Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Vivat Roma!, deel 1

0 ALLE WOORDJES TOT EN MET 13D

Jaar 2 (vwo)

a / ab = vanaf; vandaan {+nv, a voor een woord dat met een medeklinker begint, ab voor een woord dat met een klinker begint}
abire = weggaan
abscendere = beklimmen
ac = en; en ook
accepi [perfectum] = accipere
accidere = gebeuren
accidi [perfectum] = accidere
accipere = ontvangen; nemen; aannemen {-io}
ad = naar; bij {+acc}
adeo = zo
adesse = aanwezig zijn; erbij zijn
adhuc = nog steeds; tot nu toe
adii [perfectum] = adire
adire = gaan naar
adiuvare = helpen
admonere = waarschuwen; aansporen {e-stam}
advenire = aankomen
aedificare = bouwen
ager = akker; land; gebied
agere = brengen, leiden, voeren, doen
agmen, agmina = groep; stoet {Onzijdig}
alii ... alii = sommigen ... anderen
altus = hoog
amare = liefhebben; houden van; beminnen
amicus = vriend
amor, amores = liefde {Mannelijk}
an = of; vraagwoordje
anima = adem
animus = hart; geest
annus = jaar
ante = voor {+acc}
aperire = openen; openbaren; bekendmaken
apparere = verschijnen {e-stam}
appropinquare = naderen; dichterbij komen; dichtbij komen {+dat}
aqua = water
ara = altaar
ardere = branden; in brand staan {e-stam}
arduus = steil
arma = wapens; wapenuitrusting; wapenrusting {meervoud, groep 2}
arx, arces = burcht
aspicere = zien; aanschouwen {-io}
at = maar
ater = zwart; donker
atque = en; ook; en ook
audire = luisteren; horen
aura = briesje; lucht
auris, aures = oor {Vrouwelijk}
aurum = goud
autem = echter; maar; nu
auxilium = hulp
avertere = afwenden
beatus = gelukkig
bellum = oorlog
bene = goed {bijw.}
bibere = drinken
bonus = goed
cadere = vallen
caedere = doden; afslachten; vermoorden
caedes, caedes = bloedbad; slachting; afslachting
caelum = hemel
campus = vlakte; veld
canere = zingen; bezingen; vertellen
canis, canes = hond
capere = nemen; pakken; innemen; grijpen; vangen {-io}
caput, capita = hoofd {Onzijdig}
carere = zijn zonder; missen {+nv?, +abl}
carmen, carmina = lied
Carthago = Carthago {-ginem}
carus = lief
castra = legerkamp; legerkampen {meervoud, Groep 2}
causa = reden; oorzaak
cedere = gaan; komen
cena = maaltijd
centum = 100; honderd
certe = ongetwijfeld; zeker {bijw.}
certus = zeker; bepaald
ceteri = overige; overigen; anderen
cingere = omgeven; omringen
circum = rondom {+acc}
circumdare = leggen om {+dat}
clam = in het geheim; heimelijk
clamare = schreeuwen; roepen
clamor, clamores = geschreeuw
clarus = helder; beroemd
cogere = dwingen
cogitare = denken aan {+acc}
cognoscere = leren kennen; vernemen
cognovi [perfectum] = cognoscere
comes, comites = metgezel; begeleider {Mannelijk}
complere = vullen {e-stam}
concutere = hevig doen schudden {-io}
condere = stichten
coniungere = samenvoegen; verbinden
coniunx, coniuges = echtgenoot; echtgenote {mannelijk en/of vrouwelijk}
coniunxi [perfectum] = coniungere
conservare = bewaren
consilium = plan; besluit
consistere = blijven staan
continere = in bedwang houden; tegenhouden {e-stam}
conubium = huwelijk; verbintenis
convenire = samenkomen
convivium = feestmaal
cor, corda = hart {Onzijdig}
corpus, corpora = lichaam
credere = vertrouwen; gelofen; geloven {(+dat)}
credidi [perfectum] = credere
crinis, crines = haar; het haar {Mannelijk}
cruor, cruorem = bloed {Mannelijk}
cucurri [perfectum] = currere
culpa = schuld
cum = met; samen met; tegelijk met; wanneer; toen {+nv?, +abl}
cupere = begeren; willen; wensen {-io}
cupido = begeerte; verlangen {Vrouwelijk -dines}
cur = waarom
cura = zorg
