Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Biologie & Verzorging voor jou, deel 1

2 basistof 1 t/m 10

Jaar 1 (havo/vwo)

wat is een plantenlabel? = een label aan de plant waar doormiddel van symbolen op staat hoe je de plant moet verzorgen

waarom zijn planten ook zo belangrijk voor mensen? = ze leveren voedsel en zuurstof
wat is verpotten? = de plant met wat verse potgrond in een grotere pot zet
wat zit er in potgrond? = voedingsstoffen voor de plant
wat is stekken? = van een plant nieuwe plantjes kweken, zet een stukje stengel in het water. dan groeien er nieuwe wortels aan. als het plantje groot genoeg is kan je hem bloempot met potgrond zetten
wat is goed voor de plant als je aan het stekken bent en de stek meteen in de potgrond zet? = een omgekeerd potje of plastic zak er omheen te doen. er verdamt dan minder water uit het plantje. het plantje zal dan sneller wortels vormen.
wat zijn nog meer goede planten om te stekken? = begonia, geranium, klimop en vlijtig liesje
wat voor soort potgrond moet je nemen bij bladstekken? = vochtig potgrond
wat word er bedoeld met scheuren? = ook kun je sommige planten scheuren. je trekt (de wortels van) de plant dan uit elkaar in enkele delen, en die zet je in de grond. Deze methode werkt bijvoorbeeld bij het kaaps viooltje en de sansevieria
wat ontstaat er van zelf bij de plant (broedplant)? = jonge plantjes, aan de randen van de bladeren. deze jonge plantjes kun je in potgrond zetten
waar ontstaan de jonge plantjes bij zebragras? = aan de uitlopers. ook deze plantjes kun je er af halen en in de potgrond zetten.
wat maakt o.a. deel uit van de levenscyclus? = de kieming (b.v. van een bruine boon.)
wat zit er in de zaadlobben (van b.v. een bruine boon)? = reservevoedsel
welke zes vragen moet je stellen bij het doen van onderzoek? = 1. de probleemstelling: wat wil ik onderzoeken. 2. de hypothese: wat veronderstel ik (je bedenkt een antwoord op de vraag)? 3. het experiment: wat ga ik doen? 4. de benodigheden: wat heb ik nodig? 5. de resultaten: wat neem ik waar (je bekijkt wat er is gebeurt en noteert dit)? 6. de conclusie: welke conclusiee kan ik trekken?
wat is een wortelstelsel? = alle wortels van een plant
er zijn twee type wortelstelsels, wellk type wortelstelsel hebben de meeste planten? = de meeste planten hebben een wortelstelsel dat bestaat uit een dikke hoofdwortel met vertakkingen
hoe heten de vertakkingen van een hoofdwortel? = de zijwortels
Wat zijn bijwortels? = de hoofdwortel groeit recht naar beneden, sommige planten hebben een krans van wortels die allemaal ongeveer even dik en lang zijn. deze wortels noemen we bijwortels
wat zijn wortelharen? = wortelharen zijn hele dunne uitstulpingen. je krijgt ze alleen te zien als je de plant heel voorzichtig met een schop uit de grond steekt. daarna moet je de grond voorzichtig van de wortels spoelen met water. als je dat te ruw doet, breken de wortelharen af
wat zijn de functies van wortels? = vast zetten in de bodem, water en voedingsstoffen opnemen, rservevoedsel afgeven
verschillende type wortels = hoofdwortel, hoofdwortel + zijwortels, bijwortels (b.v. prei, ui)
jaarringen = heeft de boom een goed jaar achter de rug, dan heeft de boom dikke jaarringen, bij een slecht jaar heeft de boom dunne jaarringen
hoe kun je aan een jaarring zien of de boomwortel onbedekt boven de grond ligt? = als de jaaring aan een kant dik is, en aan de andere kant heel dun, dan ligt de boomwortel onbedekt boven de grond
hoe ziet de bladrand eruit als hij gezaagd is? = uitsteeksel: spits. insnijding: spits
hoe ziet de bladrand eruit als hij getand is? = uitsteeksel: spits. insnijding: rond
hoe ziet de bladrand eruit als hij gekarteld is? = uitsteeksel: rond. insnijding: spits
hoe ziet de bladrand eruit als hij gelobd is? = uitsteeksel: rond. insnijding: rond
wat zit er allemaal in een bald? = hoofdnerf, bladsteel. zijnerf, bladmoes, bladschijf.
