Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

D'accord!, deel 2

1 ! Pages Jaunes, HELEMAAL !

Jaar 4 (vwo)

1.1 Les Français aiment l'Europe eet le drapeau tricolore
autant = evenveel
interroger = ondervragen
la chance = de kans
la menace = de bedreiging
le quotidien = het dagblad
le sondage = de opiniepeiling
le symbole = het symbool
meileur = beter, beste; beter; beste
ni ... ni = noch ... noch
paraître = verschijnen
selon = volgens
un Français sur deux = een op de twee Fransen

1.2 Les plus courants de France
avoir tort = ongelijk hebben
couper = snijden, knippen; snijden; knippen
dépasser = achter zich laten, inhalen; achter zich laten; inhalen
il s'agit de = het gaat om/over; het gaat om; het gaat over
partager = delen
rapporter = vermelden, terugbrengen; vermelden; terugbrengen
refléter = weerspiegelen
répandre = verbreiden
1.3 Les 'Européens' qui nous ont dans le nez
avoir besoin de = nodig hebben
éviter = besparen
inventer = uitvinden
révéler = laten zien, onthullen; laten zien; onthullen
s'amuser = zich vermaken
se laver = zich wassen
se moquer de = spotten met
sentir = voelen, ruiken; voelen; ruiken
1.4 Lafayette Trend's
craindre = vrezen
défendu = verboden
l'essayage = het passen
la vendeuse = de verkoopster
la vente = de verkoop
le créateur = de ontwerper
le désir = de wens
mélanger = mengen, combineren; mengen; combineren
permettre = toestaan
porter = dragen
1.5 Festival de Cannes
affirmer = beweren, verklaren; beweren; verklaren
ainsi que = evenals, en; evenals; en
donner = geven
estimer = menen, achten; menen; achten
expliquer = uitleggen
inquiéter = verontrusten
la critique = de kritiek, de recensie; de kritiek; de recensie
la jeunesse = de jeugd
la mise en scène = de regie
le contenu = de inhoud
mériter = verdienen
ne ... aucun (e) = geen enkel
peser = drukken, zwaar wegen; drukken; zwaar wegen
récompenser = belonen
soupçonner = vermoeden
1.6 Rencontre à la bibliothèque
dat bevalt me goed = ça me plaît bien
de klassenleraar, de mentor; de klassenleraar; de mentor = le prof principal
dezelfde leraren = le mêmes profs
een eindexamen met een exact pakket = un bac S (scientifique); un bac S; un bac scientifique
een eindexamen met een talenpakket = un bac L (littéraire); un bac L; un bac littéraire
een moderne vreemde taal = une langue vivante
heb je een fijne vakantie gehad? = tu as passé de bonnes vacances?
het begin van het schooljaar = la rentrée
het hangt ervan af = ça dépend
het is erg warm geweest = il a fait très chaud
hoe is je klas? = comment est ta classe?
ik ben drie weken naar Corsica geweest = je suis allé trois semaines en Corse {ik is mannelijk!}
ik doe de klas over = je redouble
ik zit in de bovenbouw = je suis au lycée
ik zit in de onderbouw = je suis au collège
ik zit in de vierde klas = je suis en seconde
is het goed gegaan? = ça s'est bien passé?
je hebt geluk = tu as de la chance
niet daverend = pas terrible
niet te streng = pas trop sévère
's zomers gaan we niet weg = l'eté, on ne part pas
waar ben je op vakantie geweest? = où est-ce que tu es allé en vacances? { ik is mannelijk!}
wat denk je van de leraren? = qu'est-ce que tu penses des profs?
wat voor vakken heb je? = qu'est-ce que tu as comme matières?
welke keuzevakken heb je gekozen? = qu'est-ce que tu as choisi comme options?
Begroet een leeftijdsgenoot. = Salut!
Sluit een gesprek af. = Ciao!; Allez au revoir!; au revoir!; À plus!; Salut!
Zeg tegen iemand dat je hem/ haar lang niet gezien hebt. = Il y a fait longtemps.; Ça fait longtemps.; Je ne t'ai pas vu depuis ...
Zeg dat je weg moet gaan. = Je dois rentrer.; Je me sauve.
1.7 La météo des vacances
aardig wat wind = pas mal de vent
de zon schijnt = il fait du soleil
een beetje mist = un peu de brouillard
er is erg veel sneeuw = il y a beaucoup, beaucoup de neige
er is te veel wind = il y a trop de vent
er komen buien = il y aura des averses
er komt storm = il y aura une tempête
genoeg sneeuw = assez de neige
het hagelt = il grêle
het ijzelt = il y a du verglas
het is vijf graden onder nul = il fait moins cinq; il fait moins cinq degrés; il fait moins cinq (degrés)
het is bewolkt = le ciel est couvert
het is heel erg warm geweest = il a fait très, très chaud
het ik koud weer = il fait froid
het is warm weer = il fait chaud
het is mooi weer = il fait beau
het is slecht weer = il fait mauvais
het mist = il y a du brouillard
het regent = il pleut
het sneeuwt en het vriest = il neige et il gèle
het waait = il fait du vent
naar de radio luisteren = écouter la radio
naar het weerbericht luisteren = écouter la météo
te veel wolken = trop de nuages
veel regen = beaucoup de pluie
weinig zon = peu de soleil
Reageer positief op een uitnodiging van een leeftijdsgenoot. = Oui, je veux bien.; C'est d'accord.; Avec plaisir.
Vraag om uitleg. = Tu peux m'expliquer?
Vraag om uitleg van een woord. = Tu peux m'expliquer ce mot?
Zeg dat je dat woord niet hebt begrepen. = Je n'ai pas compris ce mot.
Zeg dat je het laatste deel van de zin niet begrepen hebt. = Je n'ai pas compris la dernière partie de la phrase.
1.8 Les jeunes Français et l'Europe
à l'inverse de = in tegenstelling tot.
aborder un sujet = een onderwerp aansnijden
au niveau de = wat betreft
ça nous arrive = het gebeurt ons
ça permet de = dat maakt het mogelijk om
ce qui se passe = wat er gebeurt
effectivement = inderdaad
être en retard = achterblijven
évidemment = uiteraard
faire partie de = deel uitmaken van
il faut le faire = je moet het doen
je le ferais = ik zou het doen
la connaissance des langues = de talenkennis
le cours = de les
les horaires = de (school)tijden; de tijden; de schooltijden
les pays européens = de Europese landen
obtenir une bourse = een beurs (ver)krijgen; een beurs krijgen; een beurs verkrijgen
surtout = vooral
un sujet de discussion = een onderwerp van gesprek
un téléfilm = een televisiefilm
de originele versie = la version originale
een opleiding = une éducation
een student = un étudiant
een studente = une étudiante
een uitwisseling = un échange
in vergelijking met = par rapport à 
in Zweden = en Suède
naar het buitenland gaan = aller à l'etranger
onderdak vinden = trouver un logement
ontdekken = découvrir
praten met = discuter avec
trouwens = d'ailleurs
vloeiend Engels spreken = parler couramment anglais

Ingezonden op 02-10-2011 - 5042x bekeken.
Waardering 7.6 (aantal stemmen: 16)

voting system
1
2
3
4
5

Zo, dat was het.
Best veel werk en veel woorden, dus succes met leren

Moeilijke tekens
î = Shift + 6 + i
ç = ' + c
é = ' + e
è = ` + e
ê = Shift +6 + e
ù = ` + u
À = ` + Shift + a
à = ` + a

Foutjes melden A.U.B.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

D'accord!, deel 2

1 ! Pages Jaunes, HELEMAAL !