curare = verzorgen; zorgen voor; zich bekommeren om; zorgen voor; verzorgen
currere = rennen
custos, custodes = bewaker; wachter
dare = geven
de = vanaf; van...af {(+abl)}
dea = godin
decedere = weggaan
decimus = tiende; 10e
decus, decora = sieraad; charme {Onzijdig}
dedi [perfectum] = dare [perfectum]; dare
deesse = ontbreken
defendere = verdedigen
deferre = overbrengen
deinde = vervolgens
demum = zo-even; pas; zo even
dens, dentes = tand
deponere = neerzetten; neerleggen; afleggen
deserere = verlaten
desiderare = verlangen naar; missen
desinere = ophouden
detuli [perfectum] = deferre
deus = god
dextra = rechterhand
dic = zeg eens; zeg; zeg op
dicere = zeggen; spreken
Dido, Didonem = Dido
dimittere = wegzenden
distribuere = uitdelen
diversus = tegengesteld; verschillend
divinus = goddelijk
dixi [perfectum] = dicere [perfectum]; dicere
dolere = verdrietig zijn {e-stam}
dolor, dolores = verdriet
dolus = list
dominus = heer; heer des huizes; meester
donare = geven; schenken
donum = geschenk
dormire = slapen
dubitare = aarzelen; twijfelen
dubius = weifelend
ducere = voeren; brengen; leiden
dum = terwijl; terwijl, zolang als {+praesens}
duo, duae, duo = twee; 2
dux, duces = aanvoerder; leider; gids {Mannelijk}
duxi [perfectum] = ducere
e / ex = uit {+nv?, +abl, zie uitleg a/ab}
e, ex = uit; sinds {+nv? +abl}
ea = zij
ecce = kijk!; kijk
effugere = ontvluchten; ontsnappen {-io}
egere = nodig hebben {+nv?, +abl, e-stam}
ego = ik
eheu = ach; helaas
enim = immers; want
equus = paard
erexi [perfectum] = erigere
eriger = oprichten
eripere = ontrukken aan {-io}
errare = ronddwalen; rondzwerven
error, errores = zwerftocht
esse = zijn
est = hij/zij/het is; is
et = ook; en
et ... et = zowel ... als; ...en ook; en...en
etiam = ook
evenire = gebeuren
evertere = omverhalen
excepi [perfectum] = excipere
excipere = ontvangen {-io}
excitare = opwekken; wekken
exclamare = uitroepen
expellere = verdrijven; verjagen
exspectare = wachten op; verwachten {+acc}
extra = buiten {+acc}
fabula = verhaal
facere = doen
fallere = bedriegen; misleiden
fama = gerucht; goede naam; slechte naam; reputatie
fata = lotsbeschikkingen {meervoud, groep 2}
fatum = lot; lotgeval
femina = vrouw
ferre = dragen; brengen
ferus = wild; ongetemd
fidus = trouw; betrouwbaar
filia = dochter
filius = zoon
fines = gebied {Mannelijk meervoud}
fingere = vormen; verzinnen
flamma = vlam; vuur
flectere = buigen; op andere gedachten brengen
flexi [perfectum] = flectere [perfectum]; flectere
flos, flores = bloem {Mannelijk}
fluere = stromen
forma = vorm; gedaante; uiterlijk
fortasse = misschien
fortuna = lot
frater, fratres = broer
frusta = tevergeefs
fuga = vlucht
fugare = verjagen
fugere = vluchten; vluchten voor; ontvluchten; vluchten {(soms)+acc -io}
fui [perfectum] = esse
fundamentum = fundament
fundere = uitstorten
funus, funera = begrafenis; dood
gens, gentes = volk; stam {Vrouwelijk}
genus, genera = geslacht; afkomst {Onzijdig}
gerere = dragen
gladius = zwaard
gloria = roem; glorie
Graecia = Griekenland
Graecus = Griek; Griek, Grieks
gratus = dankbaar
habere = hebben; houden {e-stam}
haerere = blijven steken, vastzitten; blijven steken; vastzitten {e-stam}
haesi [perfectum] = haerere
hasta = lans
heu = ach; helaas
hic = hier; daar
hic, haec, hoc = deze; dit
hiems, hiemes = winter {Vrouwelijk}
homo, homines = mens; man
honor, honores = eer {Mannelijk}
hora = uur
horrere = huiveren; huiveren voor {e-stam}
hospes, hospites = gast
hostis, hostes = vijand
huc = hierheen
iactare = heen en weer slingeren
iam = al; reeds; reeds; al; nu

