Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Carte Orange, deel 1

0 Unité 7 & 8 - zonder apprendre 3 & 6 :)

Jaar 1 (Gymnasium)

H7
Noël = Kerstmis
La Saint-Sylvestre = Oudjaar
Pâques = Pasen
la Pentecôte = Pinksteren
la fête des rois = Driekoningen
le quatorze juillet = de nationale feestdag
l'Aïd = het suikerfeest
le carnaval = het carnaval
le masque = het masker
le costume = het kostuum
le bal = het bal
le gâteau = de taart; de koek
les gâteaux = het gebak; de koekjes
le feu d'artifice = het vuurwerk
le Père Noël = de kerstman
le sapin = de kerstboom
le réveillon = maaltijd op kerstavond; maaltijd op oudejaarsavond
faire la fête = feestvieren
manger = eten
danser = dansen
valser = walsen
passer = doorbrengen
les vacances = de vakantie {(v)}
la lettre = de brief
raconter = vertellen
l'impression = de indruk {(v)}
le port = de haven
le mot = het woord
accompagner = vergezellen; meegaan met
le temps = de tijd
le poisson = de vis
entre = tussen
comme = als, bij wijze van
l'amie = vriendin {(v)}
discuter = discussiëren; praten
heureusement = gelukkig
le voisin = de buurman
amoureux; amoureuse = verliefd
rentrer = naar huis gaan
pas de chance! = pech!
quand même = toch
sauver = redden
bisous = kusjes
C'est affreux = Het is afschuwelijk
C'est vraiment le désordre = Het is echt een troep
Mes parents vont être furieux = Mijn ouders zullen woedend zijn
Ne t'inquiète pas = Maak je niet ongerust
Qu'est-ce qu'on fait? = Wat doen we?
On va trouver une solution = We zullen wel een oplossing vinden
Vite au travail = Snel aan het werk
le lendemain = de volgende dag
dire = zeggen
affreux = afschuwelijk
plus jamais = nooit meer
furieux = woedend
rentrer = thuiskomen; naar huis gaan
propre = schoon
le désordre = de rommel; de troep
casser = breken
la solution = de oplossing
bon; bonne = goed; lekker 
le thon = de tonijn
le tapis = het tapijt
le téléphone = de telefoon
plus tard = later
la cuisine = de keuken
vite = snel
le travail = het werk
nettoyer = schoonmaken
réparer = repareren
à l'heure = op tijd
la fête des mères = moederdag
tu offres = jij geeft; jij biedt aan
l'année dernière = vorig jaar
préparer = klaarmaken
le petit déjeuner = het ontbijt
le problème = het probleem
faire la cuisine = koken
fêter = vieren
bizarre = raar
fatigué; fatiguée = moe
tu bois = jij drinkt
avoir l'habitude = gewend zijn
faire la fête = feest vieren
la fin = het eind
le repas = de maaltijd
la télé = de televisie
la table = de tafel
sauf = behalve
vu = gezien
jusqu'a = tot
le matin = de ochtend
en boîte = in de disco; naar de disco
la Saint-Sylvestre = oudjaar
inviter = uitnodigen
durer = duren
la nuit = de nacht
Qu'est-ce que tu as fait à Noël? = Wat heb je met Kerstmis gedaan?
J'ai passé la soirée à table = Ik heb de hele avond aan tafel gezeten
Je vais faire la fête = Ik ga feesten
J'ai fêté le 14 juillet = Ik heb de veertiende juli gevierd
J'ai l'habitude = Ik ben het gewend
Il t'a invité? = Heeft hij je uitgenodigt?
Ça commence à quelle heure? = Hoe laat begint het?
Ça dure toute la nuit = Het duurt de hele nacht
Je vais demander à mes parents = Ik zal het aan mijn ouders vragen; Ik ga het aan mijn ouders vragen

