Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Diversen Latijn

1 Gewoon aftikken.

Jaar 5 (Gymnasium)

dubito, dubitare = betwijfelen
virtus, virtutis = deugd, moed
supero, superare = overtreffen, overwinnen
ceteri = overig
tantus = zo groot, zoveel
quantus = hoe groot, hoeveel
cedo, cedere, cessi, cessum = gaan, wijken
antecedere = (+ acc) overtreffen
congredior, congredi, congressus sum = samenkomen
superior = hoger, vroeger
nisi = als niet
invidia = haat
videor, videri, visus sum = schijnen
possum, posse, potui = kunnen
unus = genitivus/dativus unius/uni
igitur = dus
aetas, aetatis = leeftijd
proficiscor, proficisci, profectus sum = vertrekken
omnis, omnis = geheel
interficio, interficere, interfeci, interfectum = doden
imperium = gezag, rijk
fero, ferre, tuli, latum = brengen
publicus = openbaar
probo, probare = keuren
minor = comparativus van parvus, klein
annus = jaar
ago, agere, egi, actum = leiden
civitas, civitatis = stad
vis = geweld accusativus/ablativus vim/vi
duco, ducere, duxi, ductum = leiden
iter, itinera = tocht, weg
nemo = niemand
praeter = (+ acc) voorbij, behalve
eo, ire, ii, itum = gaan
conor, conari = proberen
caedo, caedere, cecidi, caesum = doden
concidere = con-caedere doden
locus, loca = plaats
ea = daarlangs
qua = waarlangs
antea = eerder
gero, gerere, gessi, gestum = dragen, doen
adversus = (+ acc) tegen
iterum = voor de tweede keer
cupio, cupere, cupivi = begeren
condicio, condicionis = voorwaarde, afspraak
nox, noctis = nacht
absum, ab-esse, afui = afwezig zijn
simul = tegelijkertijd
excedo, excedere, excessi, excessum = weggaan
opprimo, opprimere, oppremi, oppressum = onderdrukken
colligo, colligere, collegi, collectum = verzamelen
acer, acris = scherp
magistratus, magistratus = ambt, ambtenaar
legatus = gezant, onderbevelhebber
gratias ago, agere, egi, actum = dank brengen
quod = omdat
ob = (+ acc) wegens
peto, petere, petivi, petitum = zoeken, vragen, gooien
captivus = krijgsgevangene
reddo, reddere, reddidi, redditum = teruggeven, (+ dubbele acc) maken tot
respondeo, respondere = antwoorden
accipio, accipere, accepi, acceptum = ontvangen
remitto, remittere, remisi, remissum = terugsturen
opus, opera = werk
opera = moeite
foret = esset
inimicus = vijand, vijandig
cognosco, cognoscere, cognovi, cognitum = te weten komen
huc = hierheen
creo, creare = scheppen
par, paris = (+ dat) gelijk aan
praebeo, praebere = verschaffen
se praebere = zich betonen
efficio, efficere, effeci, effectum =bewerkstelligen
pecunia = geld
ex = (+ abl) uit, sinds, ten gevolge van
supersum, super-esse, superfui = over zijn
reor, reri, ratus sum = menen
gratia + genitivus ervoor = wegens
causa + genitivus ervoor = wegens
posco, poscere, poposci = eisen
priusquam = voordat
palam = openlijk
comprehendo, comprehendere = begrijpen
sequor, sequi, secutus sum = achtervolgen
exsul, exsulis = balling
iudico, iudicare = oordelen
nuntius = bode, bericht
legio, legionis = legioen
copia = voorraad
copiae = troepen
exercitus, exercitus = leger
reliquus = overig
finitimus = aangrenzend
constans, constantis = standvastig
existimo, existimare =menen
castra movere = legerkamp opbreken
celer, celeris = snel
coniurare = samenzweren
paratus = gereed
coniungo, coniungere = verbinden