ibi = daar
id = het
ignis, ignes = vuur {Mannelijk}
ille = hij
ille, illa, illud = die; dat
imago, imagines = beeld; nabootsing {Vrouwelijk}
impellere ad = drijven naar; aanzetten tot {+nv?, +acc}
impius = goddeloos
implere = vullen {e-stam}
in = in; op; naar
incendere = in brand steken
incipere = beginnen {-io}
infans, infantes = klein kind; baby {Mannelijk}
inimicus = vijand; vijandig
insanus = dwaas; gek
insidiae = hinderlaag {meervoud}
instare = achternazitten {+nv?, +dat.}
insula = eiland
inter = tussen; te midden van {+acc}
interea = intussen
intra = binnen {+nv?, +acc}
intrare = binnengaan
invadere = binnenvallen; aanvallen
invasi [perfectum] = invadere
ipse, ipsa, ipsum = zelf
ira = woede
iratus = woedend
ire = gaan
is = hij
iste, ista, istud = die; dat
ita = zo
itaque = dus; daarom
iterum = opnieuw; weer
iubere = bevelen {e-stam}
iungere = verbinden
iunxi [perfectum] = iungere [perfectum]; iungere
Iuppiter, Iovem = Jupiter
iussi [perfectum] = iubere
iuvare = helpen
iuvat me = het doet me plezier
iuvenis, iuvenes = jongeman; man
labor, labores = inspanning; arbeid
lacrima = traan
lacrimare = huilen
laedere = stoten; kwetsen
laetus = verheugd; blij
lectus = bed; aanlig bed; aanligbed
liberare = bevrijden
liberi = kinderen {Mannelijk}
libido, libidines = hartstocht; passie {Vrouwelijk}
licet mihi = het is mij geoorloofd; het staat mij vrij
lingua = tong
litus, litora = kust; strand {Onzijdig}
longus = lang
lucere = schijnen; licht geven {e-stam}
ludere = spelen
lumen, lumina = licht
lux, luces = licht
maerere = bedroefd zijn; rouwen
maestus = bedroefd; verdrietig
magis = meer {bijw.}
magnus = groot
mala = het kwaad; kwade dingen {Onzijdig meervoud}
malus = slecht
mandare = opdragen
manere = te wachten staan; wachten {e-stam}
mare, maria = zee
maritus = echtgenoot; man
mater, matres = moeder
matrimonium = huwelijk
media nocte = midden in de nacht
medius = middelste
membra = ledematen {Onzijdig meervoud}
memor = gedachtig aan {+nv? +gen}
memoria = herinnering
mens, mentes = geest; verstand {Vrouwelijk}
mensa = tafel
meus = mijn
mihi est = ik heb; voor mij is {+nom}
miles, milites = soldaat
miser = ongelukkig
misi [perfectum] = mittere
mittere = zenden, laten gaan
modo = slechts {bijw.}
modus = manier; wijze
moenia = stadsmuren; muren {Onzijdig meervoud Groep 3}
mons, montes = berg {Mannelijk}
monstrare = tonen; wijzen; laten zien; demonstreren
mora = oponthoud; uitstel
mors, mortes = dood; de dood
movere = bewegen, ontroeren; bewegen; ontroeren {e-stam}
movi [perfectum] = movere [perfectum]; movere
multa = veel; veel dingen {meervoud, Groep 2}
multitudo, multitudines = menigte {Vrouwelijk}
multus = veel
munus, munera = geschenk {Onzijdig}
murus = muur
nam = want
narrare = vertellen over {+acc}
natus = zoon
navigare = varen
navis, naves = schip
-ne = vraagwoordje: niet vertalen; vraagwoordje; vraagwoord
ne ... quidem = zelfs ... niet
nec ... nec = noch ... noch; niet...en ook niet
nec iam = niet meer
necare = doden
neglegere = verwaarlozen
nemo, neminem = niemand
neque...neque = noch... noch...; niet...en ook niet...; noch...noch...
nescire = niet weten
nisi = als niet; behalve
nocte = 's nachts
nomen, nomina = naam
non = niet
non iam = niet meer
nondum = nog niet
nos = wij
noster = ons, onze
novus = nieuw
nox, noctes = nacht
nubes, nubes = wolk
nullus = geen
num = toch niet?
