Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes, deel 1

3 En famille (Julia)

Jaar 1 (havo/vwo)

alleen maar = seulement
aardig = sympa
kun je me voorstellen? = tu me présentes?
wanneer = quand
ze speelt = elle joue
stom = bête
wie = qui
in de zomer = l'été
een vuurwerk = un feu d'artifice
iedereen = tout le monde
ik heb = j'ai
jij hebt = tu as
hij heeft = il a
zij heeft = elle a
men heeft = on a
we hebben = on a
wij hebben = nous avons
jullie hebben = vous avez
u heeft = vous avez
zij hebben = ils/elles ont
wij hebben een grote tuin = nous avons un grand jardin
ik heb een bed = j'ai un lit
heb je een broertje = tu as un petit frère
hoe heet zij = comment elle s'appelle
hoe oud is zij = elle a quel âge
wanneer is zij jarig = c'est quand, son anniversaire
wat is haar lievelingsfeest = quelle est sa fête préferée
nee, ik heb een grote zus = non, j'ai une grande soeur
zij heet Alizée = elle s'appelle Alizée
zij is 22 jaar = elle a vingt-deux ans
dat is op drie februari = c'est le trois fevrier
het is Kerstmis = c'est Noël
21 = vingt et un 
22 = vingt-deux 
23 = vingt-trois
24 = vingt-quatre
25 = vingt-cinq
26 = vingt-six
27 = vingt-sept 
28 = vingt-huit
29 = vingt-neuf
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante
twee dagen later = deux jours plus tard 
ik ben vergeten = j'ai oublié
jammer = dommage
net als ik = comme moi
beneden = en bas
op zolder = au grenier
de computer = l'ordinateur
de klerenkast = l'armoire
ik stuur = j'envoie
ik mis je = tu me manques
hier is mijn familie = voilà ma famille
mijn = mon/ma/mes
jouw = ton/ta/tes
zijn/haar = son/sa/ses
ons/onze = notre/nos
jullie/uw = votre/vos
hun = leur/leurs
Sophie is mijn vriendin = Sophie est mon amie
het is het boek van Paul. Het is zijn boek = C'est le livre de Paul. C'est son livre.
het is het boek van Pauline. Het is haar boek = C'est le livre de Pauline. C'est son livre.
waar is jouw slaapkamer = Où est ta chambre
hoe is je slaapkamer = Comment est ta chambre
is er een computer in jouw slaapkamer = Il y a un ordinateur dans ta chambre
heb jij een televisie = Tu as une télé
heb je veel posters = Tu as beaucoup de posters
mijn slaapkamer is op de eerste verdieping = ma chambre est au premier étage
mijn slaapkamer is modern = ma chambre est moderne
nee, de computer is in het kantoor = non, l'ordinateur est dans le bureau
nee, ik heb geen televisie = non, je n'ai pas de télé
ja, ik heb posters van Beyoncé = oui, j'ai des posters de Beyoncé
eten = manger
of = ou 
drinken = boire
soms = parfois
de koningen = les rois
een boontje = une fève
het lelietje-van-dalen = le muguet
een kerstboom = un sapin
is uitgenodigd = est invitée
te laat = en retard
als = si
op tijd aankomt = arrive à l'heure
haar mooie jurk = sa belle robe 
hij glimlacht = il sourit 
beginnen = commencer
de familie = la famille 
de oom = l'oncle
de tante = la tante
de neef = le cousin
de nicht = la cousine
de baby = le bébé 
alleen maar, slechts = seulement
waarom = pourquoi
alles = tout 
stom, dom = bête
intelligent = intelligent(e)
perfect = parfait
spelen = jouer
organiseren = organiser
voorstellen = présenter
luisteren (naar) = écouter
je weet = tu sais
de picknick = le pique-nique
de stijl = le style
de gitaar = la guitare 
de piano = le piano
de zanger = le chanteur
nog = encore
het leven = la vie
het kasteel = le château 
de eeuw = le siècle
de bloem = la fleur
de verjaardag = l'anniversaire
het feest = la fête 
veel = beaucoup
dol zijn op = adorer
de grootouders = les grands-parents
de oma = la grand-mère
de opa = le grand-père
de vader = le père
de broer = le frère 
de zus = la soeur
groot = grand(e)
klein = petit(e) 
1 januari = le premier janvier 
februari = février
maart = mars
april = avril
mei = mai
juni = juin
juli = juillet
augustus = août
september = septembre
oktober = octobre
november = novembre
december = décembre
liever hebben = préférer
vergeten = oublier
je kunt = tu peux
schrijven = écrire
op vakantie = en vacances
het cadeau = le cadeau
op de eerste verdieping = au premier étage 
de badkamer = la salle de bains
de woonkamer = le séjour
de slaapkamer = la chambre
de studeerkamer = le bureau
het kantoor = le bureau
de muur = le mur
het bed = le lit
de lamp = la lampe
de computer = l'ordinateur 
de tv = la télé
de (kleding)kast = l'armoire
de poster = le poster
de kleur = la couleur
blauw = bleu(e)
roze = rose
rood = rouge
geel = jaune
groen = vert(e)
wit = blanc/blanche
zwart = noir(e)
kerst = Noël
pasen = Pâques
nieuw = nouveau/nouvelle
nu = maintenant

Ingezonden op 20-12-2011 - 1301x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 03-01-2012.
Waardering 6.4 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

Franse vertaling staat er nog niet overal achter, ben nog bezig!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Grandes Lignes, deel 1

3 En famille (Julia)