Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
engelse woordjes (annick)
› 0 woordjes (groene boekje)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
engelse woordjes (annick)
0 woordjes (groene boekje)
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to educate = opleiden education = opleiding; onderwijs nursery school / kindergarten = kleuterschool primary school = basisschool secondary school = middelbare school comprehensive (school) = scholengemeenschap grammar school = gymnasium boarding school = kostschool subject = vak to innovate = vernieuwen innovation = vernieuwing innovative = vernieuwend to graduate = afstuderen graduate = afgestudeerde scholarship = studiebeurs to enable = in staat stellen boring / dull / tedious = saai to be bored = zich vervelen to skip = overslaan term = trimester / periode mark / grade = cijfer to pass = slagen voor to fail = zakken voor pass / pass mark = voldoende fail / fail mark = onvoldoende mathematics / maths = wiskunde unless = tenzij average = gemiddeld actually = eigenlijk diary = agend, dagboek relationship = relatie engaged = verloofd engagement = verloving to celebrate = vieren to divorce = scheiden divorce = scheiding because of / on account of = vawege to live together / to cohabit = samenwonen to separate = uit elkaar gaan single = alleenstaand to desert / to abandon = in de steek laten to bring up / to raise = grootbrengen foster parents = pleegouders stepfather = stiefvader relative = familielid orphan = wees ancestor = voorouder to descend (from) = afstammen (van) descandant = afstammeling bachelor = vrijgezel parental = ouderlijk adult = volwassene grown-up = volwassen to regard / to conside = beschouwen acquaintance = kennis striking = opvallend in common = gemeen(schappelijk) among = onder to owe (to) = te danken hebben (aan) human = menselijk appearance = uiterlijk scar = litteken familiar = bekend; vertrouwd tan = bruine kleur sensitive = gevoelig to expose (to) = bloodstellen (aan) exposure = blootstelling sight = gezichtsvermogen perspiration = transpiratie bald = kaal to dye = verven {haar/kleding} muscle = spier plastic surgery = plastische chirugie to remove = verwijderen obese = zwaarlijvig obesity = zwaarlijvigheid slim = slank to slim = afslanken; afvallen features = gelaatstrekken wrinkle = rimpel to resemble / to look like = lijken op resemblance = gelijkenis remarkble = opmerkelijk graceful = gracieus; sierlijk skull = schedel sense = zintuig naked / nude = naakt to vomit / to throw up = overgeven; braken mental = geestelijk insane = krankzinnig common = gewoon; veel voorkomend to cure = genezen incurable = ongeneeslijk physical = lichamelijk in spite of / despite = ondanks to heal = genezen {van wond} to faint = flauwvallen unconscious = bewusteloos conscious = bij bewustzijn hereditary = erfelijk to suffer = lijden ward = afdeling to distinguish = onderscheiden distinction = onderscheid severe = hevig to bury = begraven cemetery = begraafplaats funeral = begrafenis tomb = graftombe mortal = dodelijk (im)mortal = (on)stervelijk coffin = (dood)kist epitaph = grafschrift suicide = zelfmoord poison = gif to poison = vergiftigen poisonous = giftig chips = friet crisps = chips hardly / scarcely / barely = nauwelijks wholesome = gezond {van voedsel} cereal = graanproduct tray = dienblad pie = pasteitje fit / suitable = geschikt peculair / curious = eigenaardig dessert = broodje roll / bun = broodje herb = kruid flavour = smaak to complain = klagen complaint = klacht reasonable = redelijk to feed (fed - fed) / to nourish = voeden nutritious = voedzaam recipe = (kook)recept shortage = tekort famine = hongersnood to starve = van de honger omkomen device / gadget = apparaat(je) to do the dishes / to wash up = afwassen sink = gootsteen to interrupt = onderbreken proverb = spreekwoord gossip = roddel to utter = uiten remark = opmerking to remark = opmerken bilingual = tweetalig native language / native tongue / mother tongue = moedertaal subject = onderwerp chairman = voorzitter dumb = stom to emphasize / to stress = benadrukken emphasis / stress = klemtoon; nadruk fluent = vloeiend to interpret = uitleggen; interpreteren interpreter = tolk to confuse = in verwarring brengen confushing = verwarrend confusion = verwarring account - verslag understatement = understatement; te zwakke uitdrukking narrator = verteller to hesitate = aarzelen hesitation = aarzeling silence = stilte silently = stil; zwijgend to sign = ondertekenen signature = handtekening intial = beginletter; initiaal draft = concept; klad paragraph = alinea to refer to = verwijzen naar reference = verwijzing to omit = weglaten omission = weglating abbreviation = afkorting object = voorwerp to underline = onderstrepen instance = voorbeeld poem = gedicht poet = dichter to compile = samenstellen novel = roman novelist = romanschrijver main character = hoofdpersoon famous = beroemd adaptation = bewerking to deal with (dealt - dealt) = behandelen vivid = levendig review = recensie reviewer = recensent critic = criticus criticism = kritiek to criticize = bekritiseren critical = kritisch ficion = fictie; verzinsel; romans preface = voorwoord to behave = zich gedragen behaviour / conduct = gedrag to punish = straffen punishment = straf rude = onbeschoft to justify = rechtvaardigen justification = rechtvaardiging to admit = toegeven to obey = gehoorzamen to disobey = ongehoorzaam zijn (dis)obedient = (on)gehoorzaam (dis)obedience = (on)gehoorzaamheid obstinate / strubborn = koppig frank / candid = eerlijk; openhartig (in)consistent = (in)consequent inconsistency = inconsequentheid vain = ijdel (dis)honest = (on)eerlijk to deceive = bedriegen honesty = eerlijkheid virtue = deugd vice = ondeugd (dis)loyal = (on)trouw hospitable = gastvrij hospitality = gastvrijheid inclined / liable / apt = geneigd to harass = lastigvallen harassment = intimidatie
Ingezonden op 14-03-2012 - 780x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!