Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basis Woordenlijst Engels
› 2 BWL2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basis Woordenlijst Engels
2 BWL2
Jaar 4 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
a means = een middel a plea = verweer, excuus a plea = pleidooi, dringend verzoek accordingly = in overeenstemming met acquisition = aanwinst actual = werkelijk, echt aid = hulp alien = vreemdeling alley = steeg ally = bondgenoot appalling = ontzettend, slecht appendix = bijvoegsel, toevoegsel, blindedarm application = sollicitatie ascertain = zich verzekeren van, nagaan assemble = samenkomen, samenvoegen assumption = veronderstelling atrocious = gruwelijk beyond = voorbij bound to = 'zeker'/het was zeker dat boundary = grens brisk = kwiek, vlot, levendig commitment = betrokkenheid commitment = verplichting commodity = (handels)artikel, basisproduct, grondstof compassion = medelijden compile = samenstellen, verzamelen complement = aanvulling, afronding, bekroning complexion = uiterlijk, gelaatskleur comply = zich schikken, voegen, gehoorzamen compulsion = dwang, verplichting condense = inkorten, verkorten, comprimeren confine = beperken, opsluiten confirm = bevestigen conform = zich conformeren, zich aanpassen consent = instemming consist = gebaseerd zijn op, afhangen van consistent = consequent conspicuous = opvallend consumer = consument contagious = besmettelijk contaminate = besmetten, vervuilen, verontreinigen convenient = geschikt, passend current = huidig damning = belastend, bezwarend, vernietigend decay = verval dedicate = opdragen, toewijden deflect = afleiden detain = aanhouden, ophouden diminish = verminderen dispose of = zich ontdoen van disposed = geneigd, bereid disprove = weerleggen distort = vervormen, verstoren draw (up)on = een beroep doen op, gebruik maken van dubious = dubieus, onbetrouwbaar elicit = ontlokken, uitlokken, loskrijgen eligible = in aanmerking komend, gepast, geschikt embody = belichamen, insluiten embrace = omarmen, aanvaarden emphasize = benadrukken encroach = opdringen, binnendringen endorse = beamen, bekrachtigen, onderschrijven endure = het uithouden, doorstaan, dulden enforce = uitvoeren, afdwingen enhance =verhogen, versterken entertain = amuseren, vermaken establish = vestigen, vaststellen estimate = schatten, beoordelen evaluate = taxeren, beoordelen, schatten excessive = buitensporig, overdadig exist = bestaan fabric = weefsel, structuur facilitate = vergemakkelijken fasten = vastmaken, bevestigen feminine = vrouwelijke manier van doen forfeit = verspeeld fortify = gesterkt door, beschermd door frantic = dol, uitzinnig generate = opwekken grave = ernstige harbour = haven hazardous = gevaarlijk huge = reusachtig identify = identificeren illuminate = verlicht immodest = onfatsoenlijk impact = uitwerking, effect, invloed imperative = noodzakelijk implicit = impliciet in connection with = in verband met in what respect = in welk opzicht (in)edible = (on)eetbaar indecent = onbeschaafd indicate = aanwijzen, aangeven indispensable = onmisbaar infer = conclusies trekken ingenious = ingenieus, vernuftig, vindingrijzing inherent = eigen aan, inherent aan inhibited = geremd injure = verwonden insist = eisen, erop staan lack = gebrek lenient = soepel, inschikkelijk magnitude = grootte manifest = zichtbaar/duidelijk maken menace = bedreiging merciful = genadig merely = slechts, alleen maar mill/plant/factory = fabriek misfortune = pech, ongeluk modify = aanpassen moist = vochtig muscle = spier muster = zich verzamelen/bijeenkomen mutual = wederzijds notion = concept nurture = (op)voeden obtain = bemachtigen occur = plaatsvinden, zich voordoen oppress = onderdrukken outcome = resultaat overstatement = overdrijving participate = deelnemen peasant = pachtboer peril = gevaar perilous = gevaarlijk perpetual = eeuwige pertinent = relevant phenomenon = fenomeen precede = voorgaan predict = voorspellen predominantly = voornamelijk presumption = veronderstelling proficient = vakkundig, bekwaam pursue = achtervolgen queue = rij quick = snel rate = snelheid rate = koers recede = achteruit gaan, zich terugtrekken recur = terugkeren relentless = meedogenloos require = vereist respite = zonder onderbreking restrain = tegenhouden, bedwingen risk = risico, gevaar root = wortel, basis rural = agrarisch sequel = gevolg, resultaat sequel = vervolg shift = verschuiving signify = betekenen, duiden op similar = gelijke subside = wegzakken, slinken suffice = voldoen suitable = geschikt suppress = onderdrukken the affluent society = de welvaartstaat The Establishment = gevestigde orde to account for = verklaren to aid = helpen to aim at = richten op to apply for = solliciteren voor to apply to = van toepassing zijn op to apply to = zich wenden tot to appoint = benoemen to ascend = stijgen, omhoog gaan to assemble = zich verzamelen to assess = schatten, taxeren to assume = aannemen to assure = verzekeren to avoid = vermijden to be beyond someone = te boven gaan to be concerned with = betreffen, betrekking hebben op to be directed against = gericht zijn tegen to be faced by = geconfronteerd worden met to be subject to = onderhevig zijn aan to cater for = verzorgen, bevoorraden to challenge = uitdagen to coincide = samenvallen to compete = wedijveren, concurreren to compress = samendrukken to conceal = verbergen to conduct = leiden, voeren to contemplate = overwegen to convert = bekeren to cope with = aankunnen, 't hoofd bieden to corner = in de hoek drijven to descend = afdalen to detect = ontdekken to deter = afschrikken, weerhouden to emerge = tevoorschijn komen to emphasize = benadrukken to exaggerate = overdrijven to exceed = te boven gaan to exclude = (uit-), (buiten-) sluiten to extract = uittrekken to fortify = versterken to have in common = gemeen hebben to impel = aanzetten tot to imply = aanhouden, betekenen to impress = indruk maken to interfere = zich bemoeien met to justify = rechtvaardigen to obscure = verduisteren to paraphrase = in andere woorden zeggen to presume = veronderstellen to pronounce = uitspreken to pursue = achtervolgen to quote = citeren to range = variƫren, gaan van to range = rangschikken to reassure = gerust stellen to recommend = aanbevelen to reconcile = verzoenen to reflect (on) = nadenken over to renounce = afzien van to reproach = verwijten to resume = hervatten to retaliate = wraak nemen, vergelden to reveal = onthullen to revert to = terugbrengen tot to scatter = verspreiden to store (up) = opslaan to suffer = lijden aan to suppress = onderdrukken to take into account = rekening houden met to tempt = verleiden tot to tend to = de neiging hebben om te to treat = behandelen, trakteren to yield = opleveren, opgeven topic = onderwerp topical = actueel trait = trek, karaktereigenschap translate = vertalen transparent = doorzichtig undergo = ondergaan understatement = te weinig zeggende bewering undertake = ondernemen (un)sound = (on)gezond, (on)deugdelijk unsuitable = ongeschikt utter = uiten vary = variƫren venture = gevaarlijke onderneming viable = levensvatbaar vital = essentieel vivid = levendig wicked/evil = slecht with reference to = met betrekking tot
Ingezonden op 14-03-2012 - 2626x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
28-10-2012
.
Waardering 6.8 (aantal stemmen: 5)
voting system
1
2
3
4
5
Dit is 1-249
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!