Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits Leerstrategieën
› 14 Veel voorkomende woorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits Leerstrategieën
14 Veel voorkomende woorden
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
immerhin (2) = altijd nog, in elk geval indem = doordat indessen = ondertussen innerhalb = binnen irgendwann (2) = ooit, op een gegeven moment irgendwie = op de een of andere manier irgendwo = ergens je nach dem = afhankelijk van jedoch (2) = echter, maar jener, jene, enz = die(gene) Kumpel = omgangstaal voor vriend Kund = klant künftig = toekomstig kurz = kortom, kort lediglich = slechts Leistung = prestatie letztlich = uiteindelijk LKW (Lastkraftwagen) = vrachtwagen lösen = oplossen manche = sommige manchmal = soms Mangel (3) = gebrek, tekort, fout mittlerweile = ondertussen nach wie vor = nog altijd nachlassen = afnemen nachweisen = aantonen neulich = onlangs nur (2) = alleen, echter obschon = hoewel obwohl = hoewel offenbar = kennelijk öffentlich = openbaar PKW (Personenkraftwagen) = personenauto Praktikant = stagiaire Praktikum = stage Realschule = havo reichen (2) = genoeg zijn, toereikend zijn Sache (2) = zaak, kwestie scheitern = mislukken schlicht (2) = eenvoudig, gewoon schließen (2) = concluderen, sluiten Schlussfolgerung = conclusie schon = al Schutz = bescherming Sendung = programma op radio/tv sich herausstellen = blijken sich zeigen = blijken sollen = moeten sollte (2) = zou moeten, was de bedoeling sowie = als ook, als mede Spalte = kolom Sprache = taal Studie (2) = onderzoek, studie Tatsache = feit tatsächlich (2)= feitelijk, in werkelijkheid Umfrage = enqûete Verfasser = auteur Vergangenheit = verleden Verhalten = gedrag Verständnis = begrip versuchen = proberen Vorstand = directie während = terwijl wann = wanneer weil = omdat weiterhin = verder wenn (2) = als, indien wenn ... auch = howel wer = wie werden = zullen/worden wessen = wiens wichtig = belangrijk Widerspruch (2) = tegenspraak, tegenstelling wie = hoe Wirtschaft = economie Wissen = kennis wohl (2) = wellicht, wel Zahl (2) = aantal, getal zeigen = laten zien Zeile = regel Zeitung = krant zeitweilig = tijdelijk Ziel = doel zum Beispiel = bijvoorbeeld zumal da = vooral omdat zwar = weliswaar Zweck (2) = doel, zin
Ingezonden op 25-01-2012 - 4262x bekeken.
Waardering 7.6 (aantal stemmen: 4)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!