Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Noorderpoort Medische Terminologie
› 13 schakel 1399 - 1550
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Noorderpoort Medische Terminologie
, deel 1
13 schakel 1399 - 1550
Jaar 4 (mbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abdomen = buik abdomino/ = m.b.t. de buik ablatio retinae = loslating van het netvlies abscessus = afscheiding acrocyanose = blauwe verkleuring van de lichaamsuiteinden acusticus = m.b.t. het gehoor adipositas; obesitas = vetzucht adiposus; adipeus = rijk aan vet akoest/; acust/; audi/; audit/ = hoor; gehoor akoestisch; auditief; auditivus = het gehoor betreffende allergeen = de stof die overgevoeligheidsreactie veroorzaakt allergie = andere werking; overgevoeligheid allergische reactie = overmatige reactie tegen allergenen allergologie = de wetenschap van allergieën en allergische aandoeningen allergoloog = specialist voor allergische ziekten allo/ = anders anaëroob = een bacterie die alleen zonder zuurstof kan gedijen anaesthesia dolorosa = plaatselijke gevoelloosheid, gepaard met pijn in die streek anemie = bloedarmoede anestheticum = pijnverdovend middel aneurysma; aneurysmata = zakvormige verwijding van een bloedvat appendix = het aanhangsel appendico/ = m.b.t. het aanhangsel arteria; arteriae = aders arterie; arteriën = slagaders arteriosclerose = slagaderverharding arthros = gewricht artro/ = m.b.t. de gewrichten artropathie; arthropathia = gewrichtsaandoening atrium = hartboezem audiologie = leer van het gehoor audiometrie = meting van het gehoorvermogen auricula = oortje; oorschelp auriculo/ = m.b.t. de oorschelp auricularis = de oorschelp betreffende auriculotemporalis = oorschelp en slaapstreek betreffende auris media = middenoor biopsie = het uitsnijden van een stukje levend weefsel voor microscopisch onderzoek blefaritis = ooglidontsteking blefaro/; palpebro/ = m.b.t. het ooglid blepharitis ulcerosa = zwerende ooglidontsteking brachi/ = arm brachialgie = armpijn brachycefalie = kortschedeligheid brachydactylie = kortheid van de vingers brachypnoe = kortademigheid bronchiëctasie = uitzettingen van luchtpijpvertakkingen bronchopneumonie = ontsteking van luchtpijpvertakkingen en longen caecum = blindedarm caecum mobile = beweegelijke blindedarm canales semicirculares = booggangen canaliculus lacrimalis; ductus lacrimalis = traankanaal canalis; canaliculus = kanaal(tje) cardiaal; cardio/ = het hart of de maag betreffende cavernosus; caverneus = rijk aan holten cavum tympani = trommelholte cecotomie; caecotomia = blindedarmoperatie cefalo/; crania/ = schedel cerebraal; cerebro/ = de hersenen betreffende cheirougia = handwerk chir/ = hand(en) chirurgie = heelkunde; operatieve geneeskunde cholecystotomie = opening van de galblaas choroidea = vaatvlies choroïdo/ = m.b.t. het vaatvlies cochlea = slakkenhuis cochleo/ = m.b.t. het slakkenhuis coloboma = spleet; beschadiging coloboma iridis = aangeboren afwijking van het regenboogvlies coloboma lentis = aangeboren afwijking van de ooglens coloboma retinae = aangeboren afwijking van het netvlies colon sigmoideum; colon sigmoïd = s-vormige darm; het laatste deel van de dikke darm colostoma = kunstmatige uitmonding van de dikke darm (tunica) conjuctiva = bindvlies conjunctivo/ = m.b.t. het bindvlies conjunctivaal = het bindvlies betreffende cornea = hoornvlies van het oog corneo/; kerato/ = m.b.t. het hoornvlies van het oog corpus alienum; corpus aliena = vreemd lichaam corpus ciliare = straallichaam cilio/ = m.b.t. het straallichaam creatorroe = aanwezigheid van te veel onverteerde spiervezels in de ontlasting cryptorchisme = niet-indaling van de zaadballen curatief = bedoeld om te genezen cyclopie = kringogigheid; eenogigheid cystotomie = incisie van de urineblaas cytodiagnostiek = de kunst om over de cellen een diagnose te stellen cytogenese = het ontstaan van cellen cytostaticum = celgroeiremmer dacryoadenitis = traanklierontsteking dacryocystitis = ontsteking van de traanzak dacryocystotomie = het insnijden van de traanzak dacryoliet = traansteen in de traanzak of traanafvoerwegen dacryopyorroe = etterige tranenvloed dacryorroe = tranenvloed dentoïd = tandachtig dermatose = huidaandoening diaree = buikloop diplopie = het dubbelzien discitis (intervertebralis) = ontsteking van de (tussenwervel)schijf ductus choledochus = galafvoergang ductus deferens = zaadleider ductus nasolacrimalis = traankanaal naar neus ductus pancreaticus = de afvoerbuis van de exocriene verteringssappen van de alvleesklier duodenum = twaalfvingerige darm en/ = in; binnen encefalitis = hersenontsteking encefalo/; cerebro/ = m.b.t. de (grote) hersenen encefalokèle = aangeboren uitstulping van de hersenen door het schedeldak encefalopathie; encephalopathia = hersenziekte energie = inwendige werking; werkkracht enkephalon = grote hersenen /ergia; /ourgia; /ergie = werking ergometer = meetinstrument van lichamelijke arbeid ergon = arbeid ergo/ = m.b.t. arbeid erytocytose = te veel rode bloedlichaampjes in het bloed erytrocytopenie = te weinig rode bloedlichaampjes in het bloed exoftalmie; exophthalmus = uitpuiling van een oog naar buiten fagocystose; phagosytosis = proces waarbij cellen schadelijke bestanddelen opeten faryngeaal = de keel betreffende faryngo/ = m.b.t. de keel faryngitis = keelontsteking ferilitas; feriliteit = vruchtbaarheid /filie = neiging; geneigdheid; /liefde flexibilis; flexibel = buigbaar; buigzaam fundamenteel onderzoek = onderzoek waarbij men tot op de bodem gaat fundus = bodem ganglion; ganglia = zenuwknoop gastroduodenaal = maag en twaalfvingerige darm betreffende gastro-enteritis = maag- en darmontsteking genitalia = geslachtsdelen glandula lacrimalis = traanklier glandula pituitaria = slijmklier; hypofyse glandula; adeno/ = klier graviditas; graviditeit = zwangerschap hematoom; haematoma = bloeduitstorting hemiplegie; hemiplegieën = eenzijdige verlamming hemostaticum; hemostatica = middel(en) om een bloeding tot staan te brengen hepatoliënaal = lever en milt betreffende histologie = weefselleer hyperglykemie = te veel suiker in het bloed hypofyse = hersenaanhangsel dat het groeihormoon produceert hypogenitalisme = onderontwikkeling van de geslachtsdelen hypogonadisme = onderontwikkeling van de geslachtsklieren hypopituïtarisme = onvoldoende werking van de hypofyse /iatrie = geneeskunde impermeabel = ondoorgankelijk incus = aambeeld intracraniële druk = verhoogde druk binnen de schedel iridectomie = verwijdering van het regenboogvlies iridocorneaal = regenboogvlies en hoornvlies betreffende iridoplegie = verlamming van het regenboogvlies iridoptosis = uitzakken van het regenboogvlies iridoschisis = splijting van het regenboogvlies iridotomie = insnijden van het regenboogvlies iris + retina + sclera = de bodem van het oog iris; ir/; iro/; irido/ = regenboogvlies iritis = ontsteking van het regenboogvlies ischemie = bloedleegte /isme; /ismus; /ie = toestand kentein; cent/ = prikke(le)n; steken kerat/ = hoorn keratitis = hoornvliesontsteking keratoconjunctivitis = ontsteking van hoorn- en bindvlies keratokèle = uitpuiling van het hoornvlies keratolyse = loslating van het hoornvlies keratoplastiek; corneaplastiek = chirurgisch herstel van het hoornvlies keratotomie = insnijden van het hoornvlies kolobos = verminkt lacrima; dakruon = traan lacrimalis; dacryo/ = m.b.t. de traan laesio; laesie; lederen = krenking; (lichamelijk) letsel larynx = strottenhoofd