 
29.
enkelvoudige bladeren
een blad aan een bladsteel
30.
samengestelde bladeren
meerdere bladeren aan een bladsteel
31.
nervatuur van bladeren
een veernervig blad, een hoofdnerf. een handnervig blad, meerdere hoofdnerven. rechtnervig blad, meerdere hoofdnerven. kromnervig blad, meerdere hoofdnerven
32.
vaatbundels
via de vaatbundels die beginnen in de wortel vind er transport plaats naar de bladeren en naar de knop, en de bloem. ze vervoeren water met voedingsstoffen
33.
uit welke twee woorden is fotosynthese opgebouwd?
foto (licht) en synthese (verbinding)
34.
wat is FS?
water + co2 + E = zonlicht --) bladgroenkorrels = zuurstof + glucose (dit vind plaats in planten) (nieuwe voeding van de planten)
35.
wat is co2?
koolstofdioxide
36.
wat is E?
energie in de vorm van warmte
37.
hoe heet een plaats waar een blad an de stengel vast zit?
een knoop (de stengel is daar meestal wat dikker)
38.
hoe heet het stuk stengel tussen twee knopen?
een lid (meervoud: leden)
39.
waaruit is een stengel opgebouwd?
een stengel is opgebouwd uit afwisselend knopen en leden
40.
hoe heet de bovenste hoek tussen stengel en blad?
een bladoksel
41.
wat zit er in een bladoksel?
een okselknop
42.
wat kan er het volgende jaar uit een okselknop komen?
een zijstengel (zijtak) met bladeren
43.
wat zit er aan het einde van een stengel?
een eindknop
44.
wat groeit er het volgende jaar uit een eindknop?
een nieuw stuk van de stengel met bladeren (aan deze stengel kunnen ook bloemen zitten.)
45.
wat zijn houtachtige planten?
bomen en struiken hebben hele stevige stengels: de stammen en takken, deze stengels bevatten veel hout bomen en struiken noemen we houtachtige planten
46.
wat zijn kruidachtige planten?
de stengels van andere planten bevatten vrijwel geen hout, deze planten noemen we kruidachtige planten (de stengels van kruidachtige planten zijn stevig, zolang de wortels voldoende water kunnen opnemen.
47.
wat is een jaaring?
de stam van een boom vormt ieder jaar een laagje hout erbij. hierdoor wordt de stam dikker. zo'n laagje hout heet een jaarring
48.
hoe kun je zien hoe oud een boom is geworden?
het oudste hout ligt midden in de stam. de jaarring die het laatst is gevormd, ligt het meest aan de buitenkant. als een boom vlak boven de grond word doorgezaagd, kun je nagaan hoe oud de boom is geworden. je moet dan de jaarringen tellen. soms zijn de oudste jaarringen heel erg samengedrukt. dan kun je deze jaarringen meestal niet goed van elkaar onderscheiden.
49.
milieuomstandigheden van een boom?
door de jaarringen onderling te vergelijken kun je meer te weten komen over de milieuomstandigheden waarin de boom is gegroeid. als de milieuomstandigheden gunstig zijn geweest, is de jaarrinh breed. als de milieuomstandigheden ongunstig zijn geweest, is de jaarring smal. ongunstige milieuomstandigheden kunnen veroorzaakt zijn door droogte, een bosbrand, een insectenplaaag, enzovoort.
50.
hoe noem je lange dunne buisjes die in een stengel lopen?
vaten
51.
wat zijn vaatbundels?
de vaten die in groepjes bij elkaar liggen.
52.
waar beginnen de vaatbundels?
de vaatbundels beginnen in de wortel, lopen door de hele stengel heen en eindigen in de knop, in een bloem of in een blad.
53.
waar zorgen vaatbundels voor?
vaatbundels zorgen voor het transport (vervoer) van water en voedingsstoffen in de plant. de voedingsstoffen zijn in het water opgelost.
