Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits woorden
› 0 woordenlijst periode 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits woorden
0 woordenlijst periode 2
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
immerhin = in elk geval, die Rente ; der Rentner = het pensioen ; degepensioneerde darüber hinaus = bovendien die Umfrage = de enquete beobachten = waarnemen knapp schaars, krap; krap lediglich = enkel en alleen die Zahl = het getal ; het aantal die Ausstellung = de tentoonstelling bisher = bislang tot nu toe je nach = afhankelijk van einerseits …andererseits = aan de ene kant …aan de andere kant überdies = bovendien hinsichtlich = met betrekking tot die Behauptung = de bewering der Widerspruch = de tegenspraak berücksichtigen = rekening houden met aufmerksammachen auf = wijzen op die Verwaltung = het bestuur die Herausforderung = de uitdaging beziehungsweise (bzw.) = respectievelijk erheblich = aanzienlijk der Wettbewerb = de concurrentie; de wedstrijd, prijsvraag der Anspruch = de eis künftig = toekomstig laut = volgens erforderlich = vereist zunächst = (aller)eerst häufig = vaak im Rahmen (+ 2e) = in het kader van die Lösung = de oplossing die Messe = de jaarbeurs der Bedarf = de behoefte trotz = ondanks mittlerweile = intussen allmählich ; nach und nach = langzamerhand der Wandel = de verandering einzeln = afzonderlijk eben nu = eenmaal ; zojuist ehemalig = voormalig der Betreiber = de exploitant, die Veröffentlichung = de publicatie die Schlagzeilen = de krantenkoppen quer = dwars der Rechner = de computer unbedingt = per se tatsächlich = inderdaad der Schritt = de stap erfolgen = plaatsvinden der Veranstalter = de organisator die Vereinbarung = de overeenkomst jeweils = telkens. die Wende = de val van de Muur in Berlijn (1989) en de eenwording van Duitsland (1990) die Gegenwart = de huidige tijd, het heden schaffen = het halen, het voor elkaar krijgen; scheppen, maken grundsätzlich = principieel der Moderator = de presentator der Gegenstand = het voorwerp eng = nauw, smal die Kita (Kindertagesstätte) = Het kinderdagverblijf bequem = comfortabel; gemakzuchtig die Anleitung = de handleiding zuverlässig = betrouwbaar die Rache = de wraak sich täuschen, sich irren = zich vergissen die Anlage = de bijlage ; de belegging der Vorgesetzte = de chef der Praktikant = de stagiaire der Vorstand = het bestuur; de directie gemäß = overeenkomstig die Gebühren = de kosten, de tarieven die Mischung = het mengsel mieten = huren das Verfahren= het proces, de procedure vollständig = volledig die Stiftung = de stichting der Krebs = de kanker (ook: de kreeft) der Versuch = de poging, de test wachsen = groeien üblich = gebruikelijk ermitteln = onderzoek doen (door de politie) reichen (ausreichen) = voldoende zijn die Maßnahme = de maatregel offensichtlich = blijkbaar; heel duidelijk trennen = scheiden tätig = actief, werkzaam die Landwirtschaft = de landbouw jenseits = aan de andere kant van die Grundlage = de basis das Gemälde = het schilderij der Bundestag = de Duitse Tweede Kamer ohnehin = sowieso, toch al der Aufwand = de inzet; de (financiële) inspanning die Reform = de hervorming, de verandering beliebig = willekeurig verfügen über = beschikken over die Anerkennung = de waardering durchschnittlich = gemiddeld der Austausch = de uitwisseling gerecht werden = voldoen aan die Anforderung = de eis die Verfassung = de grondwet irgendwann = op enig moment beschleunigen = versnellen, bespoedigen die Beschäftigung = de bezigheid; het werk, de baan; de werkgelegenheid auf Zeit = tijdelijk bestimmen = bepalen einräumen = toegeven zumal (da) = vooral omdat, temeer omdat das Fazit = de slotconclusie erledigen = afhandelen, der Müll = het afval durchaus = volstrekt, beslist, absoluut die Geschwindigkeit = de snelheid eindeutig = heel duidelijk vernachlässigen = verwaarlozen die Beziehung = de relatie der Rabatt = de korting unmittelbar = direct weder … noch = niet … en ook niet (noch … noch) die Strecke = het traject die Herkunft = de afkomst das Urheberrecht = het auteursrecht vorhaben = van plan zijn gewährleisten = garanderen, waarborgen betrachten = beschouwen, bekijken begeistert = enthousiast der Anlass = de aanleiding einschalten = inschakelen, aanzetten bundesweit = in heel Duitsland folglich = dus hervorgehen aus = blijken uit bevorzugen = de voorkeur geven aan der Sachverständige = de deskundige fähig; die Fähigkeit = bekwaam, vaardig, in staat tot; de capaciteit, de vaardigheid, het vermogen die Leistungsfähigkeit = de werkkracht, het prestatievermogen beeinträchtigen = negatief beïnvloeden erzeugen = opwekken, veroorzaken das Gutachten = het rapport, het advies die Verhandlung = de onderhandeling erzielen = behalen, bereiken der Ersatz = de vervanging; reserve der Zeuge = de getuige beseitigen = uit de weg ruimen überholt = achterhaald, ouderwets sich bewerben = solliciteren fällig sein noodzakelijk zijn, dringend moeten = gebeuren der Ausgleich = de (financiële) compensatie ; (sport) gelijkmaker die Tagung = de conferentie, de vergadering die Bundeswehr = het Duitse leger
Ingezonden op 03-11-2011 - 1040x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
13-11-2011
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!