H8
l'animal; les animaux = het dier {(m)}
le chat = de kat
le chien = de hond
le lion = de leeuw
le tigre = de tijger
le loup = de wolf
le serpent = de slang
l'oiseau = de vogel {(m)}
le canard = de eend
le singe = de aap
la souris = de muis
l'araignée = de spin {(v)}
le moustique = de mug
le papillon = de vlinder
caresser = aaien; aanhalen
protéger = beschermen
piquer = prikken, bijten {(van slangen)}
nager = zwemmen
voler = vliegen
les poils = de vacht; de haren {(m)}
la patte = de poot
la queue = de staart
sauvage = wild
dangereux = gevaarlijk
rêver = dromen
découvre = ontdek
au fond de ton coeur = diep in je hart
l'agneau = het lam
parce que = omdat
doux = zacht
il a été = hij is geweest 
le roi = de koning
ne ... pas du tout = helemaal niet
le cochon = het varken
sale = vies
ennuyeux = vervelend
le poisson rouge = de goudvis
j'aimerais = ik zou graag
indépendant = onafhankelijk
la fidélité = de trouw
l'ami = de vriend {(m)}
le meilleur ami = de beste vriend {(m)}
l'homme = de mens
avoir peur = bang zijn
la maladie = de ziekte
mordu = gebeten
la majorité = de meerderheid
le dauphin = de dolfijn
les gens = de mensen
sensible = gevoelig
tu as eu = jij hebt gehad
léger = licht
la force = de kracht
Il est comment? = Hoe is hij?
Il est grande = Hij is groot
Il est tout petit = Hij is heel klein 
Il est gros = Hij is dik
Il est méchant = Hij is vals
Il est marron = Hij is bruin
perdu = verloren
la voisine = de buurvrouw
sortir = uitlaten
le job = het baantje
supposer = veronderstellen 
j'en ai marre = ik ben het zat
arrêter = stoppen
avoir peur de = bang zijn voor
drôle = grappig
ne ... rien = niets
compris = begrepen
partout = overal
l'annonce = de advertentie {(v)}
gros = dik
méchant = vals; gemeen
il y a (trois heures) = (drie uur) geleden
téléphoner à = opbellen
penser = denken
le numéro de téléphone = het telefoonnummer
l'annuaire = het telefoonboek
crevé; crevée = kapot; doodmoe
chercher = halen; ophalen
le mur = de muur
énorme = enorm
s'il te plaît = alsjeblieft
dehors = buiten
parti; partie = weg; vertrokken
la bête = het beest
dood = mort
hier = gisteren
malade = ziek
tout à coup = plotseling
la cage = de kooi
la fois = de keer
partir = vertrekken 
grader = passen op
l'animal = het dier {(m)}
les animaux = de dieren {(m)}
elle veut = zij wil
avant = voor {(van tijd)}
signer = tekenen; je handtekening zetten
ils souffrent = ze lijden
utile = nuttig
selon = volgens
nécessaire = nodig
absolument = absoluut
le zoo = de dierentuin
surtout = vooral
froid = koud
avoir raison = gelijk hebben
la main = de hand
parfois = soms
pénible = lastig
J'aimerais avoir un chien = Ik zou graag een hond willen hebben
J'ai peur des araignées = Ik ben bang voor spinnen
J'ai horreur des serpents = Ik vind slangen afschuwelijk
Je suis pour = Ik ben voor
Je suis contre = Ik ben tegen
Tu as raison = Je hebt gelijk
Je ne suis pas d'accord = Ik ben het er niet mee eens
Selon moi, c'est nécessaire = Volgens mij is het nodig
C'est utile = Het is nuttig
Je trouve que c'est triste = Ik vind het triest

Ingezonden op 15-06-2011 - 1746x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 16-06-2011.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

sommige woordjes staan er 2 of 3 x in, omdat ze ook 2 of 3 x in de woordenlijst stonden. en ik had geen zin om ze er dan uit te halen. ;d
als er foutjes zijn zeg het dan aub!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Carte Orange, deel 1

0 Unité 7 & 8 - zonder apprendre 3 & 6 :)