54.
wat is de functie van een stengel?
de bladeren en bloemen dragen
55.
waaruit bestaat een blad?
uit een bladsteel en een bladschijf
56.
hoe heet het platte gedeelte van een blad?
de bladschijf
57.
waaraan zit het blad aan de stengel vast?
met de bladsteel
58.
hoe lopen de vaatbundels van een stengel?
de vaatbundels van een stengel lopen via de bladsteel door tot in de bladschijf. in de bladschijf liggen de vaatbundels in nerven. de hoofdnerf loopt meestal in het midden van het blad
59.
hoe heten de aftakkingen van een hoofdnerf?
zijnerven (deze vertakken zich tot steeds kleinere nerven )
60.
waar zorgen de nerven voor?
voor de stevigheid van het blad. Ook zorgen zevoor het transport van water en voedingsstoffen
61.
hoe heet al het materiaal dat tussen de nerven ligt?
bladmoes
62.
hoe heet een blad waar geen bladmoes meer in zit?
een bladskelet
63.
waaruit bestaat een bladskelet?
alleen uit nerven
64.
wat zijn enkelvoudige bladeren?
planten waarvan de bladschijf uit een geheel bestaat
65.
bij welke planten zie je evenveel bladschijven als okselknoppen?
bij planten met enkelvoudige bladeren
66.
bij sommige planten bestaat de bladschijf uit meerdere delen, hoe heten zulke bladeren?
samengestelde bladeren, de bladschijf bestaat dan uit meerdere blaadjes, die samen door een bladsteel verbonden zijn door de stengel
67.
waaraan kun je zien of je te maken hebt met enkelvoudige of samengestelde bladeren?
aan de okselknop (bij ieder enkelvoudig blad hoort een okselknop. hebben meerdere blaadjes samen een oksleknop, dan vormen zij samen een samengesteld blad)
68.
welke bouw van een blad, lijkt op de bouw van een vogelveer?
een veervormig samengesteld blad
69.
van welk soort blad lijken de blaadjes op vingers van een hand, en hebben ze meestal drie, vijf of zeven blaadjes?
handvormig samengesteld blad
70.
behalve de bladvorm zijn er nog meer kenmerken waarmee je bladeren kunt beschrijven. noem er een paar.
je kunt bladeren bijvoorbeeld indelen op grond van de bladrand, de bladtop, de voet van de bladschijf, en de bladsteel. je kunt bladeren ook indelen op grond van de nervatuur, daaronder verstaan we het verloop van de nerven in een blad
71.
wie maakt de stoffen waaruit een plant bestaat?
de plant zelf. vooral de bladeren spelen hierbij een belangrijke rol de functie van de bladeren wordt vooral verricht door het bladmoes
72.
wat vindt er in het bladmoes plaats?
fotosynthese
73.
welke stof wordt er bij fotosynthese gemaakt?
glucose
74.
waarom is glucose een belangrijke stof voor planten?
een plant maakt van glucose allerlei andere stoffen, onder andere de stoffen waaruit een plant bestaat (hierbij zijn ook de voedingsstoffen nodig die de plant opneemt uit de bodem)
75.
wie zouden zonder fotosynthese sterven?
alle organismen
76.
om glucose te kunnen vormen, heeft het bladmoes enkele grondstoffen nodig, welke?
water, koolstofdioxide en licht
77.
wat is koolstofdioxide?
een gas`, je kunt het niet zien. (de prikbelletjes in limonade of cola bestaan uit koolstofdioxide)
78.
hoe word koolstofdioxide ook wel genoemd?
koolzuurgas
79.
waar haalt het bladmoes koolstofdioxide vandaan?
uit de lucht
80.
waarom gaan planten die steeds in het donker staan na enkele weken dood?
bij deze planten kan geen fotosynthese plaatsvinden. (want daarvoor is ook licht nodig)
81.
wat ontstaat er bij fotosynthese?
glucose en zurstof
82.
hoe kun je fotosynthese samenvatten?
water + koolstofdioxide + licht --) glucose + zuurstof (links van de pijl staat alles wat voor fotosynthese nodig is, en rechts van de pijl staat alles wat er bij fotosynthese ontstaat.)
83.
wat komt er soor fotosynthese steeds nieuw op aarde?
voedsel
84.
waarom is fotosynthese zo belangrijk?
er komt steeds nieuwe voedsel op aarde, het levert zuurstof
85.
waar vindt bij veel planten fotosynthese plaats?
bij sommige alleen in de bladeren. maar bij veel planten in alle groenen delen. (want in alle groene delen van een plant kan fotosynthese plaatsvinden.)
86.
waarvan is fotosynthese een speciale functie?
van de bladeren.
87.
samenvatting:
88.
redenen om kamerplanten te hebben.
je vindt ze mooi, je vindt het met planten gezelliger
89.
planten zijn belangrijk
als voedsel voor mensen en dieren, ze leveren zuurstof
90.
verzorging van kamerplanten
informatie staat in kamerplanten gidsen en op de plantenlabels (met symbolen weergegeven) je kunt o.a. letten op de soort potgrond, te tempratuur, de hoeveelheid water, voedingstoffen (mest) en licht.
