquam	= hoewel
longus	= lang
gerere	= dragen, voeren
tamen	= toch
ignotus	= onbekend
meus	= mijn
virgo, virgines	= meisje, maagd
pulcher, pulchra, um	= mooi
tam	= zo
quia	= omdat
fugare	= verjagen
coegi	= pf cogere (dwingen)
solus	= alleen
carus	= lief
Mars, Martem	= Mars
deposui	= pf deponere
deponere	= neerzetten, afleggen
multus	= veel
territus	= verschrikt, geschrokken
sci(v)i	= pf scire
scire = weten
fui	= pf esse (zijn)
potestas, ates	= macht
anxius	= bang, angstig
cura	= zorg
vexare	= kwellen
regnum	= 1(konink)rijk 2macht, heerschappij
pepuli	= pf pellere
pellere	= verdrijven
servus	= slaaf
peperi	= pf parere
parere	= voortbrengen, baren
iratus	= woedend
sedes, es	= zetel
magnus	= groot, luid
vox, voces	= stem
quomodo	= hoe
puer, pueri	= jongen
interficere = doden
flumen, mina	= rivier
impius	= schurkachtig, goddeloos
misi	= pf mittere (zenden)
ripa	= oever
pastor, ores	= herder
parvus	= klein
portare	= dragen

Ingezonden op 13-06-2011 - 1162x bekeken.
Waardering 7.4 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

het heeft me heel veel tijd gekost dus meld het ff als er een fout in zit dan kan ik dat verbeteren.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Disco

123456789 hoofdstuk 2t/m13 alle woordjes