Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
grieks.
› 1 (alles tot nu toe) woordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
grieks.
, deel alles
1 (alles tot nu toe) woordjes
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
καί = en, ook, zelfs ού, ούκ, ούχ = niet δέ, δ' = en, maar εστι(ν) = hij is ό θεός = god ό ανθρωπος = mens, man εχει = hij heeft ό δουλος = slaaf τι; = waarom? ή χώρα = land, streek πρός = naar (toe) φέρει = hij draagt, brengt το θηριον = wild dier, beest βαινει = hij gaat ή μαχη = gevecht, strijd φεύγει = hij vlucht (voor) ό φόβος = angst, vrees νυν = nu εις = naar, naar binnen, tot γάρ = want τουτο = dit, dat ποιει = hij doet, maakt λαμβάνει = hij neemt, pakt (vast) ό δεσποτης = heerser, meester αυτίκα = meteen, onmiddellijk ενταυθα = daar ευρίσκει = hij vindt, ontdekt, treft aan μέγας, μεγάλη, μέγα = groot πολύς, πολλή, πολυ = veel φοβερός, φοβερά, φοβερόν = angstaanjagend μια (vrl.) = één ουδέν = niets ή κεφαλή = hoofd, kop αλλά, αλλ' = maar ζητει = hij zoekt δεινός, δεινή, δεινόν = verschrikkelijk, geducht μακρός, μακρά, μακρόν = lang επειτα = daarna κρύπτει = hij verbergt ουτω(ς) = zo, op die manier αποκτείνει = hij doodt καλει = hij roept ό φιλος = vriend νέος, νέα, νέον = nieuw, jong αλλος, αλλη, αλλο = ander εκαστος, εκάστη, εκαστον = ieder πρωτον μεω ... επειτα δέ = eerst ... daarna ουν = dan, nu, dus ανδρειος = dapper ή βασιλεια = koningin μάλα = erg, zeer καλός = mooi το δωρον = geschenk, cadeau φιλος = geliefd θαυμάζω = bewonderen, zich verwonderen φιλέω = houden van σύ = jij, u εγω = ik οτι = dat, omdat εθέλω = willen, bereid zijn επιθθμέω = verlangen te/ om επι = op ... af, naar μέλλω = op het punt staan om, van plan zijn te, zullen αιτέω = (iemand) vragen (om) λέγω = zeggen ωσπερ = zoals σός, σή, σόν = jouw, uw αυτήν = haar πέμπω = sturen, zenden ηκω = komen, gekomen zijn σέ, σε = jou, u λύω = losmaken ο ξενος = vreemdeling κακός = slecht το εργον = werk, daad δή = dan, dus τί; = wat?, waarom? ενθάδε = hier (heen) εμός = mijn αει = altijd κελεύω = bevelen, verzoeken, vragen om εμέ, με = mij, me παρέχω = verschaffen, geven αγω = brengen, leiden λείπω = (ver) laten αυτόν = hem υστερον = later μέν = geeft aan dat er nog een zin komt (onvertaald) γαμεω = trouwen (met) 'Αθηναιος = Atheens ο πολιτης = burger ισχυρος = sterk, krachtig φυλαττω = bewaken το τεκνον = kind οικεω = wonen εισιν = zij zijn η νησος = eiland ο κινδυνος = gevaar δια (+ acc) = door, wegens ουδεις = niemand ο 'Αθηναιος = Athener μονον = slechts, alleen maar η παρθενος = meisje αι 'Αθηναι = Athene ο χρονος = tijd το πλοιον = schip πλεω = varen η λθπη = verdriet μετα (+ acc) = na σωζω = redden ει = als, indien χαιρω = blij zijn μονος = alleen αιρω = optillen ωδε = zo, als volgt υμεις = jullie (pers. vnw.) ακουω = horen η ημερα = dag ημεις = wij (pers. vnw.) θαθμαζω οτι = zich erover verwonderen dat ειναι = (te) zijn μενω (+acc) = blijven, wachten (op) η ανδρεια = moed, dapperheid η θυρα = deur αμα = tegelijk, tegelijkertijd καθευδω = slapen η θαλαττα = zee εαυτον = zichzelf ο θανατος = de dood η συμφορα = gebeurtenis, ongeluk η ελευθερια = vrijheid τυγχανω = krijgen, treffen, bereiken μετα (+gen) = (samen) met εκ = uit νομιζω = beschouwen als, vinden μετεχω = deelhebben aan, deelnemen aan φυγη = vlucht ιερος = heilig, geweid aan εκβαινω = gaan uit επι (+gen) = op ο οινος = wijn επιθυμεω = verlangen naar, begeren φροντιζω = zich bekommeren om αιτιος = verantwoordelijk voor, schuldig aan ο υπνος = slaap η αιτια = oorzaak πλην = behalve αυθις = opnieuw, weer η φωνη = stem αποστερεω = beroven van ανευ = zonder αναβαινω = omhoog gaan, beklimmen βλεπω = kijken ο νιος = zoon κατεχω = in zijn macht hebben, vasthouden, beheersen δακρυω = huilen ο βιος = leven μετα ταυτα = na dit, daarna απο = vanaf πιπτω = vallen αποθνησκω = sterven τις;= wie, wat, welke ο ηλιος = zon περι (+) = om, over ...τε και... = en η αληθεια = waarheid εν = in, bij, op ο στρατηγος = legeraanvoerder ουκετι = niet meer αυτοις = aan hen, hun παρεισιν = zij zijn aanwezig ο ναυτης = zeeman, matroos ο στρατιωτης = soldaat παλιν = weer, opnieuw, terug χαιρω = blij zijn met, zich verheugen over παυω = doen stoppen, doen ophouden η θεος = godin ο ανεμος = wind ουδε = en niet, maar niet, ook niet, zelfs niet εχθρος = gehaat bij, vijandig aan αυτης = van haar φιλτατος = liefst(e), zeer geliefd η τυχη = lot ο αγγελος = bode η στρατια = leger ο νους = geest, verstand κωλυω = verhinderen, beletten om τοδε = dit, het volgende εν νω εχω = van plan zijn πιστευω = vertrouwen ο λογος = woord ευνους = goedgezind aan ο γαμος = huwelijk αυτη = aan haar ηδη = al, reeds παρεστιν = hij is aanwezig αντι = in plaats van τα οπλα = wapens βοηθεω = te hulp komen, helpen
Ingezonden op 06-12-2011 - 1637x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
14-06-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!