91.
verpotten
als een plant te groot wordt, deze verplaatsen naar een grotere pot met verse potgrond
92.
vermeerdere van planten
stekken: een stukje stengel in het water zetten en als er wortels aan zitten in een bloempot met potgrond zetten. Bladstekken: een blad met een stukje bladsteel in potgrond zetten. Het knan ook met een stuk van een blad of door een snee in de nerf van een blad te maken. scheuren: (de wortels van) de plant uit elkaar trekken en in de grond zetten.
93.
Sommige planten vormen zelf jonge plantjes die je in de grond kunt zetten
Broedblad: aan de randen van de bladeren ontstaan jonge plantjes. Zebragras: aan uitlopers ontstaan jonge plantjes.
94.
Wat is een bruine boon
een zaad
95.
Kieming
de bruine boon neemt wate rop vooral door het poortje
96.
de zaadhuid barst open
97.
het worteltje komt naar buiten door het poortje
98.
het stengeltje komt naar buiten
99.
de zaadlobben zijn het eerste paar bladeren
100.
het reserve voedsel in de bladeren wordt verbruikt
101.
wortelstelsel
alle wortels van een plant (planten in een droog milieu hebben grotere wortels dan planten in een vochtig milieu)
102.
hoofdwortel
(bij de meeste planten) groeit de hoofdwortel recht naar beneden
103.
zijwortels
de vertakkingen van de hoofdwortel
104.
bijwortels
(bij sommige planten) een krans van wortels die allemaal ongeveer even dik en lang zijn
105.
wortelharen
dunne uitstulpingen, vlak bij de uiteinden van wortels
106.
functies van de wortels
het vastzetten van een plant in de bodem
107.
het opnemen van water en voedingstoffen (vooral via de wortelharen.)
108.
het opslaan van reserve voedsel
109.
knoop: de plaats waar een blad aan de stengel vastzit
110.
lid: een stuk stengel tussen twee knopen
111.
okselknop: knop in een bladoksel
bladoksel: de bovenste hoek tussen stengel en blad
112.
uit een okselknop kan het volgende jaar een zijstengel groeien
113.
eindknop: knop aan het einde van een stengel
uit een eindknop groeit het volgende jaar een nieuw stuk stengel met bladeren (en bloemen)
114.
functies van de stengels:
het dragen van de bladeren en bloemen
115.
het transport van water en voedingsstoffen door de vaatbundels
116.
vaatbundels bevatten vaten (lange dunne buizen) die van de wortels tot in de bladeren lopen
117.
stevigheid van stengels
bij kruidachtige planten zijn de stengels stevig door water
118.
bij houachtige planten zijn de stengels stevig door hout
119.
jaarring: al het hout dat in een jaar is gevormd
het oudste hout ligt in het midden van de stam
120.
aan een jaarring kun je verschillende dingen afleiden
aan het aantal jaarringen onder aan de stam kun je zien hou oud een boom is geworden (maar soms zijn de jaarringen van de eerste jaren samnegedrukt)
121.
een brede jaarring duidt op gunstige omstandigheden
122.
een smalle jaarring duidt op ongunstige omstandigheden (b.v. droogte, bosbrand, een insectenplaag.)
123.
bladsteel:
hiermee zit een blad aan de stengel vast
124.
okselknop:
op de plaats waar een bladsteel aan de stengel vastzit, zit een okselknop
125.
bladschijf:
het platte gedeelte van een blad.
126.
bij enkelvoudige bladeren bestaat de bladschijf uit een geheel
127.
bij samengestelde bladeren bestaat de bladschijf uit een aantal blaadjes
128.
bladmoes:
al het materiaal dat tussen de nerven ligt
129.
nerven (hoofdnerf en zijnerven):
hierdoor lopen de vaatbundels in de bladschijf
130.
nervatuur:
het verloop van de nerven in een blad heet de nervatuur
131.
bladskelet:
een blad waar geen bladmoes meer in zit
132.
de functie van de bladeren:
forosynthese te laten plaatsvinden
133.
wat wordt er bij fotosynthese omgezet?
bij fotosynthese worden water en koolstofdioxide omgezet in glucose en zuurstof
134.
hoe wordt bij planten water opgenomen?
water wordt (bij planten op het land) door de wortels uit de bodem opgenomen
135.
wat wordt (bij planten op het land) door de bladeren uit de lucht opgenoemn?