numen, numina = wil {Onzijdig}
numquam = nooit
nunc = nu
nunc ... nunc = nu eens ... dan weer
nuntius = bode, bericht
obstare = in de weg staan
occultare = verbergen
oculus = oog
odi [perfectum] = haten
officium = plicht; taak
olim = eens
omen = voorteken {omina o}
omittere = opgeven; laten varen; loslaten
omnes = alle(n); alle; allen
omnia = alle {meervoud}
ora = kust
orare = bidden; smeken
orare per = smeken bij {+nv? +acc}
ornare = versieren
os, ora = mond; gezicht
parare = voorbereiden; klaarmaken; zich klaarmaken om {+acc +inf}
parere = gehoorzamen {+dat e-stam}
pars = deel; kant {partes v}
parvus = klein
pater, patres = vader
patria = vaderland
pauci = weinige(n), enkele(n) {Mannelijk meervoud}
paulatim = langzamerhand
pectus, pectora = borst {Onzijdig}
Penates = Penaten; huisgoden {meervoud}
pendere = hangen {e-stam}
per = over {+nv? +abl}
peragere = voltooien
percutere = doorboren {-io}
perdere = te gronde richten
peregi [perfectum] = peragere
perfidus = trouweloos; onbetrouwbaar
pergere = verder gaan; gaan
perii [perfectum] = perire
perire = te gronde gaan; omkomen
perveni [perfectum] = pervenire [perfectum]; pervenire
pervenire = aankomen; bereiken
pes, pedes = voet
petere = gaan naar; aanvallen; opzoeken; vragen
petivi [perfectum] = petere [perfectum]; petere
pius = plichtsgetrouw; vroom
placet = het bevalt
placidus = vredig
plurimi = zeer veel {meervoud}
ponere = plaatsen; zetten; neerzetten
porta = poort
posse = kunnen
post = na; na, achter {+nv? +acc}
postquam = nadat {+perfectum}
postremo = tenslotte
postulare = eisen
posui [perfectum] = ponere
potui [perfectum] = posse
praeclarus = zeer mooi
praeterire = voorbijgaan
premere = drukken, wegdrukken, in het nauw brengen
primo = eerst {bijw.}
primum = eerst {bijw.}
primus = eerst(e)
princeps, principes = eerste; voornaamste; vorst; leider {Mannelijk}
pro = voor {+nv? +abl}
procedere = voortgaan; voortschrijden
procul = ver weg
promisi [perfectum] = promittere
promittere = beloven
propter = wegens {+nv? +acc}
pudor, pudores = gevoel van schaamte; schaamte {Mannelijk}
puella = meisje
puer = jongen
pugna = strijd
pugnare = vechten
pulcher = mooi
punire = straffen
quaerere = zoeken
quaesivi [perfectum] = quaerere
-que = en
qui, quae, quod = die; dat; welk?; welke? {betrekkelijk voornaamwoord}
quia = omdat
quid = wat; wat?; wat? waarom?; waarom?
quid iuvat = wat helpt het te {+inf.}
quies, quietes = rust {Vrouwelijk}
quis = wie?; wie
quo = waarheen
quod = omdat
quodam die = op zekere dag; op een zekere dag
quoque = ook
quot = hoeveel
recepi [perfectum] = recipere
recipere = krijgen {-io}
recitare = voordragen
regere = regeren; besturen
regia = paleis
regina = koningin
regnum = koninkrijk
relinquere = verlaten; achterlaten
reliqui [perfectum] = relinquere {perfectum}
renovare = hernieuwen
repellere = terugdrijven; afwijzen
reperire = vinden
repetere = terug gaan
repperi [perfectum] = reperire
respicere = omkijken; omkijken naar; zich bekommeren om {-io}
respondere = antwoorden {e-stam}
respondi [perfectum] = respondere [perfectum]; respondere
rex, reges = koning
rogare = vragen
Romanus = Romein; Romeins
ruere = instorten; instorten; neerstorten
sacerdos, sacerdotes = priester
saepe = vaak
saevire = woeden; tekeergaan
saevus = woest
salus, salutes = redding; heil
salutare = begroeten; groeten
sanguis, sanguisinem = bloed
