Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

KOSMOS, deel 1

0 Grieks woordjes tot en met 3B

Jaar 2 (vwo)

ἀγαθος; εὐ = goed
ἄγε δή = vooruit ; kom op; vooruit
αθτοσ = zelf
αἱ Ἀθῆναι = Athene; (de stad) Athene; Athene
αἱ πύλαι = de poort
ἀκουω = ik hoor; ik luister; ik hoor {+gen}
ἀλλα, ἀλλ΄ = maar; integendeel
αμφοτεροσ = beide
απέδραμον = ik rende weg
ἁρπάζω = ik grijp
αὐθις = weer; opnieuw; opnieuw
αὐριον = morgen
αὐτίκα = direct ; meteen
αὐτον = hem
αὐτου = hier; daar
βαινω = ik ga
βλεπω = ik kijk
βοαω = ik schreeuw
βοηθέω = ik help
γαρ = want; immers; want
γελαω = ik lach
γεραιος = oud
γιγνωσκω = ik zie in
δακρυω = ik huil
δεῖ = het is nodig
δεω = ik bind vast
δή = dan
δηλοσ = duidelijk
δια = door ... heen
διά = door; vanwege; coor {+acc}
δια τι = waarom?
δια τουτο = daarom
δυνατός = mogelijk
δυο = twee; 2
εγειρω = ik wek; ik maak wakker; ik wek
εγω = ik
εθελω = ik wil
εἰ = als
ειδον = ik zag
ειπον = ik zei
εἱς = één; 1
εἰς = naar; ... in; naar {+acc}
εισβαινω = ik ga in
εκαστοs = elk
ἐκει; ενταυθα = daar
εκ-λιπειν; εξ-ελιπον; λειπω = ik verlaat
εκτος = buiten {+acc}
ἔλαβον = ik nam; ik pakte
εμας; ἡμῖν = ons
εμεις = wij
εμοs = mijn
εν = in; op; in {+dat}
ἐν νῳ ἐχω = ik ben van plan
ἐν ᾧ = terwijl
ἐνθάδε = hier; hierheen
ἐξ = uit {+gen}
εξαιφνης = plotseling
ἔξεστι(ν) = het is mogelijk
εξω = naar buiten
επει; τοτε = toen
ἐπειδη = toen, nadat; nadat
επειτα = vervolgens; daarna
επι = naar {+acc}
επιον; πινω = ik drink
εστιν = hij is; zij is; hij/zij is; zijn
ετι = nog
ευ-τυχεω; χαιρω = ik ben blij
εχω = ik heb; ik houd; ik heb
ζητεω = ik zoek
η = of
η ἀγορα = de markt
η ἀδελφη = de zus
η βια = het geweld
ἡ βοή = de schreeuw
ἡ γνώμη = de mening
ἡ γυνή = de vrouw
ή ήμερα = de dag
η θυρα = de deur
η θυσια = het offer
ἡ κεφαλή = het hoofd
η κορη = het meisje
ἡ λύπη = het verdriet
η μητηρ = de moeder
ἡ νόσος = de ziekte
ή νυξ, νυκτοs = de nacht
ἡ ὁδός = de weg
η οἰκια = het huis
ἡ πέτρα = de rots
ἡ πολις = de stad
η σεληνη = de maan
ἡ σκία = de schaduw
ή τελευτη = het einde
η τυχη = het lot
ἡ χείρ = de hand
'η χωρα = de streek; het gebied; de streek
ή ψυχε = de ziel
ἡ ὡρα = het uur
ἤδη = al; reeds; al
ἡκω = ik kom; ik ben gekomen; ik kom
ηλθον = ik kwam
ημων = van ons
θεῖος = goddelijk
θυω = ik offer
καθευδω = ik slaap
και = en; ook
κακος = slecht
κακουργος = misdadig
κάλος = mooi
κατα-βαινω = ik daal af
κρυπτω = ik verberg
κωλυω = ik houd tegen
λαμπω = ik straal; ik schijn; ik schijn
λεγω = ik zeg; ik spreek; ik zeg
λύω = ik maak los ; ik koop vrij; ik maak los
μα = bij {+acc}
μακρός = lang
μαλα = erg
μεγάλ- = groot
μέλλω = ik ben van plan; ik zal; ik wil; ik wil
μέντοι = maar, echter; echter