ius, iuris = recht
utor, uti, usus sum = (+ abl) gebruiken
quaero, quaerere, quaesivi = vragen
reperio, reperire = vinden
plerique = de meeste
consido, considere, consedi = zich vestigen
expello, expellere, expuli = verdrijven
hortor, hortari = aansporen
principes = voornaamsten
idem, eadem, idem = dezelfde (gen. : eiusdem)
umquam = ooit
arbitror, arbitrari = menen
natio, nationis = volk
proelium = strijd
pello, pellere, pepuli, pulsus = verdrijven
silva = bos
pervenire ad = bereiken
impetum facere = een aanval doen
noster, nostra, nostrum = ons
pauci, paucorum = weinige
latus, lateris = zijde, zijkant
vallum = wal
uterque, utraque, utrumque = elk van beiden
celeritas, celeritates = snelheid
pecus, pecora = vee
densus = dicht op een
tempestas, tempestates = tijd, storm
diu, diutius = lang
statuo, statui, statutus, statuere = stellen, vaststellen, besluiten
fulgeo, fulsi, fulsus, fulgere = bliksemen, schitteren
curro, cucurri, cursum, currere = rennen
dico, dixi, dictus, dicere = zeggen
volo, volui, velle = willen
instruo, intruxi, instructus, instruere = iets uitrusten, opstellen, onderrichten
pendeo, pependi, pendere =hangen
concutio, concussi, consusses, concutere = hevig schudden
gero, gessi, gestus, gerere = dragen, voeren
nubo, nupsi, nuptus, nubere = trouwen
fluo, fluxi, fluere = stromen
eo, ii, itum, ire = gaan
diligo, dilexi, dilectus, diligere = uitkiezen, liefhebben
premo, pressi, pressus, premere = drukken, in moeilijkheden brengen
fero, tuli, latus, ferre = dragen, verdragen
vendo, vendidi, venditus, vendere = verkopen
ostendo, ostendi, ostentus, ostendere = tonen
cado, cecidi, casurus, cadere = vallen
fallo (+acc.), fefelli, falsus, fallere = bedriegen, ontgaan
sono, sonui , sonitum, sonare = klinken
fundo, fudi, fusus, fundere = gieten
moveo, movi, motus, movere = bewegen
cerno, crevi, cretus, cernere = onderscheiden
metuo, metui, metuere = vrezen
laedo, laesi, laesus, laedere = kwetsen
rideo, risi, risum, ridere = lachen
pendo, pependi, pensus, pendere = afwegen
consido, consedi, consessus, considere = gaan zitten
ardeo, arsi, arsurus, ardere = branden
minuo, minui, minutus, minuere = verminderen
tremo, tremui, tremere = trillen
pello, pepuli, pulsus, pellere = verdrijven
verto, verti, versus, vertere = veranderen
desero, deserui, desertus, deserere = verlaten
seco, secui, sectus, secare = snijden
lavo, lavi, lautus, lavare = wassen
pergo, perrexi, perrectum, pergere = voortgaan
divido, divisi, divisus, dividere = verdelen
figo, fixi, fixus, figere = vasthechten
bibo, bibi, bibere = drinken
aperio, aperui, apertus, aperire = openen
fingo, finxi, fictus, fingere = vormen, verzinnen
cano, cecini, canere = zingen
tero, trivi, tritus, terere = wrijven
rapio, rapui, raptus, rapere = grijpen
pono, posui, positus, ponere = plaatsen
solvo, solvi, solutus, solvere = losmaken, betalen
emo, emi, emptus, emere = kopen
spargo, sparsi, sparsus, spargere = strooien
credo, credidi, creditus, credere = geloven

Ingezonden op 24-11-2011 - 1031x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Heb alleen meerdere vertalingen erbij staan als je die echt moet kennen. (Met 1. = en 2. = woorden dus.)

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Diversen Latijn

1 Gewoon aftikken.