Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
!!A la Bartske
› 9 Scheikunde - Samenvatting H1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
!!A la Bartske
9 Scheikunde - Samenvatting H1
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
1.1 Scheikunde of chemie is de wetenschap die zich bezighoudt met stoffen. Met stoffen bedoelen we alle materie, zoals water, zuurstof, zeep, zout, ijzer en benzine. Door waar te nemen kun je stoffen van elkaar onderscheiden. Je neemt waar door te kijken, te ruiken, te voelen en te horen. Uit waarnemingen trek je conclusies. Daarbij gebruik je je hersens. Dankzij de scheikunde zijn er zeer veel nieuwe stoffen ontwikkeld. Hierdoor is onze welvaart en ons welzijn sterk toegenomen. Als bij de productie van stoffen afval onstaat, moeten we daar zorgvuldig mee omgaan. 1.2 Een mengsel bevat minstens twee stoffen door elkaar. Er zijn verschillende soorten mengsels: - oplossing = een stof opgelost in een vloeistof - suspensie = een fijn verdeelde vaste stof in een vloeistof - emulsie = een fijn verdeelde vaste vloeistof in een vloeistof. Een oplossing ontstaat, als je een stof (vast, vloeibaar, gas) in een vloeistof brengt. Wij gebruiken meestal water. Dit noemen we het oplosmiddel. Als de maximale hoeveelheid stof is opgelost, is de oplossing verzadigd. Als je een oplossing hebt van een vaste stof in water, kun je de vaste stof terugkrijgen door deze oplossing in te dampen. Het water verdwijnt en de vaste stof blijft dan over. Een emulgator is een stof die zorgt dat 2 moeilijk mengbare stoffen toch mengen. 1.3 Een zuivere stof is één stof, dat wil zeggen, geen mengsel. Zuiver heeft in de scheikunde een andere betekenis dan in het dagelijks leven. In het woordenboek vind je omschrijvingen als helder en schoon. Zuivere lucht betekent bijvoorbeeld dat deze lucht niet verontreinigd is met giftige of gevaarlijke stoffen. Maar zuivere lucht is geen zuivere stof! Het is een mengel van onder andere zuurstof en stikstof. Elke (zuivere) stof kun je herkennen aan zijn stofeigenschappen. Voorbeelden van stofeigenschappen zijn fase (bij kamertemperatuur, kleur en geur.) De toevallige vorm, de hoeveelheid (massa en volume) van de stof zijn hierbij niet van belang. Vorm, massa en volome zijn dan ook geen stofeigenschappen. Een zuivere stof en een mengsel kun je van elkaar onderscheiden door te kijken wat er met de temperatuur gebeurt bij een fase-overgang. Voorbeeld: als de temperatuur tijdens het koken constant blijft heb je te maken met een zuivere stof. Als de temperatuur veranderd, is het een mengsel. We zeggen dat een zuivere stof een smeltpunt en een kookpunt heeft. Een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject. 1.4 De metalen hebben een aantal overeenkomstige eigenschappen: het zijn meestal vaste stoffen, die de stroom geleiden en een glanzend uiterlijk hebben. Je kunt de metalen in drie groepen verdelen: zeer onedele, onedele en edele metalen. Zeer onedele metalen kunnen niet tegen lucht of water. Ze moeten daarom afgesloten zijn van lucht en water. Voorbeelden zijn: natruim (zeer onedel), ijzer (onedel) en goud (edel) Alleen de edele metalen komen voor in de grond. De andere metalen komen niet zuiver voor op aarde. Zij moeten worden bereid uit ertsen. Zo wordt bijvoorbeeld ijzer gewonnen uit ijzererts en aluminium uit aluminiumerts. Als je de verschillende metalen in gesmolten toestand mengt, krijg je een legering (ook wel alliage genoemd). een legering heeft heel andere eigenschappen dan de metalen afzonderlijk. Legeringen met kwik heten amalgamen. 1.5 Schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen kunnen heel gevaarlijk zijn. Om je hiervoor te waarschuwen, staat op het etiket een pictogram. Een pictogram laat bijvoorbeeld zien of de inhoud van de fles brandbaar of explosief is. Je hebt zure, neutrale en basische vloeistoffen. Als vloeistoffen erg zuur of erg basisch zijn, zijn ze gevaarlijk. De pH geeft aan hoe zuur of basisch een vloeistof is. De pH is een getal. Zure vloeistoffen hebben een pH kleiner dan 7, en basische groter dan 7. Vloeistoffen met pH in de buurt van 7 zijn neutraal. Vloeistoffen met een pH kleiner dan 2 of groter dan 12 zijn erg agressief.
Ingezonden op 11-10-2011 - 1720x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!