Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Noorderpoort Medische Terminologie
› 8 schakel 836 - 951
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Noorderpoort Medische Terminologie
, deel 1
8 schakel 836 - 951
Jaar 4 (mbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
aberrans; aberrant = afdwalend acromegalie = reuzengroei van handen, voeten, neus, kin en lippen ad/ = naar toe adenoom = goedaardig kliergezwel aëro/ = lucht aëronaut = luchtvaarder aëroob = organisme die zuurstof uit buitenlucht of water gebruikt aërosol = oplossing van kleine druppeltjes in de lucht aërotherapie = behandeling met frisse lucht an/ = zonder anaëroob = organisme dat geen zuurstof nodig heeft voor levensfuncties anesthesiologie = wetenschap van pijnbestrijding, narcose en verdoving anesthesioloog = specialist in het geven van anesthesie aan patiënten anhidrose = ontbreken van zweetafscheiding anterior; antero/ = aan/naar voorzijde anterolateraal = aan/naar voorzijkant anteromediaan = voor in het midden anteroposterior = van voor naar achter anteroposterior = van voren naar achteren antipyreticum; antipyretica = koortsbestrijdend middel AP-opname = röntgenfoto, waarbij de stralen van voren naar achteren lopen archè = begin aritmie = ontbreken van regelmaat van het hart aspiratie = het aanzuigen; het opzuigen; inademing aspiratiebiopsie = via een holle naald door een spuit opzuigen van weefsel biochemie = bestudering van scheikundige processen in levende organismen biogenese = het ontstaan van levende wezens biologie = wetenschap betreffende levende wezens bioloog = beoefenaar van de studie van plant- en dierkunde biopsie = het onderzoek van uit een levend organisme verwijderd weefsel biopt = stukje weefsel dat is weggenomen voor onderzoek bios; bio/ = leven botulisme = zeldzame, maar levensbedreigende vergiftiging doordat een bacterieel vergif (toxine) in het voedsel het zenuwstelsel aantast en verlamming kan veroorzaken cardiologie = wetenschap van hart- en vaatziekten cardioloog = specialist voor hart- en vaatziekten caudaal; caudo/ = aan/naar staartzijde chloro/ = groen chlorocyt = groene cel chlorose = groenheid chromo/ = kleur chromoblast = onrijpe (bloed)cel chromocyt = kleurcel chromofilie; chromofiel = een cel die gemakkelijk kleurstof opneemt chromofoob = moeilijk of niet inkleurbaar chromofoob adenoom = goedaardig kliergezwel dat moeilijk kleurstof opneemt chromosoom = staafachtig lichaampje in de celkern dat drager van erfelijke eigenschappen is chronische hidradenitis; hidranitis chronica = langdurige ontsteking van zweetklieren climacterium = overgangsjaren coma = langdurig in een zeer diepe, onnatuurlijke slaap zijn coma hypoglycaemicum = door abnormale sterke verlaging van het bloedsuikergehalte in diepe bewusteloosheid geraken craniaal; cranio/ = aan/naar hoofdzijde craniocaudaal = van het hoofd af benedenwaarts craniocaudaal = van boven naar beneden cyano/ = blauw cyanodermie = blauwheid van de huid cyanose = blauwheid daktulos = vingers of tenen dermatologie = wetenschap van huidziekten dermatoloog = huidarts distaal = verder weg van bijv. het centrum dorsaal; dorso/ = aan/naar rugzijde dorsomediaan = in het midden aan de rugzijde dorsoventraal = van rug naar buik dys/ = slecht; moeilijk dysenterie = gestoorde darmtoestand dysforie = slechte stemming dyskinesie = slechte beweging dyspepsie = slechte spijsvertering dyspnoe; dyspnoïsch = moeilijk ademend; kortademig dysritmie = gestoorde regelmaat van het hart /emie = toestand van het bloed endocrinologie = wetenschap van klierafscheidingen in het lichaam endocrinoloog = specialist in klierafscheidingen in het lichaam eosine = rode kleurstof eosinofiel adenoom = goedaardig kliergezwel dat gemakkelijk kleurstof