Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Praktische Economie

29 Begrippenlijst

Jaar 4 (vmbo-t)

overheid = het Rijk en de lagere overheden
lagere overheden = provincies, gemeenten en waterschappen
waterschappen = zorgen voor het waterpeil en voor goede waterkwaliteit in een bepaald gebied
gesubsidieerde sector = instellingen die niet tot de overheid behoren, maar wel subsides ontvangen van de overheid, zoals gezondheids- en welzijnsinstellingen, kunstinstellingen, bedrijven die de sociale verzekeringen regelen (sector sociale zekerheid)
collectieve sector = het totaal van de overheid en de gesubsidieerde sector
collectieve voorzieningen = voorzieningen die iedereen gratis of tegen vergoeding van een deel van de kosten mag gebruiken, zoals bijvoorbeeld wegen, dijken, scholen, brandweer, politie en bijstandsuitkeringen
particuliere sector = particuliere bedrijven en overheidsbedrijven die produceren voor de markt. Zij streven naar winst of willen in ieder geval de gemaakte kosten terugverdienen
semi-collectieve goederen = individuele goederen of diensten, tegen betaling door de overheid geleverd
individuele goederen = goederen of diensten die iedereen kan krijgen als ervoor wordt betaald
corrigerende activiteiten = al het werk dat de overheid verricht om ervoor te zorgen dat mensen zich aan de wetten en afspraken houden
voorwaardenscheppende activiteiten = zaken waar de overheid voor zorgt en waar een land niet zonder kan, zoals de aanleg van wegen en dijken, onderwijs, gezondheidszorg en het leger
aanvullende activiteiten = alles waar de overheid voor zorgt en wat niet valt onder corrigerende of voorwaardenscheppende activiteiten
privatisering = productie van de collectieve sector wordt overgenomen door de particuliere sector
collectivisatie = het overnemen van taken van de particuliere sector door de collectie sector
planeconomie= economie van een land waarbij de overheid bepaalt wat, hoeveel en voor welke prijs er wordt geproduceerd. De overheid stelt daarvoor meerjarenplannen op
vrijemarkteconomie = producenten en consumenten bepalen wat, hoeveel en voor welke prijs er wordt geproduceerd. Vraag en aanbod spelen hierbij een belangrijke rol
gemengde economie = economie die zowel kenmerken van de vrijemarkteconomie als van de planeconomie heeft
verzelfstandigen van overheidsbedrijven en -instellingen = staatsbedrijf of gemeentelijke dienst die, hoewel nog in handen van de overheid, onafhankelijker van die overheid gaat opereren
wetten = door de overheid opgestelde regels
publiekrecht = rechtsregels die gelden tussen overheidsdiensten of tussen overheid en burgers
privaatrecht = rechtsregels tussen burgers onderling
Juridische Loketten = instellingen waar je advies kunt krijgen over zaken zoals consumentenrecht, sociale zekerheid, huur- en woonrecht
kilometerheffing = belasting waarvan de hoogte onder meer afhankelijk is van het aantal gereden kilometers. Ook het tijdstip en waar je gereden hebt kan meegewogen worden
regulering = overheid bemoeit zicht meer met de particuliere sector door het instellen van wetten en regels
deregulering = afname van het aantal overheidsregels voor de particuliere sector
Warenwet = voorschriften over de kwaliteit en samenstelling van voedingsmiddelen
Prijzenwet = geeft aan hoe de prijzen aangegeven moeten worden
kartel = afspraken tussen ondernemen met meestal als doel de concurrentie te verminderen
monopolie = een bedrijf is de enige aanbieder van een bepaald product of beepalde dienst
Mededingingswet = wet met als doel de vrije concurrentie te bevorderen. Zo zijn kartels verboden.

Ingezonden op 05-02-2012 - 3954x bekeken.
Waardering 8 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

Heb je een fout gevonden?
Meld het dan a.u.b. bij de reacties!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Praktische Economie

29 Begrippenlijst