Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
NOVA h/v 1&2
› 3 Water en lucht
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
NOVA h/v 1&2
, deel 1
3 Water en lucht
Jaar 2 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Paragraaf 1: Fasen en fase-overgangen: Water komt voor als = vaste stof, vloeistof en gas Geef een voorbeeld van een vaste stof = IJs Geef een voorbeeld van een vloeistof = Water Geef een voorbeeld van een gas = Waterdamp Hoe noem je de drie toestanden waarin je water kunt tegenkomen = Fasen Waaruit bestaat sneeuw = IJskristallen Hoe noem je smelten = Een fase-overgang Verdampen = Vloeistof wordt gas Condenseren = Gas wordt vloeistof Stollen = Vloeistof wordt vaste stof Bevriezen = Water wordt ijs Sublimeren = Sneeuw/ijs wordt gas Dauw = Kleine waterdruppeltjes Rijp = Een ondoorzichtig laagje ijskristallen IJzel = Zeer koude regen Paragraaf 2: Thermometers: Temperatuur = De warmte van een stof Gevoelstemperatuur = De temperatuur naar eigen gevoel Thermometer = Daarmee meet je de temperatuur Vloeistofthermometer = Thermometer met daarin een vloeistof Reservoir = Opslagplaats voor de vloeistof Stijgbuis = Een buis waarin de vloeistof stijgt Schaalverdeling = De verdeling tussen de graden Graden Celsius = Temperatuurverdeling die nog steeds wordt gebruikt Koortsthermometer = Thermometer waarmee je je lichaamstemperatuur meet Paragraaf 3: Kookpunt en smeltpunt: Koken = Het water overal in de vloeistof verdampen Kookpunt = De hoogst haalbare temperatuur van een stof Smeltpunt = Waar ijs water wordt Vriespunt = Waar water ijs wordt Stolpunt = Waar een vaste stof vloeibaar wordt Paragraaf 4: Zuiver water: Spoelwater = Het water dat uit de kraan komt Hard water = Water dat veel kalk bevat Zacht water = Water dat weinig kalk bevat Ketelsteen = Kalkaanslag Destilleren = Water verdampen en het vervolgens weer condenseren Destillaat = De opgevangen zuivere vloeistof Residu = De opgeloste stoffen die achterblijven Oplosbaarheid = De maximale hoeveelheid stof die je per liter kunt oplossen Paragraaf 5: Lucht en luchtdruk: Dampkring of atmosfeer = Een laag lucht die zich rondom de Aarde bevindt VacuĆ¼m = Een ruimte dat geen lucht bevat Luchtdruk = Druk die uitgeoefend word doordat lucht een zwaar gewicht heeft Barometer = Daarmee kun je meten hoe groot de luchtdruk is Pascal = Een eenheid waarmee je de grootte van luchtdruk meet Millibar = Daarmee wordt ook de luchtdruk aangegeven Hogedrukgebieden = Gebieden met een hoge luchtdruk Lagedrukgebieden = Gebieden met een lage luchtdruk
Ingezonden op 28-11-2011 - 4673x bekeken.
Waardering 5.4 (aantal stemmen: 9)
voting system
1
2
3
4
5
Ik hoop dat jullie een voldoende halen!
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!