μενω = ik wacht; ik blijf; ik wacht
μετα = na {+acc}
μετα ταυτα = na die dingen; daarna; daarna
μή; οὐ, οὐκ = niet
μολις = met moeite
μονον = slechts; alleen; alleen
νεος = nieuw; jong; nieuw; jong
νυν = nu; op dit moment
ὁ ἀδελφος = de broer
ό Άιδησ = de onderwereld
ὁ ἀλλος = de ander
ὁ ἀνθρωπος = de mens; de man; de man
ὁ δαιμων, δαιμονος; ὁ θεός = de god
ὁ δουλος = de slaaf
ὁ ἥλιος = de zon
ὁ θάνατος = de dood
ό θεραπων = de dienaar
ὁ ἰατρός = de arts; de dokter; de arts
ό ίερευσ = de priester
ὁ κακουργος = de misdadiger
ὁ μεν...ὁ δε... = de één ... de ander; de een … de ander; de een...de ander
ό οινοs = de wijn
ό παιs = het kind; de zoon; het kind
ὁ πατηρ = de vader
ό ποταμοs = rivier; de rivier
ὁ σκοτος = de duisternis
ὁ υἱός = de zoon
ὁ φοβος = de angst
ὁ χενος = de gast; vreemdeling; de gast
ὁ χρονος = de tijd
ὅδε = deze ; dit
ὀλιγος = weinig; gering; weinig
όλοs = heel
ὅμως = toch
ονομαζω = ik noem
ὁτε = toen; wanneer; toen
ὁτι = dat; omdat
ου = waar
οὐδεις = niemand
οὐδέν = niets
οὐκετι = niet meer; niet langer; niet meer
οὐν = nu; dan; dus; nu
οὑτως, οὐτω; ωδε = zo
πάρειμι = ik ben aanwezig
παρέχω = ik verschaf; ik geef; IK VERSCHAF
πάσχω = ik lijd
παύω = ik laat stoppen; ik beëindig
πείθω = ik overreed; ik overtuig; ik haal over
πεμπω = ik doe; ik stuur; ik stuur
περί = over; aangaande; over {+gen}
πλησιον = dicht bij {+gen}
ποθεν = waarvandaan?
ποιεω = ik doe; ik maak; ik maak; ik doe; ik doe
πολλακις = vaak; dikwijls; vaak
πολλοί = veel
πραττω = ik doe
πριν = alvorens te
προ = voor {+gen}
προβαίνω = ik ga verder
προς = naar ... (toe); tegen {+acc}
πρωτον = eerst
πῶς; = hoe?
σός = jouw
σπεύδω = ik haast me
συ = jij
συν = (samen) met {+dat}
ταχέως = snel
τε και = en
τελευταιοσ = laatste
τελος = ten slotte
τεταρτοs = vierde; 4e
τί = wat; waarom; wat
τινες = wie?
τισ = iemand
τὸ δένδρον = de boom
το εργον = het werk
το ἱερον = het heiligdom; de tempel; het heiligdom
το στομα = de mond
το σωμα = het lichaam
το τεκνον = het kind
το ύδωρ = het water
τουτο = dat
τυφλος = blind
φερω = ik breng; ik draag
φεύγω = ik vlucht
φίλος = geliefd aan; dierbaar aan; geliefd aan {+dat}
φοβερος = bang
φυλαττω = ik bescherm; ik bewaak; ik bewaak
χαλεπός = moeilijk
ὡς = als; zoals
ωσ ταχιστα = zo snel mogelijk
ὡσπερ = zoals

Ingezonden op 16-01-2012 - 890x bekeken.
Waardering 8 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

het kan zijn dat sommige antwoorden wel goed zijn maar niet volgens het programma, kijk dus even of het echt fout was, ander op vorig antword was wel goed klikken of bij teach2000 Ctrl+E

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

KOSMOS, deel 1

0 Grieks woordjes tot en met 3B