Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
futé_test100
› 45 herh
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
futé_test100
45 herh
Jaar 1 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
aux = aan de (mv) au = aan de à = aan mettre = aandoen porter = aanhebben arriver = aankomen mettre = aantrekken derrière = achter huit = acht huitième = achtste dix-huitième = achttiende dix-huit = achttien descendre de = afdalen tourner = afdraaien l'Afrique = Afrika d'accord = akkoord déjà = al seulement = alleen maar seul, seule = alleen ça va = alles ok tout = alles tout, toute, tous, toutes = alle si = als voici = alstublieft (geven) s'il vous plaît = alstublieft (vragen) toujours = altijd autre, autre = ander avoir peur = angst hebben répondez! = antwoord! répondre à = antwoorden (aan) une pharmacie = apotheek un appartement = appartement avril = april un bras, des bras = arm (lichaamsdeel) pauvre, pauvre = arm (niet rijk) août = augustus des bagages = bagage avoir peur = bang zijn finir = beëindigen commençer = beginnen comprendre = begrijpen regarder = bekijken La Belgique = België belge, belge = Belgisch sonner = bellen payer = betalen meilleur, meilleure = beter garder = bewaken occupé, occupée = bezet visiter = bezoeken chez = bij garder = bijhouden entrer(dans) = binnenkomen bleu, bleue = blauw rester = blijven au-dessus de = boven brûler = branden large, large = breed casser = breken apporter = brengen brun, brune = bruin dehors = buiten sortir de = buitengaan voilà = daar is voilà = daar zijn là = daar puis = daarna bonjour = dag alors; puis = dan merci = dank je ce, cet, cette = dat la terre = de aarde le beurre = de boter le chocolat = de chocolade les = de(mv) décembre = december participer = deelnemen le, la = de penser à = denken aan troisième = derde treizième = dertiende treize = dertien trentième = dertigste trente = dertig ce, cette, ces, cettes = deze, die servir = dienen gros, grosse = dik souvent = dikwijls mardi = dinsdag faire = doen jeudi = donderdag mort, morte = dood par = door avoir soif = dorst hebben tourner = draaien porter = dragen vingt-trois = drieëntwintig trois = drie boire = drinken triste, triste = droevig mille = duizend donc = dus cher, chère = duur un mari = echtgenoot vrai, bvraie = echt une arrivée = een aankomst une adresse = een adres une image = een afbeelding une sortie = een afrit (van snelweg) un agent = een agent une pomme = een appel un bus = een autobus une voiture = een auto un dîner = een avondmaal un soir = een avond une route = een baan (weg) une salle de bains = een badkamer un bain = een bad un ballon = een bal(groot) une balle = een bal(klein) un stylo = een balpen une banane = een banaan un bandit = een bandiet une banque = een bank(geld) un banc = een bank(zitten) un lit = een bed une image = een beeld une jambe = een been un peu = een beetje une montagne = een berg un ordre = een bevel une visite = een bezoek un cinéma = een bioscoop une feuille = een blad une page = een bladzijde une fleur = een bloem un livre = een boek une ferme = een boerderij un paysan = een boer une course = een boodschap(inkopen) une arbre = een boom un bateau, des bateaux = een boot une assiette = een bord(eten) un tableau, des tableaux = een bord(schrijven) un bois, des bois = een bos une tartine = een boterham une lettre = een brief des lunettes(v) = een bril un pantalon = een broek(lang) un frère = een broer un pain = een brood un ventre = een buik un bureau, des bureaux = een bureau un bus = een bus un voisin = een buurman une voisine = een buurvrouw un CD, des CD = een cd un centre = een centrum un chauffeur = een chauffeur un commissaire = een commissaris un ordinateur = een computer un croissant = een croissant une journée = een dag(duur) un jour = een dag une dame = een dame une date = een datum une part = een deel une porte = een deur un animal, des animaux = een dier une chose = een ding un directeur = een directeur une directrice = een directrice une fille = een dochter un docteur = een dokter un passage = een doorgang une boîte = een doos un village = een dorp une douche = een douche une salle à manger = een eetkamer une propriété = een eigendom une île = een eiland un âne = een ezel une famille = een familie une fête = een feest un vélo = een fiets un film = een film une bouteille = een fles une photo = een foto une faute = een fout un garage = een garage un gâteau, des gâteaux = een gebak un bruit = een geluid une chance = een geluk un médicament = een geneesmiddel un cadeau, des cadeaux = een geschenk une histoire = een geschiedenis un danger = een gevaar une famille = een gezin une verre = een glas un légume = een groente
Ingezonden op 25-12-2011 - 4332x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!