opneemt erytro/ = rood erytrocyt = rode (bloed)cel erytrodermie; erythrodermia = roodheid van de huid erytrose = roodheid eu/ = goed; gemakkelijk euforie = goede stemming eukinesie = goede beweging eupepsie = goede spijsvertering euritmie = goed (regelmatig) (hart)ritme euthanasie = zonder lijden (laten) sterven exoftalmie; exophthalmus = uitpuiling van het oog facies = aangezicht facies inferior = onderaanzicht facies superior = bovenaanzicht /filie = liefhebben; neiging fusiformis; fisiform = spoelvormig gasgangreen = koudvuur; een infectie van de spieren door de bacterie Clostridium perfringens geriater = specialist in diagnose en behandeling van ouderdomsziekten geriatrie = de wetenschap van ouderdomsziekten glucose = druivensuiker glucosurie = als de urine glucose bevat glukus = zoet glycogeen = de vorm waarin druivensuiker in het lichaam wordt opgeslagen glykemie = suikergehalte van het bloed gunè = vrouw gynecologie = wetenschap van de ziekten van de vrouwelijke geslachtsorganen gynecoloog = vrouwenarts gynecomastie = vrouwelijke ontwikkeling van de mannelijke borst hematologie = specialisme voor bloedziekten hemostase; haemostasis = bloedstilstand; bloedstuwing; bloedstelping hidradenitis = zweetklierontsteking hidradenoom = zweetkliergezwel hidro/ = zweet hidrose; hidrosis = toestand van zweten humanus; humaan = menselijk hustera = baarmoeder hydro/ = water hyperglykemie = een te hoog suikergehalte van het bloed hyperglykemisch coma; coma hyperglycaemicum = door abnormale sterke verhoging van het bloedsuikergehalte in diepe bewusteloosheid geraken hyperhidrose; hyperhidrosis = overmatig zweten hypertrofie = abnormale toeneming in omvang en gewicht van een orgaan hypo/ = onder hypofyse; hypophysis = een hormoonklier onder aan de hersenen hypoglykemie = een te laag suikergehalte van het bloed inferior = onderste; onder/ inferior; inferieur = onderste inoculeren = inenten; vaccinatie klimaktèr = sport van een ladder klimax = ladder kustis = urineblaas laparo/ = buikwand laparohysterectomie = verwijdering van de baarmoeder via een buiksnede laparosalpingectomie = verwijdering van een eileider via een buiksnede laparoscoop = instrument, dat via een kunstmatige opening wordt ingebracht om het inwendige van de buikholte te bekijken laparotomie = chirurgisch openen van de buikwand om in de buikholte te komen latens; latent = verborgen lateraal; latero/ = aan/naar zijkant leuko/ = wit leukocyt = witte (bloed)cel leukodermie = witheid van de huid leukose = witheid /mastie = toestand van de borst/tepel mastos = vrouwelijke of mannelijke borst en tepel mediaal; medio/; mediaan = in/naar het midden melano/ = zwart melanoblast = zwarte kiemcel melanodermie = zwartheid van de huid mèn = maand menarche = menstruatiebegin menopauze = menstruatie-einde menorragie = abnormale sterke bloeding tijdens de menstruatie menstruatie; menses = maandelijkse bloeding menstruus = maandelijks mobilis; mobiel = beweeglijk moribundus; moribund = stervend mucosus; mukeus = slijmachtig nervus = zenuw nervus oculomotorius = de zenuw die de signalen aanvoert voor de oogbewegingen neurologie = leer van de zenuwen en de organische zenuwziekten neuroloog = zenuwarts obligatus; obligaat = verplicht obstetricus = verloskundige obstetrie = verloskunde oculair = betreffende het oog; van het oog oculair {zelf. nw} = een lens die zich aan de oogzijde van een microscoop bevindt oculeren = een wijze van enten waarbij een knop (oog) wordt geïmplanteerd oculo/; oculair; ocularis = het oog betreffende oculomotorius = voor oogbewegingen dienend oculus = oog oftalmie = toestand van het oog oftalmo/ = oog oftalmologie = oogheelkunde oftalmoloog = oogarts oftalmoscoop = instrument om het oog te bekijken oftalmotomie = incisie van een oog oncologie = leer van de (kwaadaardige) gezwellen oncoloog = specialist van de leer van de (kwaadaardige) gezwellen opsis = het kijken opticus; optisch = het zien betreffende orthopedie = specialisme van voorkoming en behandeling van aandoeningen aan het bewegingsapparaat (botten en gewrichten) orthopeed = specialist in afwijkingen van het bewegingsapparaat otorinolaryngologie = keel-, neus, oorheelkunde otorinolaryngoloog = KNO-arts PA-opname = röntgenfoto, waarbij de stralen van achteren naar voren lopen pariëntale pleura = borstvlies paries = wand pariëtaal = de wand betreffende pathologische anatomie = ziektekundige ontleedkunde patholoog-anatoom = lijkschouwer pediater = kinderarts pediatrie = kindergeneeskunde phor/ = (ge)dragen phusis = natuur; groeisel posterior; postero/ = aan/naar achterzijde posteroanterior = van achteren naar voren postero-inferior = aan/naar achteronderzijde posterolateraal = aan/naar achterzijkant posteromediaan = achter in het midden posterosuperior = aan/naar achterbovenzijde proximaal = dichter bij van bijv. het centrum pseudesthesie = vals gevoel pseudo/ = schijn pseudoedeem = schijnoedeem pseudohypertrofie = onechte hypertrofie pseudokyste = schijnkyste pseudolues = onechte lues pseudomucine = soort slijm, dat echter niet de eigenschap van echt slijm bezit pseudotuberculose = schijntuberculose pseudotumor = schijngezwel psuchè = ziel psychiater = specialist, die zielsziekten behandelt psychiatrie = specialisme van zielsziekten puloros = poortwachter pyret/ = koorts pyreticum; pyretica = koortsverwekkend middel pyro/ = hitte; vuur; koorts pyrogeen; pyrogeniteit = koortsverwekkend pyromaan = een ziekelijke neiging tot het kijken naar, of het stichten van branden pyrose; pyrosis = zuurbranden; abnormale toestand van brand radiologie = wetenschap en toepassing van röntgenstralen of nucleaire straling radioloog = arts voor stralingstherapie regurgitatie = oprisping; het terugkomen van spijs of drank, direct na het doorslikken respiratorius; respiratoir = m.b.t. de ademhaling sacralis; sacraal = heilig salphinx = eileider scorbutus; scorbuut = scheurbuik secretie = afscheiding van lichaamsstoffen sensitivus; sensitief = gevoelig solitarius; solitair = alleenstaand soma = lichaam spirat/ = ademen; zuigen staphulè = druif /stasis; /stase = stilstand superior = bovenste; boven/ syfilis; syfilo/; lues = geslachtsziekte syfilofobie = angst voor syfilis syfiloïd = lijkend op syfilis syfiloom; syphiloma = syfilisgezwel tetanus = met uitgebreide krampen gepaard gaande acute ziekte t.g.v. infectie met een bepaalde bacil thanas/ = dood /thanasie = het sterven thorax = borstkas timidus; timide = verlegen toxinen = gifstoffen tuberculose {tb, tbc, ftisis, tering, vliegende tering} = infectieziekte van de longen en/of andere organen met tuberkelbacillen urologie = specialisme van aandoeningen aan de nieren en urinewegen uroloog = specialist van aandoeningen aan de nieren en urinewegen en het mannelijke geslachtsorgaan uterinus; uterien = baarmoeder veneuze stuwing; flebostase; phlebostasis; venostase; venostasis = ophoping van bloed in aderen ventraal; ventro/ = aan/naar buikzijde ventromediaan = in het midden aan de buikzijde viscera = de ingewanden van het lichaam visceraal = de ingewanden betreffende viscerale pleura = longvlies visceroptose = te ver omlaag hangen van de ingewanden viscerotomie = incisie van de ingewanden volaris; volair = aan de binnenzijde Wassermann-reactie = test voor het aantonen van syfilis xantho/ = geel xanthodermie = geelheid van de huid xanthose = geelheid
Ingezonden op 07-09-2011 - 5532x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
11-12-2011
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!