satis = genoeg; voldoende {bijw.}
secundus = gunstig
sed = maar
sedere = zitten {e-stam}
sedes, sedes = zetel; zetel; woonplaats
semper = altijd
senex, senes = oude man {Mannelijk}
sentire = voelen
sepulcrum = graf
sermo, sermones = gesprek
serva = slavin
servare = redden; bewaren
servus = slaaf
si = als; indien
sic = als volgt; zo
sicut = zoals
sidus, sidera = ster
signum = teken
silva = bos
sine = zonder {+nv? +abl}
socius = metgezel; makker
sol, solem = zon {Mannelijk}
solus = alleen
solvere = losmaken; bevrijden
solvi [perfectum] = solvere [perfectum]; solvere
somnium = droom
somnus = slaap
soror, sorores = zuster; zus
spectare = kijken
spes, spem = hoop; verwachting {Vrouwelijk, (acc.)}
spiritus = adem(-haling), luchtstroom, leven
sponte = vanzelf, uit eigen beweging
stare = staan
statim = meteen; echter
statuere = plaatsten
statui [perfectum] = statuere
steti [perfectum] = stare
suadere = aanraden {e-stam}
sub = onder; onder (in) {+acc}
subito = plotseling
summus = hoogst
summus mons = de top van de berg
supplex = smekend
supra = boven {+acc}
surgere = oprijzen; opstaan
sustulli [perfectum] = tollere
suus = zijn; haar; hun
tacere = zwijgen {e-stam}
tamen = toch
tandem = eindelijk
tangere = aanraken
tantus = zo groot
tectum = dak; huis
tegere = bedekken; bedekken; verbergen
telum = wapen
tempestas, tempestates = storm {Vrouwelijk}
templum = tempel
temptare = proberen
tempus, tempora = tijd
tendere = uitstrekken
tenere = hebben; houden; (vast)houden; bezet houden {e-stam}
ter = driemaal
terra = land; aarde
terrere = bang maken
tetigi [perfectum] = tangere
timere = bang zijn; bang zijn voor; vrezen {e-stam}
timor, timores = angst; vrees {Mannelijk}
tollere = opheffen; optillen
totus = heel; geheel
trahere = trekken; slepen
transire = overtreken; oversteken
Troianus = Trojaans; Trojaan
tu = jij; u; U
tum = toen; dan
tunc = toen; dan; vervolgens
tuus = jouw; uw
tyrannus = tiran
Tyrius = Tyriër; Carthager
ubi = waar
ubique = overal
ultro = uit eigen beweging
umbra = schim; schaduw; duisternis
umquam = ooit
unda = golf
undique = aan/van alle kanten; aan alle kante; van alle kanten
unus = een; één; 1
urbs, urbes = stad
urere = verbranden
urgere = in het nauw brengen {e-stam}
ut = zoals; zodra
vadere = gaan
vale = vaarwel
varius = verschillend; allerlei; verschillende
vastus = uitgestrekt
venenum = vergif
veni [perfectum] = venire
venire = komen
ventus = wind
verbum = woord
vere = echt; werkelijk {bijw.}
vertere = draaien; wenden
verti [perfectum] = vertere
vester = jullie; uw
vestigium = spoor; voetspoor
vestis, vestes = kleding; kledingstuk; kleed
vetare = verbieden
via = weg
videre = zien {e-stam}
vidi [perfectum] = videre
vinum = wijn
violare = schenden
vir, viri = man {Groep 2}
virtus, virtutus = moed; dapperheid
vita = leven
vitam agere = een leven leiden
vivere = leven
vix = nauwelijks
vocare = roepen; roepen; noemen
vos = jullie
vox, voces = stem {[br]Vrouwelijk}
vulnus, vulnera = wond
vultus = gezicht {Mannelijk}

Ingezonden op 17-01-2012 - 1225x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 18-01-2012.
Waardering 8.8 (aantal stemmen: 7)

voting system
1
2
3
4
5

het kan zijn dat er vanaf 10B een paar antwoorden er niet bij staan die wel kloppen, AUB die vermelden

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Vivat Roma!, deel 1

0 ALLE WOORDJES TOT EN MET 13D