Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Praktische Economie Hoofdstuk 6 havo3-begrippen, deel 1

6 Begrippen

Jaar 3 (havo)

Aandeel = Eigendomsbewijs vaan een bedrijf.
Afschrijving = De kosten van de waardevermindering van kapitaalgoederen.
Besloten Vennootschap = De ondernemingsvorm waarbij de waarde van het bedrijf is verdeeld in aandelen. De aandelen worden niet openbaar verkocht.
Brutowinst = Omzet min inkoopwaarde van de omzet.
Commerciële organisatie = Een organisatie die naar winst streeft.
Controle = Nagaan of de werknemers goed werken en of de doelstellingen bereikt worden.
Eenmanszaak = Een onderneming waarin 1 persoon de leiding heeft.
Eigen Vermogen = Totaal vermogen min vreemd vermogen.
Financieringsplan = Het plan de uitlegt hoe de ondernemer aan het geld komt om te kunnen starten.
Inkoopwaarde van de omzet = Het bedrag waarvoor de ondernemer de goederen zelf heeft gekocht.
Investeringsbegroting = Een overzicht van de verwachte uitgaven om een bedrijf te starten.
KvK = De KvK helpt bedrijven en voert wetten uit.
Leidinggeven = Werknemers opdracht geven, motiveren en helpen bij de uitvoering.
Lijnorganisatie = Een organisatie waarbij iedere werknemer 1 baas boven zich heeft.
Lijn-staforganisatie = Een lijnorganisatie met een staf.
Manager = Leidinggevende werknemer die doelen stelt, plannen maakt, organiseert en controleert.
Naamloze Vennootschap = Een ondernemingsvorm waarbij de waarde van het bedrijf is verdeeld in aandelen. De aandelen worden apart verkocht.
Nettowinst = Brutowinst min overige kosten.
Niet-commerciële organisatie = Een organisatie die niet naar winst streeft.
Ondernemer = Combineert de productiefactoren om een product of dienst te maken, waar geld mee verdiend kan worden.
Ondernemingsplan = Een plan waarin de startende ondernemer uitlegt hoe het bedrijf gaat weken en wat er nodig is.
Openbare Vennootschap = Nieuwe naam van de vennootschap onder firma.
Organigram = Een schema dat duidelijk maakt hoe een bedrijf georganiseerd is.
Organisatie = Mensen werken samen om bepaalde doelen te bereiken.
Organiseren = De juiste productiefactoren combineren om de organisatie zo goed mogelijk te laten functioneren.
Overige kosten = De kosten van het bedrijf, behalve de inkoopwaarde van de omzet.
Plannen = Het uitwerken van de doelstellingen, met een tijdschema.
Rechtspersoon = Een organisatie die zelf bezittingen en schulden kan hebben.
Resultatenbegroting = Een overzicht van alle verwachte kosten en opbrengsten.
Staf = Speciale afdeling die de leiding adviseert en ondersteunt.
Stichting = Een rechtspersoon met een doel, maar zonder leden.
Totaal vermogen = De totale waarde van alle bezittingen van een bedrijf. Of, het eigen vermogen plus vreemd vermogen.
VoF = Een ondernemingsvorm waarbij 2 of meer personen eigenaar zijn van de onderneming.
Vereniging = Een organisatie met leden en een doel.
Voorraad goederen = De hoeveelheid goederen die in het bedrijf aanwezig is.
Vreemd vermogen = Het geleende geld
ZZP'er = Zelfstandig Zonder Personeel.

Ingezonden op 07-03-2012 - 1761x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Praktische Economie Hoofdstuk 6 havo3-begrippen, deel 1

6 Begrippen