136.
wat wordt er uit glucose gemaakt?
uit glucose worden allerlei stoffen gemaakt, onder andere de stoffen waaruit planten bestaan
137.
wat er (bij planten op het land)door de bladeren aan de lucht afgegeven?
zuurstof
138.
wat is er voor fotosynthese nodig?
licht
139.
wij eten vaakk het reservevoedsel van planten, vaak zijn planten daar speciaal voor gekweekt, noem eens vier van die planten?
waspeentjes, winterpenen, radijsjes en rode bieten
140.
wat is het verschil tussen deze gekweekte planten en wilde planten (denk hierbij aan de wortels)
de gekweekte planten hebben dikkere wortels
141.
hoe kun je aan een plant zien of de plant zijn reservevoedsel niet opslaat in de wortels
als de plant zijn reservevoedsel niet opslaat in de wortels slaat hij zijn reservevoedsel op in de stengels, de stengels zijn dan verdikt.
142.
wat eet je van de meeste groente? de wortels, de stengels of de bladeren?
de bladeren
143.
waaraan pak je de microscoop vast?
aan het statief
144.
je kijkt door de bovenste lens, dat is de
oculair
145.
hoe heet de buis waar het oculair in zit?
de tubus
146.
wat zit er onder aan de tubus?
de revolver
147.
wat is een revolver?
een draaibare schijf waarin de onderste lenzen geschroeft zitten
148.
hoe heten de lenzen aan de revolver?
objectieven
149.
waaraan zitten bij een microscoop meestal de grote en de kleine schroeven?
150.
wat gebeurt er als je aan de schroeven draait?
je veranderd de afstand tussen de tafel en de objectieven
151.
wat gebeurd er als je aan de grote schroef draait?
de afstand veranderd snel.
152.
wat gebeurd er as je aan de kleine schroef draait?
de afstand veranderd langzaam
153.
hoe heet het voorwerp dat je met de microscoop wilt bekijken?
het preparaat
154.
waarmee kun je het preparaat vastklemmen?
met de preparaatklem(men)
155.
wat zit er onder de tafel?
een lampje
156.
wat zit er tussen het lampje en de tafel?
het diafragma
157.
wat kun je met een diafragma regelen?
de hoeveelheid licht die door de lenzen valt
158.
waaruit bestaat een diafragma?
uit ijzere plaatjes die in het midden een opening vrijlaten, de opening kun je groter of kleiner maken
159.
waarvoor dient een preparaatbeveiliging?
dat voorkomt dat je het preparaat stuk draait, en de lens in het objectief beschadigd
160.
wat zijn de verschillen tussen een plantaardige en een dierlijke cel?
plantaardige cel
161.
-
wel celwand
162.
wel vacuole
163.
wel interculaire ruimte
164.
wel bladgroenkorrels
165.
wel vaste vorm
166.
dierlijke cel
167.
geen celwand
168.
geen vacuole
169.
geen interculaire ruimte
170.
geen bladgroenkorrels
171.
geen vaste vorm
172.
wat bevat elke cel?
cytoplasma (celplasma) en kernplasma
173.
wat is cytoplasma?
een stroperige vloeistofdie bestsaat uit water met allerlei opgeloste stoffen
174.
wat is een celmembraan?
de buitenste laag van het cytoplasma is een dun vlies, dat is het celmembraan
175.
waar bevindt zich de celkern?
in het cytoplasma
176.
waaruit bestaat de celkern?
kernplasma
177.
wie regelt alles wat er in de cel gebeurd?
de celkern
178.
wat hebben de meeste plantaardige cellen?
een grote vacuole
179.
wat is een vacuole?
een blaasje gevuld met vocht
180.
waaruit bestaat het vacuolevocht?
water met allerlei opgeloste stoffen
181.
wat maakt het cytoplasma van een plantaardige cel om de cel heen?
een stevig laagje (de celwand)
182.
wat is de celwand?
de celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel
183.
waar zorgen celwanden voor?
voor stevigheid
184.
hoe heten de holten die voorkomen tussen de celwanden van naast elkaar gelegen cellen?
de intercellulaire ruimten
185.
waarmee is de intercellulaire ruimten gevuld?
met lucht
186.
welk preparaatmeteriaal heb je vaak nodig?
voorwerpglas, dekgas, tissues, druppelpipet, scheermesje, pincet, preparaatnaald, filtreerpapier
187.
waaruit is een ui opgebouwd?
uit lagen (de rokken)
188.
welke laag van een rok kan er als een vliesje worden afgetrokken?
de binnenste laag
189.
wat is eosine?
een kleurstof waarmee je delen van cellen zichtbaar kunt maken
190.
waar kunnen plastiden (korrels) voorkomen?