laryngo/ = m.b.t. het strottenhoofd lens = lens lento/ = m.b.t. de lens leukocystose = tijdelijke verhoging van het aantal witte bloedcellen tijdens infecties liënaal = de milt betreffende logopedie = de behandeling van spraakstoornissen lymfocytose = bloedziekte met overproduktie van witte bloedcellen macula lutea = gele vlek malleus = hamer mast/ = borst; tepel mastoïditis = ontsteking van het slaapbeen, veroorzaakt door een ontsteking van het middenoor meatus = gang meatus acusticus externus = uitwendige gehoorgang membrana tympani = trommelvlies meta/ = na; verandering; wisseling metabolisme = omzetting; stofwisseling metacarpalia = handwortelbeenderen metamorfose = vormverandering metastase = verplaatsing; uitzaaiing mobilis; mobiel = beweegbaar; beweegelijk mucosus; mukeus = rijk aan slijm musculus = spier musculo/; myo/ = m.b.t. een spier myotomie = doorsnijding van een spier nephritis chronica = chronische ontsteking van de nieren nephroptosis = het omlaag zakken van een nier; wandelende nier nervus acusticus = gehoorzenuw nervus opticus = oogzenuw nervus recurrens = teruglopende zenuw odonto/; dento/ = tand / kies oesophagus = slokdarm oftalmo/ = m.b.t. het oog oftalmologie = oogheelkunde oftalmoloog = oogarts oftalmoscoop = oogspiegel oftalmoscopie; fundoscopie = onderzoek met behulp van de oogspiegel /oïd = achtig; lijkend op omfalitis = ontsteking van de navel omfalokèle = uitpuiling van de navel ophthalmos = toestand van het oog opsis; op/; opt/; ops/ = het zien optico/ = m.b.t. de oogzenuw orthopeed = de specialist die stoornissen van het houdings- en bewegingsapparaat behandelt os petrosum = rotsbeen ossicula auditus = gehoorbeentjes osteoarthropathie = een ziekte van de beenderen en de gewrichten osteotomie = wegbeitelen van bot otitis = oorontsteking otitis media = middenoorontsteking oto/; auris = oor otorroe = loopoor ovariëctomie = operatie waarbij één of beide eierstokken worden verwijderd pais; paidos; paed/; ped/ = kind palliatief = bedoeld om te verzachten palliativum; palliativa = een middel dat hinderlijke ziekteverschijnselen kan doen verdwijnen, maar de ziekte zelf niet geneest palpebra inferior = onderste ooglid palpebra superior = bovenste ooglid pan/ = alles pancreas = alvleesklier panoftalmie = ontsteking van het gehele oog panositis = ontsteking van alle lagen van een bot pansinusitis = ontsteking van alle neusbijholten papil = wrat; tepeltje papillo/ = m.b.t. de tepel papilla nervi optici = plaats waar de oogzenuw overgaat in het netvlies papilla Vateri; papil van Vater = uitmonding van de galbuis en de alvleesklierbuis in de twaalfvingerige darm papillae linguales = (smaak)papillen van de tong papillae mammariae = tepels van de vrouwelijke borst papilloma vesicae (urinariae) = een goedaardig gezwel van de urineblaas papilloma; papiloom = goedaardig gezwel in de bovenste laag van de huid of van het slijmvlies bijv. wratten papillomatose = ontwikkeling van meerdere goedaardige gezwellen in de bovenste laag van de huid of van het slijmvlies papillomatosus; papillomateus = rijk aan papillen papiloedeem = zwelling van het punt waar de grote oogzenuw de oogbol binnenkomt paracentese = doorprikken van de wand van een met vloeistof gevulde lichaamsholte om deze te legen pedaal; pedalis = de voet betreffende pediater = kinderarts pediatrie = kindergeneeskunde pediculatus = gesteeld pediculus; pedikel; pedunculus; pedunkel; = voetje; verbindingssteel pediculo/; pedunculo/ = m.b.t. voetje; verbindingssteel pedicure = voetverzorg(st)er; voetverzorging /pedie = behandeling pedofilie; paedophilia = geneigdheid tot het hebben van geslachtsomgang met kinderen peduncularis = van de verbindingssteel permeabel = doorgankelijk pes equinus = paardevoet pes valgus = knikvoet pes varus = klompvoet pes; pedis; ped/ = voet petroleum = rotsolie petros = rotsblok petro/ = m.b.t. rotsblok /pexie = operatieve verankering pharynx = keelholte plasie = vorming plexus brachialis = zenuwvlecht voor de arm pod/ = voet(en) podiatrie = voetgeneeskunde potabilis = drinkbaar processus = uitsteeksel processus mastoideus; mastoïd = tepelachtig uitsteeksel processus spinosus; processus spinosi = doornvormig uitsteeksel van een wervel pupa = pop; meisje pupil; pupilla = de ronde opening in het centrum van de iris; pupil; poppetje; klein meisje pupillo/ = m.b.t. de pupil pupillair = de pupil betreffende pupilloscopie = het bekijken van de pupil pupillotonie = het ontbreken of sterk vertraagd zijn van de pupilreactie rachitis = engelse ziekte; ziekte waarbij er te weinig kalkzouten in de beenderen worden afgezet; radicale operatie = chirurgische ingreep waarbij een ziektehaard geheel en al verwijderd wordt radiculair; radicaal = de wortel betreffende; afdoende radiculitis = wortelontsteking radix = wortel radico/ radiculo/ = m.b.t. de wortel /rafie = hechting re/ = opnieuw; weer; her/; terug; weg recessus lateralis = zijdelingse nis; zijdelingse terugwijking reïnfectie = herbesmetting repositie = terugplaatsing; het weer op zijn plaats zetten van gebroken beenstukken of een ontwrichting resectie = operatieve verwijdering respiratie = ademhaling rete = netwerk van kleine bloedvaten rete mirabile = wondernetwerk retina = netvlies; de bodem van het oog retino/ = m.b.t. het netvlies retinaal = het netvlies betreffende retinae = van het netvlies retinitis = netvliesontsteking retinitis diabetica = netvlies ontsteking bij suikerziekte retinoïd = op netvlies gelijkend retinopathie = ziekelijke aandoening van het netvlies revalidatie = het weer valide maken /rexie = scheuring rino/; naso/ = neus saccus = zak saccus lacrimalis = traanzak sclera = harde oogrok; hard sclero/; scler/ = m.b.t. het harde oogrok scleradenitis = verhardende klierontsteking sclerectasie = uitzetting van het harde oogrok sclerectomie = verwijdering van (een deel van) het harde oogrok scleritis = ontsteking van de harde oogrok sclerodermie; scleroderma = verharding van de huid scleromalacie = verweking van de harde oogrok scleronychie = verharding van de nagels sclerostomie = het maken van een blijvende opening in het harde oogrok sclerotomie = het insnijden van het harde oogrok sensibel = gevoelig sinus = holte skleros = hard spondylodiscitis = ontsteking van de tussenwervelschijf en aangrenzende wervels stapes; stape(i)o/ = stijgbeugel sterilitas; steriliteit = onvruchtbaarheid; afwezigheid van ziektekiemen therapie; pedie = behandeling thrombophlebitis migrans = aderontsteking met de vorming van een bloedstolsel op een plek nabij een juist genezen haard /tonie = spanning trauma = geweldsinwerking; het letsel traumatisch = door een trauma ontstaan traumatogeen = iets wat door een trauma wordt veroorzaakt traumatologie = wetenschap betreffende de oorzaken, diagnostiek, behandeling, prognose, revalidatie, enz van ongevalsletsels traumatoloog = specialist in ongevalgeneeskunde tuba Eustachii = buis van Eustachius tumpanon = trommel tympano/ = m.b.t. de trommel tunica = vlies; bekleding tympano/ = m.b.t. het trommelvlies tympanoplastiek = chirurgisch vormherstel van de trommelholte tympanotomie = chirurgisch openen van het trommelvlies umbilectomie = uitsnijding van de navel umbilicaal = de navel betreffende umbilicus; omphalos = navel omfalo/ = m.b.t. de navel urineretentie = terughouding van urine
Ingezonden op 15-09-2011 - 5183x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
08-04-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!