Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
~~~!!!Herhalen Fortuna krm!!!~~~
› 48 week
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
~~~!!!Herhalen Fortuna krm!!!~~~
, deel 2
48 week
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
laetus, laeta, laetum = blij vir, virum = man in + acc = naar; naar binnen rex, regem = koning necat = hij doodt; doden mors, mortem = de dood pulcher, pulchra, pulchrum = mooi regnum = heerschappij bonus, bona, bonum = goed frater, fratrem = broer facit = hij doet; hij maakt; maken; doen nunc = nu ducit = hij leidt; hij brengt; leiden; brengen puella = meisje malus, mala, malum = slecht novus, nova, novum = nieuw gloria = roem apud +acc = bij lacrimat = hij huilt; huilen silva = bos magnus, magna, magnum = groot cupit = hij verlangt; hij begeert; begeren; verlangen valde = erg; zeer ad +acc = naar; bij; tot obscurus, obscura, obscurum = donker; duister fluvius = rivier parvus, parva, parvum = klein ambulat = hij wandelt; wandelen; hij loopt; lopen aqua = water subito = plotseling videt = hij ziet; zien clarus, clara,clarum = helder; beroemd deinde = daarna; vervolgens quis? = wie? ubi? = waar? miser, misera,miserum = ongelukkig non iam = niet meer solus, sola, solum = alleen iratus, irata, iratum = boos morbus = ziekte timidus, timida, timidum = bang verus, vera, verum = echt; waar meus. mea, meum = mijn causa = reden; oorzaak cogitat = hij overweegt; hij denkt aan; overwegen; denken aan filii = zonen sunt = zij zijn; zijn cognoscit = hij leert kennen; hij verneemt; vernemen; leren kennen ergo = dus amittĕre = verliezen periculum = gevaar duo = twee bibĕre = drinken iacent = zij liggen audit = hij hoort vult = hij wil fratres = broers venit = hij komt tum = dan; toen enim = want; namelijk; immers vester, vestra, vestrum = van jullie invenit = hij vindt tempus = tijd portat = hij draagt vivunt = zij leven cognoscĕre = vernemen; leren kennen dicit = hij zegt tristis, triste = droevig; bedroefd; triest fortis, forte = dapper; sterk crudelis, crudele = wreed incolumis, incolume = ongedeerd salutant = zij begroeten als eius = van hem; zijn; ervan; van haar; van het consilium = plan; besluit faciunt = zij maken; zij doen gaudent = zij zijn blij capiunt = zij pakken; zij nemen circa +acc = rondom; om...heen altus,alta,altum = hoog; diep habitare = bewonen volunt = zij willen omnis, omne = geheel; ieder; elk omnes = allen amicus = vriend terret = hij maakt bang; hij verschrikt ita = zo esse = zijn nondum = nog niet super +acc = boven op; over sic = zo incipiunt = zij beginnen nomen = naam ubi = waar?; waar immortalis, imortale = onsterfelijk locus = plaats gens, gentem = volk terribilis, terribile = verschrikkelijk autem = maar ; echter itaque = daarom contentus contenta, contentum = tevreden quia = omdat femina = vrouw dant = (zij) geven; geven parat = (hij) bereidt voor ; (hij) maakt gereed; voorbereiden; gereed maken domus = huis conveniunt = (zij) komen samen; samenkomen parentes = ouders finis, finem = einde multus, multa, multum = veel invitat = (hij) nodigt uit; uitnodigen iam = al ; reeds Romanus = Romein : Romeins iuvenis, iuvenem = jongeman rapiunt = (zij) grijpen ; (zij) roven; grijpen; roven homo, hominem = mens ; man per (+acc) = door...heen ; gedurende postea = daarna ; later rogat = (hij) vraagt; vragen perdit = (hij) richt te gronde ; (hij) verliest; te gronderichten; verliezen post (+acc) = na talis, tale = zo'n ; zodanig ; zodanige ; zulk ; zulke atque = en donum = geschenk miles, militem = soldaat dux, ducem = aanvoerder extra (+acc) = buiten donat = (hij) geeft; geven sperat = (hij) hoopt; hopen iaciunt = (zij) gooien; gooien expugnat = (zij) veroveren; veroveren aurum = goud clades, cladem = nederlaag inter (+acc) = tussen pars, partem = deel prope = bijna ; dichtbij lacrima = traan vulnerant = (zij) verwonden; verwonden pax, pacem = vrede finit = (hij) beëindigt; beëindigen; beeindigen accipiunt = (zij) nemen aan ; (zij) ontvangen ; (zij) verkrijgen ; (zij) vernemen; vernemen; nemen aan; ontvangen facere = maken ; doen verbum = woord pugnare = vechten orant = (zij) smeken; smeken compleo,complevi, completus (complere) = vullen centurio, centurionis = centurio vestis, vestis (vrl.) = kleding(stuk); kleding; kledingstuk ubi primum = zodra (als); zodra; zodra als portus, portus = haven qui, quae, quod? = welk(e); welk; welke {bijv. vr. vnw.) funus, funeris (onz.) = dood, begrafenis quisquam, quicquam = 1. iemand 2. een of andere; 1. iets 2. een of andere {2 betekenissen} quisque, quaeque, quidque/quodque = 1. iedereen 2. iedere; 1. iedereen 2. elke {2 betekenissen} seu = of; hetzij video, vidi, visus (videre) = zien tectum = dak; huis neque = en niet; ook niet; noch fax, facis (vrl.) = fakkel illic = daar relinquo, relinqui, relictus (relinquere) = verlaten; achterlaten classis, classis (vrl.) = vloot duo, duae, duo (dat./abl. duobus, duabus) = twee maestus = bedroefd vultus, vultus = gezicht moles, molis (vrl.) = met moeite; grote inspanning; massa; gevaarte traho, traxi, tractus (trahere) = trekken certus = zeker spectaculum = schouwspel aequo (aequare) = gelijk maken; evenaren incertus = onzeker ruina = instorting; ondergang; puinhoop imperator, imperatoris = opperbevelhebber; keizer tollo, sustuli, sublatus (tollere) = optillen; opheffen; wegnemen nescio (nescire) = niet weten edo, edidi, editus (edere) = voortbrengen; uitgeven mille, mv. milia = duizend senatus consultum = besluit van de senaat; senaatsbesluit sono (sonare) = klinken ago, egi, actus (agere) = voeren; drijven; doen; verrichten; handelen; behandelen aliqui, aliqua, aliquod = een of ander {bijvoeglijk} species, speciei = aanblik; schijn; uiterlijk quasi = zoals; als het ware; alsof repente = plotseing medicus = dokter pius = trouw; vroom; liefdevol abeo, abii, abitum (abire) = weggaan praefectus = opzichter; prefect; aanvoerder aliquis, aliquid = iemand; iets; sommigen; enkelen valetudo, valetudinis (vrl.) = gezondheid fingo, finxi, fictus (fingere) = vormen; verzinnen octavus = achtste fallo, fefelli, fallere +acc. = bedriegen; ontgaan; ontgaan aan impius = goddeloos
Ingezonden op 15-11-2011 - 800x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
zit nog een klein foutje in.
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!