191.
wat zijn de drie verschillende type plastiden?
bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
192.
waar komen bladgrenkorrels onder andere voor?
in bladeren van planten
193.
waardoor zien planten er groen uit?
door de bladgroenkorrels
194.
wat vindt er in de bladgroenkorrels plaats?
195.
waar komen kleurstofkorrels voor?
in de cellen van bloemen en vruchten met een gele, oranje of rode kleur
196.
waar dienen kleurstofkorrels voor?
kleurstofkorrels geven de vruchten hun opvallende kleur
197.
waar komen zetmeelkorrels voor?
zetmeelkorrels komen onder andere voor in de cellen van aardappels
198.
welke kleur hebben zetmeelkorrels?
zetmeelkorrels zijn kleurloos
199.
wat is er in zetmeelkorrels opgeslagen?
zetmeel
200.
plastide kunnen van het ene type overgaan in het andere type, noem z`n voorbeeld waar een plastide overgaat
bijvoorbeeld: wanneer een tomaat rijp wordt, verandert de kleur van groen naar rood. bladgroenkorrels veranderen dan in rode kleurstofkorrels
201.
waaruit bestaat een dierlijke cel voor het grootste deel?
uit cytoplasma (celplasma)
202.
wat zit er aan de binnenkant van je wang?
slijmvlies
203.
wat ontstaat er bij de meeste bomen en struiken tegen de herfst tussen de bladsteel en de stengel?
een zacht laagje, de scheurlaag. het blad zit dan alleen nog met de vaatbundels aan de stengel vast
204.
waardoor kan de bladsteel losraken van de stengel?
door de wind of door het gewicht van het blad
205.
als de bladsteel losraakt van de stengel, wat ontstaat er dan in de stengel?
een wondje
206.
wat vormt er zich op het wondje?
een laagje kurk
207.
waarvoor dient het laagje kurk?
het beschermd de boom of struik tegen vochtverlies en tegen ziekteverwekkers
208.
hoe noemen we het laagje kurk?
een bladlitteken
209.
wat kun je in een bladlitteken zien?
de uiteinden van vaatbundels
210.
uit sommige eindknoppen komen bloemen tevoorschijn, wat zit er om een knop?
knopschubben, deze beschermen de knop
211.
van wie zijn de knopschubben erg kleverig?
van een wilde kastanje
212.
aan een tak zitten ook knoppen die het volgende voorjaar niet uilopen, hoe noemen we deze knoppen?
slapende knoppen
213.
wanneer lopen de slapende knoppen wel uit?
als de andere knoppen worden beschadigd of afgeknipt
214.
wanneer vallen de knopschubben af?
als een eindknop in het voorjaar afloopt
215.
wat ontstaat er als de knopschubben afvallen?
een ringitteken
216.
wie geeft de plaats aan waar de iendknop zat tijdends de laatste winter?
het ringlitteken dat het dichtst bij de eindknop zit
217.
wat zijn huidmondjes?
kleine openingen die bij de meeste planten vooral aan de onderkant van de meetse bladeren zitten
218.
wat is de opperhuid?
de onderkant en de bovenkant van een blad bestaan beide uit een laag cellen, die opperhuid heet.
219.
waar zie je de huidmondjes zitten?
tussen de opperhuidcellen aan de onderkant van het blad
220.
wat kan er via de huidmondjes de bladeren in?
lucht met koolstofdioxide
221.
wat kan er via de huidmondjes de bladeren uit?
lucht met zuurstof
222.
wanneer worden bladeren slap?
als er veel water uit verdampt
223.
waar vindt het verdampen van water vooral plaats?
via de huidmondjes
224.
wat gebeurd er als er uit een plant te veel water dreigt te verdampen?
dan gaan de huidmondjes dicht
Waarom gaan de huidmondjes dicht als er te veel water dreigt te verdampen?
als de huidmondjes dicht gaan kan er minder waterdamp uit de bladeren verdampen, de bladeren blijven dan langer stevig

Ingezonden op 24-01-2012 - 4509x bekeken.
Waardering 5.4 (aantal stemmen: 7)

voting system
1
2
3
4
5

er kunnen een paar typfoutjes inzitten, en halverwege de lijst heb ik de getal van de vraag er bij gezet. dan staat de vraag boven en het antwoord eronder. het kan niet missen.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Biologie & Verzorging voor jou, deel 1

2 basistof 1 t/m 10