Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Deutsch im Unterricht, deel 4

3 Redemittel

Jaar 4 (vmbo-kgt)

Guten Tag, schön dass Sie Zeit für mich haben. = Goedendag, fijn dat u tijd voor mij heeft. 
Guten Tag. = Goedendag. 
Warum sind Sie Automechaniker geworden? = Waarom bent u automonteur geworden?
Ich arbeite schon immer gerne mit Autos. = Ik werk altijd al graag met auto's. 
Wie lange machen Sie das schon? = Hoe lang doet u dat al?
Schon zwei Jahre. = Al twee jaar. 
Was macht besonders Spaß? = Wat is het leukst om te doen? 
Das Arbeiten mit den Computern. = Het werken met computers. 
Können Sie dafür ein Beispiel geben? = . Kunt u daar een voorbeeld van geven? 
Das Bearbeiten von Bildern = Het bewerken van plaatjes. 
Ist der Beruf auch für Jungen geeignet? = Is het beroep ook geschikt voor jongens? 
Ja, ich glaube schon. = Ja, ik denk het wel. 
Das letzte habe ich nicht verstanden. = Dat laatste heb ik niet verstaan/ begrepen.
Ich denke, dass auch Jungen das machen können. = Ik denk dat ook jongens dat kunnen doen. 
Wie sind Sie auf diesen Beruf gekommen. = Hoe bent u op dit beroep gekomen? 
Weil mein Vater auch Friseur ist. = Omdat mijn vader ook kapper is. 
Sind Sie schon immer Friseuse? = . Bent u altijd al kapster geweest? 
Ja, seit meiner Lehre. = Ja, sinds mijn ‘Lehre' (opleiding). 
Eine Lehre? Was ist das? = Een ‘Lehre'? Wat is dat?
Wenn man eine Lehre macht, arbeitet man vier Tage in der Woche und man besucht die Berufsschule. = Als je een ‘Lehre' doet, werk je vier dagen per week en bezoek je de beroepsschool. 
Und wie lange dauert eine Lehre? = En hoe lang duurt zo'n opleiding? 
Die dauert ungefähr drei Jahre. = Die duurt ongeveer drie jaar. 
Vielen Dank für das Gespräch. = . Hartelijk bedankt voor het gesprek. 
Keine Ursache = Geen probleem. 
Was macht dein Bruder? = Wat doet jouw broer?

Der macht eine Lehre als Verkäufer = Die volgt een opleiding tot verkoper. 
Wie viel Stunden arbeitet er in der Woche? = Hoeveel uur werkt hij per week? 
Ungefähr 25 Stunden pro Woche. = Ongeveer 25 uur per week. 
Und wie viel verdient er? = En hoeveel verdient hij? 
450 Euro pro Monat.= 450 euro per maand.
Was haben Sie heute gemacht? = Wat heeft u vandaag gedaan? 
Ich habe das Besteck poliert.= Ik heb het bestek opgepoetst. 
Was ist das genau? = Wat is dat precies? 
Das ist wenn man das Besteck putzt, bis es richtig glänzt. = Dat betekent, dat je het bestek poetst totdat het echt glimt. 
Wie sieht ein normaler Arbeitstag aus? = Hoe ziet een normale werkdag eruit? 
Ich fange immer um Viertel vor neun an. Dann mache ich zuerst alles fertig. Um 14 Uhr kommen die Gäste. Um Viertel vor fünf räume ich alles auf. Und um halb sechs ist Feierabend.= Ik begin altijd om kwart voor negen. Dan maak/ zet ik eerst alles klaar. Om twee uur komen de gasten. Om kwart voor vijf ruim ik alles op. En om half zes heb ik ‘Feierabend'. Feier… Können Sie das Wort noch einmal wiederholen? = Feier... Kunt u dat woord nog een keer herhalen? 
Feierabend, das ist wenn man fertig mit der Arbeit ist.= Feierabend, dat betekent dat je klaar bent met je werk.
Was ist ein Nachteil für dich? = Wat is voor jou een nadeel? 
Die wechselnden Arbeitszeiten. = De wisselende werktijden. 
Kannst du das näher erklären? = Kun je dat nader uitleggen? 
Man muss auch abends und am Wochenende arbeiten. = Je moet ook 's avonds en in het weekend werken. 
Was gefällt dir? = Wat vind je leuk? 
Man hat viel mit Menschen zu tun.= Je hebt veel met mensen te maken. 
Gibt es noch andere Vorteile? = Zijn er nog andere voordelen?
Ja, ich habe nette Kollegen. = Ja, ik heb aardige collega's. 
Was ist dir sonst noch wichtig? = Wat vind je verder nog belangrijk? 
Es muss einfach Spaß machen. = Het moet gewoon leuk zijn. 
Ist ein gutes Arbeitsklima für dich wichtig? = . Is een goede werksfeer voor jou belangrijk? 
Das ist mir egal = Dat maakt mij niet uit. 
Und viele Reisemöglichkeiten? = En veel mogelijkheden om te reizen?
Das ist ziemlich wichtig. = Dat is vrij belangrijk. 
Und gute Aufstiegsmöglichkeiten? = En goede promotiekansen? 
Das finde ich nicht wichtig!= Dat vind ik niet belangrijk.
Warum bist du als Verkäuferin geeignet? = Waarom ben jij geschikt voor de baan als verkoopster?
Weil ich gute Umgangsformen habe. = Omdat ik goede omgangsvormen heb. 
Wie meinst du? = Hoe bedoel je? 
Ich grüße alle Menschen immer. = Ik begroet altijd alle mensen. 
Bist du auch flexibel? = Ben je ook flexibel?
Na, klar. = Maar natuurlijk. 
Sind Sie technikinteressiert? = Bent u geïnteresseerd in techniek? 
Nein, aber ich habe gute Fremdsprachenkenntnisse. = Nee, maar ik ben goed in vreemde talen. 
Welche Sprachen sprechen Sie? = Welke talen spreekt u? 
Englisch, Französisch und Deutsch.= Engels, Frans en Duits. 
Und sind Sie auch handwerklich begabt? = En bent u ook goed met uw handen? 
Ja, ich arbeite jeden Samstag in einem Gartencenter. = Ja, ik werk elke zaterdag in een tuincentrum. 
Und ordentlich, sind Sie das auch? = En netjes, bent u dat ook?
Nein, leider nicht so sehr. = Nee, helaas niet zo. 
Warum will Franz das Praktikum bei Sony machen? = Waarom wil Franz bei Sony stage lopen?
Weil er Spaß am Computerspielen hat. = Omdat computerspelletjes spelen leuk vindt. 
Aber weiß er, dass er dazu geduldig sein muss? = Maar weet hij dat hij daarvoor geduldig moet zijn? Nein, das weiß er wahrscheinlich nicht. = Nee, dat weet hij waarschijnlijk niet.

Ingezonden op 24-11-2011 - 2999x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Deutsch im Unterricht, deel 4

3 Redemittel