Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Noorderpoort Anatomie en fysiologie, deel 1

2 MT hoofdstuk 2

Jaar 4 (mbo)

aminozuren = organische verbindingen waaruit eiwitten zijn opgebouwd
arteriae = slagaders
auris = oor
bronchi = luchtwegen
calcium = kalk
cel = kleinste zelfstandig functionerende eenheid van het menselijk lichaam
centrosoom = het centraal lichaam
cerebellum = kleine hersenen
cerebrum = grote hersenen
chromosomen = draden in de celkern, waarin erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd
cor = hart
cutis = huid
cytoplasma = celinhoud, behalve de kern
dendriet = korte, sterk vertakte uitloper van een zenuwcel
dominant = overheersing van één gen over het andere
endocrien = een (hormonale) stof aan het bloed afgevend
endoplasmatisch reticulum = netvormige celstructuur die zorgt voor het transport van materialen binnen de cel
endotheel = inwendig bekleedsel van bijv. de bloedvaten
epitheel = dekweefsel
erytrocyt = rood bloedlichaampje
excretie = uitscheiding
exocrien = uitscheidend d.m.v. een afvoerbuis
externe secretie = afscheiding naar buiten
gameten = eicellen en zaadcellen
gaster = maag
gen = deel van het chromosoom dat en erfelijke factor bevat
glandula = klier
glandula suprarenales = bijnieren
glandula thyroidea = schildklier
gonaden = geschlachtsklieren
hepar = lever
heterozygoot = twee genen met verschillende erfelijke eigenschappen
homozygoot = twee genen met dezelfde erfelijke eigenschappen
hormoon = stof die in het lichaam wordt gemaakt door een klier met interne secretie en die via de bloedbaan de werkzaamheid van bepaalde organen stimuleert of juist afremt
interne secretie = afscheiding naar binnen bijv. bloed
kernmembraan = wand met poriën
ligamenten = banden
lymfe = weefselvocht
medulla spinalis = ruggenmerg
membraan = dun plaatje, vlies of huidje dat een afscheiding vormt
meiose = reductiedeling
mitochondriën = structuur in de cel die de energievoorziening van de cel verzorgt
mitose = normale celdeling
motorisch = beweging betreffend
musculi = spieren
neuriet = lange uitloper van zenuwcel
neuron = zenuwcel
nucleus = celkern
oculus = oog
oesofagus = slokdarm
orgaan = samenstel van weefselsoorten met een specifieke functie
ossa = beenderen
ovaria = eierstokken
pancreas = alvleesklier
penis = mannelijk lid
perichondrium = kraakbeenvlies
periost = beenvlies
pleura = longvlies
protoplasma = het deel van de cel buiten de kern, binnen de celwand
pulmones = longen
recessief = ondergeschiktheid van één gen aan het andere
recticulum = netvormig
renes = nieren
schede van Schwann = beschermende en isolerende laag om neuriet
secretie = afscheiding
semipermeabel = gedeeltelijk doorlaatbaar
sensorisch = de zintuigelijke waarnemening betreffend
skelet = geraamte; beenderstelsel
spermatozoön = mannelijke voortplantingscel
synaps = plaats waar de schakeling tussen twee neuronen of tussen een neuron en een spiercel zich voltrekt
testes = zaadvormende klieren
tractus = orgaanstelsel
tractus circulatorius = bloedvatenstelsel
tractus digestivus = spijsverteringsstelsel
tractus locomotorius = bewegingsapparaat
tractus respiratorius = ademhalingsstelsel
trachea = luchtpijp
trilhaarepitheel = dekweefsel met daarop kleine (tril)haartjes
trombocyt = bloedplaatje
ureters = urineleiders
uterus = baarmoeder
urethra = urinebuis
vacuolen = holten in het cytoplasma, gevuld met vocht
weefsel = groep cellen met dezelfde taak
zygoot = bevruchte eicel; cel die ontstaat bij de samensmelting van twee gameten

Ingezonden op 21-02-2012 - 3002x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 05-04-2012.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Noorderpoort Anatomie en fysiologie, deel 1

2 MT hoofdstuk 2